Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift van 2 mei 2017
- het verweerschrift, tevens houdende een tegenverzoek
- de akte aanvullende producties van 12 juni 2017 van de zijde van [verzoeker]
- de akte aanvullende producties van 2 november 2017 van de zijde van [verzoeker]
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
total lossverklaard. De andere auto werd bestuurd door een verzekerde van Achmea en Achmea heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade van [verzoeker] .
[…]
Cliënt is aangewezen op rugsparend werk. [...]
3.Het geschil
4.De beoordeling
ware dit anders dan zou de predispositieleer over de band van het condicio sine qua non-verband worden uitgehold” (conclusie OM bij HR 12 februari 2015, ECLI:NL:PHR:2014:2280). Uitgangspunt van de predispositieleer waar deze uitspraak op doelt, is dat de aansprakelijke partij de gelaedeerde moet nemen zoals hij is, ook als diens predisposities tot schade leiden die bij andere personen niet zou optreden. Wel kunnen gelijktijdige oorzaken een factor vormen waarmee bij de begroting van de schade rekening valt te houden. Een oordeel daarover valt echter buiten het bestek van dit deelgeschil.
aspecifieke rugklachten bij pre-existente idiopathische scoliose van de lumbale wervelkolom”. Achmea leidt hieruit af dat de scoliose de rugklachten veroorzaakt. Aangezien [verzoeker] voorafgaand aan het ongeval geen rugklachten had, komt de stelling van Achmea er op neer dat, tegelijk met het plaatsvinden van het ongeval, uitsluitend de scoliose de rugklachten heeft veroorzaakt. De enige aanwijzing die Achmea hiervoor aanvoert, is voormeld citaat uit het rapport van Van Laarhoven, maar de rechtbank leest hierin slechts dat er voorafgaand aan het ongeval scoliose was en dat er na het ongeval rugklachten zijn ontstaan. Uit het woordje ‘bij’ blijkt immers nog niet dat er naar de mening van Van Laarhoven sprake is van correlatie, laat staan van causaliteit. Dat tegelijk met het plaatsvinden van het auto-ongeluk maar overigens geheel los daarvan de rugklachten zijn ontstaan door de scoliose, is bovendien dermate onaannemelijk dat, aangezien een nadere onderbouwing ontbreekt, de rechtbank aan deze betwisting voorbij zal gaan.