Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- Co-Flex te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [verzoekende partij] ter hoogte van € 30.000,00,
- Co-Flex te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding aan [verzoekende partij] ter hoogte van € 15.120,00 bruto,
- Co-Flex te veroordelen tot betaling van een vergoeding ter hoogte van € 17.892,00 bruto als gevolg van de onregelmatige opzegging van het dienstverband,
- Co-Flex te veroordelen tot het opmaken en uitbetalen van een reguliere eindafrekening aan [verzoekende partij] , uit hoofde waarvan [verzoekende partij] aanspraak maakt op een bedrag van € 2.034,67 bruto aan pro rata vakantiegeld en een bedrag van € 1.911,72 bruto uit hoofde van resterende verlofaanspraken,
- Co-Flex te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
“ [X] ! [X] !”schreeuwen. Zij zijn toen snel de kamer ingegaan. De dochter van [verzoekende partij] , ook werkzaam bij Co-Flex, schreeuwde:
“Pap niet doen!”. Medewerker [F] heeft [verzoekende partij] van [B] af moeten trekken. [B] is toen de kamer uitgegaan. Even later is [verzoekende partij] hem achterna gekomen en heeft gevraagd of hij nog een klap wilde. Medewerkers zijn er toen tussen gesprongen. Niet veel later heeft [verzoekende partij] het pand verlaten.
“ [X] … [X] ”hoorden schreeuwen. De dochter van [verzoekende partij] is toen naar het kantoor van haar vader gelopen en beide getuigen hoorden haar roepen
“Pap niet doen”.
“Waar is hij, dan krijgt hij nog een paar klappen”.[F] verklaart dat hij [verzoekende partij] vervolgens heeft tegengehouden. Deze verklaring strookt weliswaar niet met de verklaring van [B] , maar wel met de verklaring van [D] en [E] .
“Deze kosten hebben niets te maken met de uitvoering van het werk van [verzoekende partij] , het betreft een privé-kwestie waar Co-Flex niets mee van doen heeft”.Zo bezien is sprake van een lening die Co-Flex met een ieder aangegaan zou kunnen zijn, een arbeidsrechtelijke grondslag is niet aan de orde. Het feit dat Co-Flex de lening wellicht aan [verzoekende partij] heeft willen verstrekken omdat deze een werknemer van haar is maakt dat niet anders. Daardoor is er immers nog steeds geen sprake van een arbeidsrechtelijke grondslag. De conclusie is dan ook dat deze vordering geen verband houd met het einde van de arbeidsovereenkomst.