ECLI:NL:RBLIM:2016:976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2717u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake handhaving van bouw- en gebruiksvoorschriften met betrekking tot huisdieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 februari 2016 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M. Smits, had bezwaar gemaakt tegen een handhavingstraject dat was opgestart naar aanleiding van een verzoek van zijn buurman, belanghebbende, die overlast ondervond van de door eiser gehouden huisdieren, in dit geval vogels. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de procedure, omdat de beslissing op bezwaar geen wijziging in zijn rechten en plichten met zich meebracht. Eiser had aangevoerd dat hij in een onzekere rechtspositie werd gebracht door de opdracht om het aantal vogels terug te brengen tot gemiddeld 30 per jaar, maar de rechtbank oordeelde dat het afwachten van een last onder dwangsom voor eiser niet onevenredig bezwarend was. De rechtbank concludeerde dat het voornemen van verweerder om een last onder dwangsom op te leggen geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en verklaarde de beroepen van eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB/ROE 15/2717 en AWB/ROE 15/2718
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 februari 2016 in de zaken tussen
[naam], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J.M. Smits),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder
(gemachtigde: mr. C.H.J.M. Michels).
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder [belanghebbende] (buurman van eiser, hierna: belanghebbende) meegedeeld zijn verzoek om handhaving deels in te willigen. Ten aanzien van de overschrijding van het aantal bebouwde vierkante meters zal een handhavingstraject worden opgestart. Met betrekking tot het gebruik van de woning (door eiser) is, volgens verweerder, geen sprake van strijdig gebruik.
Bij besluit van 27 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 juli 2015 (het voornemen) heeft verweerder eiser meegedeeld dat verweerder voornemens is om eiser een last onder dwangsom op te leggen tot het: binnen
4 weken: terugbrengen van het aantal m2 aan bijbehorende bouwwerken zodat sprake is van vergunningsvrij bouwen en gebruik in de zin van de Wabo; het verwijderen van de hondenren dan wel een omgevingsvergunning hiervoor aanvragen ter legalisering van dit bouwwerk; ingaande 1 juli 2016: terugbrengen van het aantal te houden vogels tot gemiddeld 30 vogels per jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit en het voornemen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2016. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Bij brief van 20 oktober 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbende verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de door belanghebbende ondervonden overlast van de door eiser op zijn perceel (aan de [adres perceel] ) gehouden huisdieren (vogels). Op 3 december 2014 heeft een controle op voormeld adres plaatsgevonden door medewerkers van verweerder, waarbij is geconstateerd dat in het achtererf een volière is gebouwd en dat sprake is van een overschrijding van het maximaal toegestane aantal m2 aan bijgebouwen.
2. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat belanghebbende in Duitsland woont. Zijn belang is daarmee niet zodanig dat dit noopt tot handhavend optreden. Verder stelt eiser dat er tegen andere vogelliefhebbers in de gemeente niet handhavend wordt opgetreden. Eiser is van mening dat het houden van 40 of meer halsbandparkieten, rosella’s en lorri’s in overeenstemming is met de woonfunctie/-bestemming van zijn perceel. Voorts stelt eiser dat hij in een onzekere rechtspositie wordt gebracht door de opdracht het aantal vogels terug te brengen tot gemiddeld 30 per jaar. Onduidelijk is immers hoe dit berekend moet worden.
Eiser is ook van mening dat voormelde opdracht (last) onevenredig bezwarend voor hem is, omdat hij iedere mutatie in het vogelbestand zal moeten vastleggen. Ten slotte stelt eiser dat het onderzoek door verweerder naar de gestelde geluidsoverlast onvoldoende zorgvuldig is geweest.
De rechtbank overweegt als volgt.

3.Over de beslissing op bezwaar van 27 juli 2015 (het bestreden besluit:

AWB 15/2717) overweegt de rechtbank het volgende.
4. Verweerder stelt in zijn verweerschrift van 29 september 2015 dat eiser geen procesbelang heeft bij onderhavige procedure, omdat als gevolg van de beslissing op bezwaar geen wijziging optreedt in zijn rechten en plichten.
5. Voldoende procesbelang wordt, ingevolge vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld: ECLI:NL:CRVB:2007:BA6367), aangenomen als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis kan hebben.
6. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 30 oktober 2015 de rechtbank meegedeeld dat eiser er belang bij heeft dat er duidelijkheid ontstaat over de rechten en plichten die hij heeft als het gaat om de vraag welke vogels en hoeveel (vogels) hij mag houden en onder welke voorwaarden dat kan. Het is, volgens eiser, voor hem zeer belastend als hij een daadwerkelijke last moet afwachten.
7. De rechtbank overweegt over de vraag of eiser voldoende procesbelang heeft bij deze procedure als volgt. In het bestreden besluit is weliswaar vermeld dat eiser zal worden verzocht het aantal te houden vogels ingaande 1 juli 2016 terug te brengen tot gemiddeld 30 per jaar, maar tevens dat de weigering om handhavend op te treden tegen het gebruik (van het perceel) door eiser wordt gehandhaafd. Dit betekent, naar het oordeel van de rechtbank, dat de door eiser gewenste zekerheid ten aanzien van zijn vogels in deze procedure niet kan worden bereikt.
8. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat eiser onvoldoende procesbelang heeft bij onderhavige procedure (de rechtbank verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV1777). Het beroep van eiser gericht tegen het bestreden besluit moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
9. Over verweerders brief van 27 juli 2015 (het voornemen: AWB 15/2718) overweegt de rechtbank het volgende.
10. Ingevolge artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
11. Aangezien het hier een voornemen betreft om eiser een last onder dwangsom op te leggen is de brief van 27 juli 2015 een voorbereidingshandeling en niet op rechtsgevolg gericht (en derhalve geen besluit).
12. Over eisers stelling dat sprake zou zijn van een zogenaamd bestuurlijk rechtsoordeel overweegt de rechtbank dat ingevolge vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2009:BJ1862) een bestuurlijk rechtsoordeel, in uitzonderingssituaties, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, als besluit moet worden aangemerkt. Daarvoor is in ieder geval vereist dat het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit, met name betreffende handhaving of vergunningverlening, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen.
13. Het is de rechtbank evenwel niet gebleken dat het afwachten door eiser van het opleggen door verweerder van een last onder dwangsom voor hem onevenredig bezwarend zou zijn. In dit verband heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting ook verklaard dat bij het bepalen van de begunstigingstermijn rekening zal worden gehouden met het feit dat sprake is van levende dieren (vogels). Tegen een dergelijk besluit van verweerder kan eiser bezwaar maken en (voor zover noodzakelijk) een verzoek om een voorlopige voorziening indienen.
14. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het voornemen geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat het hiertegen gerichte beroep van eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

15.De beroepen van eiser zijn niet-ontvankelijk.

16.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers (voorzitter), en mr. C.M. Nollen en
mr. P.J. Voncken, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2016.
w.g. E.W. Seylhouwer,
griffier
w.g. E.J. Govaers,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 februari 2016
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.