Uitspraak
RECHTBANK limburg
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2016 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
de Deken van de Haagse Orde van Advocaten, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Limburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 14 juli 2016, staat de vraag centraal of eiser misbruik heeft gemaakt van zijn recht om een Wob-verzoek in te dienen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had verzocht om openbaarmaking van informatie met betrekking tot de dekenstandpunten over klachten tegen advocaten. Het primaire besluit van de Deken van de Haagse Orde van Advocaten om deze informatie niet openbaar te maken, werd door eiser bestreden. De rechtbank constateert dat eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen, ondanks een oproeping. Dit leidde tot vragen over de achtergrond van het verzoek en de intenties van eiser.
De rechtbank overweegt dat eiser in totaal eenentwintig beroepen heeft ingediend, allemaal gerelateerd aan de Wob, en dat er aanwijzingen zijn dat het verzoek niet is gedaan met het doel dat de Wob beoogt. De rechtbank concludeert dat het verzoek om openbaarmaking van informatie niet is gedaan met de opzet om daadwerkelijk kennis te nemen van overheidsinformatie, maar eerder om procedures te genereren. Dit wordt versterkt door het feit dat eiser en zijn gemachtigde geen gegronde redenen hebben gegeven voor hun afwezigheid en dat de verzoeken niet zijn ondertekend.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat er sprake is van misbruik van recht en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank benadrukt dat de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen niet kan worden ingeroepen als deze wordt misbruikt, en dat de intentie achter het verzoek van belang is voor de beoordeling van misbruik van recht. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.P. Letschert, in aanwezigheid van griffier mr. A.W.C.M. Frings.