ECLI:NL:RBLIM:2016:9166

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
C/03/226304 / KG ZA 16-494
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitsluiting van leerling van lesprogramma en plaatsing binnen Bovenschoolse Zorgvoorziening

In deze zaak vordert de moeder, als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, dat de stichting Citaverde College hem weer toelaat tot de lessen en andere onderwijsactiviteiten op de vestiging in Horst. De minderjarige zoon, geboren met PDD-NOS, is in de afgelopen jaren meerdere keren geschorst vanwege gedragsproblemen. Na een incident in februari 2016 heeft Citaverde besloten om de leerling tijdelijk te plaatsen binnen een Bovenschoolse Zorgvoorziening (BZV). De moeder is het hier niet mee eens en stelt dat de uitsluiting van haar zoon van het lesprogramma onrechtmatig is.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitsluiting van de leerling van het lesprogramma zonder een formeel schorsings- of verwijderingsbesluit niet rechtmatig is. De rechter stelt vast dat de leerling momenteel niet is geschorst of verwijderd en dat de procedure tot verwijdering niet is doorgezet. Citaverde heeft de leerling zonder instemming van de moeder geplaatst binnen de BZV, wat volgens de rechter gelijkstaat aan een verwijdering. De voorzieningenrechter oordeelt dat de moeder recht heeft op toegang tot het onderwijs voor haar zoon en dat Citaverde in de proceskosten moet worden veroordeeld. De gevorderde dwangsom wordt vastgesteld op € 500,-- per dag voor iedere dag dat Citaverde niet aan de uitspraak voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/226304 / KG ZA 16-494
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2016
in de zaak van
[de moeder] , als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [minderjarige zoon],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. I.P.M. Boelens te Zeist,
tegen
de stichting
STICHTING CITAVERDE COLLEGE,
gevestigd te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.A. Berendsen te Heerlen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met de moeder en Citaverde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de zijdens eiseres ingestuurde producties 1 tot en met 10
  • de zijdens gedaagde ingestuurde producties 1 tot en met 22
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige zoon] , geboren op [geboortedag] 200, is de minderjarige zoon van de moeder. Bij [minderjarige zoon] is in 2012 de diagnose PDD-NOS gesteld.
2.2.
In 2013 is [minderjarige zoon] begonnen op de vestiging van Citaverde in Horst.
2.3.
In de periode van juni 2014 tot juni 2015 wordt [minderjarige zoon] een aantal malen door Citaverde geschorst vanwege pesten, ongeoorloofd verzuim en gebruik van fysiek geweld tegen mede-leerlingen. Op 5 februari 2016 heeft [minderjarige zoon] een vriend/klasgenoot lichamelijk letsel toegebracht omdat hij dacht dat deze zijn vriendin probeerde af te pakken. Van deze mishandeling wordt aangifte gedaan bij de politie en [minderjarige zoon] wordt vanwege dit incident op 23 februari 2016 door Citaverde voor twee dagen geschorst.
2.4.
In een op 15 februari 2016 gehouden gesprek tussen Citaverde, de moeder en [minderjarige zoon] laat Citaverde weten handelingsverlegen te zijn. Citaverde maakt kenbaar dat zij vanwege het incident van 5 februari 2016 als school de veiligheid van de leerlingen niet te kunnen waarborgen. Afgesproken wordt dat [minderjarige zoon] zal worden aangemeld bij het Ondersteuningsloket om de juiste onderwijsbehoefte van [minderjarige zoon] in beeld te brengen.
2.5.
Op 3 maart 2016 heeft een GZ-psycholoog ten behoeve van de aanvraag bij het Ondersteuningsloket, een zogenaamd HGPD/OPP rapport opgesteld.
2.6.
Op 14 maart 2016 heeft bij het Ondersteuningsloket een gesprek plaatsgevonden over [minderjarige zoon] . Het Ondersteuningsloket signaleert een verschil tussen de door Citaverde aan de ene kant en de moeder aan de andere kant beschreven ondersteuningsbehoeften voor [minderjarige zoon] en adviseert dat de school extra begeleidingsmogelijkheden gaat verkennen. In de op 18 april 2016 gemaakte aanvulling op dat advies, wordt voorgesteld [minderjarige zoon] tijdelijk te plaatsen bij de Bovenschoolse Zorgvoorziening (BZV) om te kijken naar zijn onderwijsbehoeften, leerbaarheid en welke vorm van onderwijs het beste bij hem past.
2.7.
Op 23 maart 2016 wordt in een gesprek tussen de moeder, de gezinscoach, de leerplichtambtenaar en de instroomcoördinator VSO de Velddijk in Venlo afgesproken dat [minderjarige zoon] een aangepast programma gaat volgen. Dit werkt onvoldoende.
Bij brief van 3 juni 2016 heeft Citaverde aan de moeder het voorstel gedaan om [minderjarige zoon] te detacheren bij de BZV. Daarbij heeft Citaverde kenbaar gemaakt dat bij gebreke van medewerking aan die detachering een procedure tot verwijdering van [minderjarige zoon] zal worden gestart.
2.8.
Bij brief van 24 juni 2016 heeft Citaverde aan de moeder het voornemen kenbaar gemaakt dat de procedure voor de verwijdering van [minderjarige zoon] in gang wordt gezet en dat [minderjarige zoon] wordt geschorst tot het moment dat de verwijdering definitief is.
2.9.
Bij brief van 29 augustus 2016 heeft Citaverde aan de advocaat van [minderjarige zoon] bericht dat geen uitvoering wordt gegeven aan een procedure tot verwijdering een dat [minderjarige zoon] tijdelijk wordt geplaatst op de BZV en ingeschreven blijft bij Citaverde.
2.10.
Bij brief van 19 september 2016 heeft Citaverde aan de moeder medegedeeld dat de schorsing met ingang van die datum is geëindigd, dat [minderjarige zoon] wordt uitgesloten van het lesprogramma binnen Citaverde en wordt overgedragen aan de BZV.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om Citaverde te veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, [minderjarige zoon] weer toe te laten tot de lessen en andere onderwijsactiviteiten van de vierde klas op de vestiging Horst van het Citaverde college, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen voorziening, op straffe van een dwangsom van € 1000,-- per dag, althans een goede justitie te bepalen dwangsom, met veroordeling van Citaverde in de kosten van de procedure.
3.2.
Citaverde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldaan aan het vereiste spoedeisende belang van de moeder bij de onderhavige vordering. [minderjarige zoon] heeft vanwege de eerdere schorsing in afwachting van een definitieve verwijdering en de nu aan de orde zijnde uitsluiting van het lesprogramma binnen Citaverde en de overdracht van [minderjarige zoon] aan de BZV (die door de moeder niet als (geschikt) onderwijs wordt aangemerkt) al geruime tijd geen onderwijs genoten.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil, en ook de voorzieningenrechter gaat er vanuit, dat [minderjarige zoon] momenteel niet is geschorst en evenmin is verwijderd van Citaverde. Ter zitting heeft Citaverde in dat verband verklaard dat de aanvankelijk ingezette verwijderingsprocedure niet is doorgezet zodat daarmee, zoals ook in de brief van 19 september 2016 (door Citaverde als productie 19 in het geding gebracht) aan de moeder wordt bericht, de schorsing is geëindigd. Citaverde heeft ter zitting verder bevestigd dat deze brief, waarin het besluit tot plaatsing van [minderjarige zoon] binnen de BZV bekend wordt gemaakt, geen verwijderingsbesluit behelst. [minderjarige zoon] blijft namelijk ingeschreven bij Citaverde en kan onderwijs volgen op de BZV. Daar is volgens Citaverde een prikkelarme omgeving met betere begeleiding, waardoor [minderjarige zoon] beter kan functioneren en tevens kan worden onderzocht wat de beste onderwijsvorm is voor [minderjarige zoon] . Het volgen van onderwijs in de vestiging te Horst acht Citaverde vanwege veiligheidsrisico’s niet gewenst.
4.3.
In deze zaak staat centraal de vraag of de uitsluiting van [minderjarige zoon] van het lesprogramma op de vestiging van Citaverde in Horst, zonder dat van een schorsing en/of verwijderingsbesluit sprake is, rechtmatig is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende redengevend geacht.
4.4.
Partijen hebben, met betrokkenheid van het Ondersteuningsloket, vanwege door Citaverde gestelde handelingsverlegenheid ten aanzien van [minderjarige zoon] , gesprekken gevoerd over (tijdelijke) plaatsing van [minderjarige zoon] binnen de BZV. Het was Citaverde duidelijk dat de moeder daar niet aan mee wilde werken. Uit de brief van 29 augustus 2016 van Citaverde aan de advocaat van de moeder volgt, dat met name die weigering de reden vormde voor het starten van een verwijderingsprocedure. Citaverde heeft echter zonder nadere toelichting en zonder dat de moeder alsnog akkoord ging met plaatsing van [minderjarige zoon] binnen de BZV, die verwijderingsprocedure weer beëindigd en [minderjarige zoon] binnen de BZV geplaatst. Voor het staken van de verwijderingsprocedure bestonden volgens Citaverde geen formele beletselen. De enige verklaring die Citaverde heeft gegeven, is dat de hoop bestond dat de moeder alsnog zou instemmen met plaatsing bij BZV. Nu dit niet het geval is en [minderjarige zoon] de toegang tot de lessen in Horst wordt ontzegd, heeft de met deze plaatsing gepaard gaande ontzegging de reguliere lessen in Horst te volgen, het karakter van een verwijdering, die niet in overeenstemming is met artikel 14 van het Inrichtingsbesluit WVO.
4.5.
Citaverde heeft ter zitting, onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter Haarlem van 17 oktober 2011, betoogd dat de ontzegging van [minderjarige zoon] tot de toegang tot de lessen in Horst en plaatsing binnen de BZV in Venlo, behoort tot de bevoegdheid van Citaverde om het onderwijs naar eigen bevinden in te richten. De voorzieningenrechter vindt in die uitspraak onvoldoende steun om Citaverde in haar standpunt te volgen. In de casus van de aangehaalde uitspraak hadden de ouders van de leerling de keuze gemaakt voor een vorm van onderwijs waaraan de school, binnen haar vrijheid om het onderwijs naar eigen bevinden in te richten, een internaatverplichting had verbonden. Dat is hier anders. De moeder heeft gekozen voor onderwijs zoals gegeven op de vestiging van Citaverde in Horst en Citaverde heeft tegen haar wil de onderwijsvorm en de plaats waar dit gegeven wordt, ingrijpend gewijzigd. Daarmee is Citaverde getreden buiten de normale kaders van de bevoegdheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten.
Daar komt bij dat Citaverde door aldus te handelen, aan de moeder de mogelijkheid heeft onthouden om door de Geschillencommissie passend onderwijs, te laten toetsen of [minderjarige zoon] op deugdelijke gronden niet meer wordt toegelaten tot het onderwijs van Citaverde in Horst. Dit terwijl in die commissie de deskundigheid aanwezig is om te beoordelen of het onderwijs bij de vestiging van Citaverde in Horst voor [minderjarige zoon] passend is.
4.6.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de gevorderde veroordeling van Citaverde om [minderjarige zoon] toe te laten tot het onderwijs op Citaverde in Horst, toewijsbaar is. Voor toelating tot onderwijs in de vierde klas is evenwel geen grond. Citaverde heeft immers gemotiveerd en onweersproken gesteld dat [minderjarige zoon] niet voldeed aan de vereisten om over te gaan naar de vierde klas. Daarom moet [minderjarige zoon] worden toegelaten tot de derde klas.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te beperken tot een bedrag van € 500,-- per dag.
4.8.
Citaverde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de moeder worden begroot op:
- dagvaarding € 103,76
- griffierecht 79,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 998,76

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Citaverde om binnen één week na betekening van dit vonnis, [minderjarige zoon] weer toe te laten tot de lessen en alle andere onderwijsactiviteiten van de derde klas op de vestiging Horst van Citaverde, zolang Citaverde niet op rechtmatige wijze van haar onderwijsplicht jegens [minderjarige zoon] is ontheven,
5.2.
veroordeelt Citaverde om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag dat Citaverde niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.3.
veroordeelt Citaverde in de proceskosten, aan de zijde van de moeder tot op heden begroot op € 998,76,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2016. [1]

Voetnoten

1.type: CB