In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 februari 2016 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M. Smits, had bezwaar gemaakt tegen een handhavingstraject dat was opgestart naar aanleiding van een verzoek van zijn buurman, belanghebbende, die overlast ondervond van de door eiser gehouden huisdieren, in dit geval vogels. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de procedure, omdat de beslissing op bezwaar geen wijziging in zijn rechten en plichten met zich meebracht. Eiser had aangevoerd dat hij in een onzekere rechtspositie werd gebracht door de opdracht om het aantal vogels terug te brengen tot gemiddeld 30 per jaar, maar de rechtbank oordeelde dat het afwachten van een last onder dwangsom voor eiser niet onevenredig bezwarend was. De rechtbank concludeerde dat het voornemen van verweerder om een last onder dwangsom op te leggen geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en verklaarde de beroepen van eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.