ECLI:NL:RBLIM:2017:12008

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 552
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van strafontslag en afwijzing bijstandsverzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen zijn strafontslag. Eiser, die werkzaam was bij de gemeente Venlo, had zijn dienstverband per 15 juli 2016 verloren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij te laat beroep had ingesteld tegen het ontslag. De termijnoverschrijding werd niet verschoonbaar geacht, waardoor het strafontslag in rechte vaststond. De rechtbank oordeelde verder dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen recht had op (algemene) bijstand vanwege de hoogte van zijn vermogen.

De rechtbank behandelde ook de afwijzing van eisers verzoek om bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had onderzocht of het bezwaren of de verkoop van de eigen woning van eiser redelijkerwijs kon worden verlangd. Eiser had in beroep aangevoerd dat er geen dringende reden voor zijn ontslag was, en dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feiten. De rechtbank concludeerde echter dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden, en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij toestemming had voor het meenemen van gemeente-eigendommen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/552
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2017 in de zaak tussen
[naam 1], te [plaatsnaam] , eiser
(gemachtigde: mr. R.M.M. Menting),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder
(gemachtigde: mr. R. Bastings).
Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij per 15 juli 2016 recht heeft op een werkloosheidsuitkering, maar dat deze niet wordt uitbetaald omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden.
Bij besluit van 16 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eisers dienstverband is door zijn werkgever (de gemeente Venlo) per 15 juli 2016 beëindigd. De rechtbank verwijst voor wat betreft de feiten die hieraan ten grondslag hebben gelegen naar haar uitspraak in de zaak AWB 17/963 AW.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat het recht of de hoogte van de WW-uitkering nog niet kan worden vastgesteld vanwege de procedure van eiser tegen zijn ontslagbesluit. Zolang de WW-uitkering nog niet is vastgesteld kan een voorschot worden verstrekt, waarbij rekening moet worden gehouden met de te verwachten hoogte van de uitkering. In dit verband stelt verweerder dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat er sprake is geweest van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dit betekent dat er sprake is van verwijtbare werkloosheid.
3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat er geen sprake is van een dringende reden, aangezien hij uitdrukkelijk betwist dat hij de goederen zonder toestemming heeft meegenomen. In dit verband stelt hij dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de aanwezigheid van een dringende reden. Eiser is voorts van mening dat het recht op uitkering wel degelijk kan worden vastgesteld, omdat vooralsnog van de juistheid van het ontslagbesluit van de gemeente Venlo moet worden uitgegaan.

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van de Beleidsregels voorschotverstrekking WW betaalt het UWV een voorschot op de uitkering indien er onzekerheid bestaat omtrent het recht op of de hoogte van de uitkering.
Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld: ECLI:NL:CRVB:2011:BU7207) dat een voorschot de definitieve toekenning van een WW-uitkering zoveel mogelijk moet benaderen. Dat betekent dat een voorschot op nihil moet worden gesteld als de verwachting gerechtvaardigd is dat een WW-uitkering blijvend geheel zal worden geweigerd.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, onder a van de Werkloosheidswet (WW) voorkomt de werknemer dat hij: verwijtbaar werkloos wordt.
De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden indien:
a. aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de WW brengt het UWV een bedrag blijvend op de uitkering in mindering indien de werknemer een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, niet is nagekomen, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht een voorschot op een mogelijke uitkering heeft toegekend, omdat vanwege eisers beroep tegen zijn ontslagbesluit nog niet in rechte vaststaat dat hij per 15 juli 2016 werkloos is geworden.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is van een (objectief) dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 van het BW. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser zich na een voorwaardelijk strafontslag wederom, binnen de gestelde proeftijd, schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij toestemming had voor het meenemen en privégebruik van enveloppen en briefpapier van de gemeente. In dit verband is van belang dat blijkens de gedingstukken eisers leidinggevenden hebben ontkend eiser daarvoor toestemming te hebben verleend.
7. Over eisers stelling dat het gestelde plichtsverzuim niet zou hebben plaatsgevonden in zijn proefperiode (maar daarvoor in 2014) overweegt de rechtbank dat uit de gedingstukken blijkt dat de politie tijdens de huiszoeking bij eiser postzegels en enveloppen met legoblokjes, die reeds voorzien waren van een adres, heeft aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat hieruit moet worden afgeleid dat eisers ruilhandel (ook) gaande was ten tijde van de proeftijd. Dit betekent dat ook tijdens de proeftijd sprake is geweest van plichtsverzuim.
8. Over de verwijtbaarheid van de werkloosheid overweegt de rechtbank dat eiser als gevolg van het voorwaardelijk ontslag een ‘gewaarschuwd man’ was en dus had moeten beseffen dat zijn gedrag zou kunnen leiden tot een strafontslag.
9. Dit betekent (vooralsnog) dat het ervoor moet worden gehouden dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden en dat verweerder het voorschot terecht op nihil heeft gesteld.

10.Het beroep is ongegrond.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 december 2017
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.