ECLI:NL:RBLIM:2017:2517

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
5598691 \ AZ VERZ 16-445
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, SAMSAN B.V., h.o.d.n. Olympia Uitzendbureau Roermond. De werkneemster, die sinds juni 2014 in dienst was, werd op 1 november 2016 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na de constatering dat zij vertrouwelijke bestanden van haar werkgever naar haar privé-e-mailadres had gestuurd. De werkneemster verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto toe te kennen, alsook een transitievergoeding van € 1.949,00 bruto. De werkgever voerde verweer en deed een tegenverzoek tot afgifte van de bestanden die de werkneemster mogelijk nog onder zich had.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter stelde vast dat de werkneemster niet onrechtmatig had gehandeld door de bestanden naar haar privé-e-mailadres te sturen, aangezien er geen regels waren die dit verbieden. Het ontslag werd vernietigd en de werkneemster kreeg recht op een billijke vergoeding van € 2.165,83, gelijk aan haar bruto maandsalaris, en de transitievergoeding van € 1.949,00. Het tegenverzoek van de werkgever werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de werkneemster nog over de bestanden beschikte. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5598691 \ AZ VERZ 16-445
5609936 \ AZ VERZ 16-464
Beschikking van de kantonrechter van 20 maart 2017
in de zaak van:
[werkneemster],
wonend [adres werkneemster] ,
[woonplaats werkneemster] ,
werkneemster
gemachtigde mr. L.A.M. Plantaz,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het tegenverzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SAMSAN B.V.,
h.o.d.n. OLYMPIA UITZENDBUREAU ROERMOND,
gevestigd te Weert,
werkgever
gemachtigde mr. J.M. Pals,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het tegenverzoek.
Partijen zullen hierna [werkneemster] en Olympia worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 21 december 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift strekkende tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet dan wel het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW
- het op 10 februari 2017 ter griffie ingekomen verweerschrift tevens houdende het tegenverzoek,
- de mondelinge behandeling d.d. 20 februari 2017.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren op [geboortedag werkneemster] 1991 is op 10 juni 2014 bij Olympia in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van intercedente tegen een loon van € 2.165,83 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
[werkneemster] is aanvankelijk bij Olympia gestart als stagiaire en de stageperiode is daarna overgegaan in een vast dienstverband.
2.3.
[werkneemster] heeft Olympia op 28 oktober 2016 laten weten dat zij voornemens is haar baan bij Olympia op te zeggen tegen 1 januari 2017 vanwege het aanvaarden van een baan elders.
2.4.
Olympia heeft na ontvangst van de opzegbrief op 31 oktober 2016 aan [werkneemster] voorgesteld om de helft van de maand november 2016 verlof op te nemen, waarna zij voor de andere helft van die maand zou worden vrijgesteld van werk onder doorbetaling van loon.
2.5.
[werkneemster] heeft op 31 oktober 2016 op verzoek van de operationeel manager van Olympia, mevrouw [X] , de inloggegevens van haar Olympia-account afgegeven en zij is vervolgens huiswaarts gegaan.
2.6.
[werkneemster] volgt de HBO-opleiding HRM en Psychologie. Zij heeft in dat verband een verzoek gericht aan de examencommissie teneinde de door haar gevolgde interne opleidingen bij Olympia te laten omzetten in studiepunten. [werkneemster] is op 20 oktober 2016 uitgenodigd voor een gesprek met de examencommissie op 2 november 2016.
2.7.
Olympia heeft op 31 oktober 2016 om 14.30 uur geconstateerd dat [werkneemster] bestanden vanuit haar Olympia-account heeft doorgestuurd naar haar privé-mailadres. Olympia heeft daarop [werkneemster] op 1 november 2016 op staande voet ontslagen.
2.8.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 9.2. een geheimhoudingsbeding op genomen dat als volgt luidt:
“Werkneemster houdt zich, zowel tijdens als na het einde van de dienstbetrekking, aan de geheimhouding omtrent alle gegevens betreffende of verband houdende met de onderneming van werkgever of ondernemingen die tot de Olympia groep behoren en de afzonderlijke vestigingen. Werkneemster zal zich meer in het bijzonder zowel tijdens als na het einde van de dienstbetrekking onthouden van schadelijke mededelingen”.

3.Het geschil

3.1.
[werkneemster] verzoekt in deze procedure:
Primair
  • veroordeling van Olympia om aan [werkneemster] binnen 2 dagen na deze beschikking een billijke vergoeding te betalen van € 15.000,00 bruto;
  • veroordeling van Olympia om aan [werkneemster] binnen 2 dagen na deze beschikking de transitievergoeding te betalen van € 1.949,00 bruto;
Subsidiair
  • het ontslag op staande voet te vernietigen;
  • veroordeling van Olympia om aan [werkneemster] binnen 2 dagen na deze beschikking een schadevergoeding ter hoogte van (in ieder geval) één bruto maandsalaris (inclusief vakantietoeslag) te voldoen wegens het schenden van de opzegtermijn, dan wel aan [werkneemster] binnen 2 dagen na het wijzen van deze beschikking het achterstallige salaris te voldoen (in ieder geval) van één bruto maandsalaris (inclusief vakantietoeslag), dit alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
primair en subsidiair
  • Olympia te veroordelen tot het opmaken van een correcte eindafrekening en binnen 2 dagen na het wijzen van de beschikking het bedrag dat op grond van deze eindafrekening aan [werkneemster] verschuldigd is, aan [werkneemster] te voldoen, welk bedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
  • Olympia te veroordelen om binnen 2 dagen na het wijzen van de beschikking ter zake de eindafrekening aan [werkneemster] een correcte bruto/netto-specificatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00;
  • veroordeling van Olympia om aan [werkneemster] binnen 2 dagen na deze beschikking de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen;
  • Olympia te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Olympia heeft verweer gevoerd.
3.3.
Bij wijze van tegenverzoek wordt door Olympia verzocht [werkneemster] te veroordelen tot afgifte van alle stukken, bestanden en alle documentatie die zij onrechtmatig onder zich heeft, een en ander zoals verwoord in de brief van de raadsman van Olympia van
15 november 2016 (bijlage A bij verweerschrift) en wel binnen 3 werkdagen na betekening van deze beschikking op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [werkneemster] niet of niet volledig aan de veroordeling gevolg heeft gegeven.
3.4.
[werkneemster] heeft verweer tegen het tegenverzoek gevoerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter – gezien de processtukken en gehoord partijen ter zitting van 20 februari 2017 – overweegt als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Olympia als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [werkneemster] , die ten gevolge hebben dat van Olympia redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen.
4.3.
[werkneemster] heeft als meest verstrekkende verweer naar voren gebracht dat het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven is. Olympia zou op 31 oktober 2016 hebben geconstateerd dat [werkneemster] het geheimhoudingsbeding overtreden zou hebben, terwijl zij pas een dag daarna, op 1 november 2016, is overgegaan tot het ontslag op staande voet.
Olympia stelt zich op het standpunt dat zij aan de onverwijldheidseis heeft voldaan.
4.4.
Onweersproken staat vast dat Olympia in de late namiddag van 31 oktober 2016 heeft geconstateerd dat [werkneemster] bestanden vanuit haar Olympia-account naar haar privé-
e-mailadres heeft verstuurd. Olympia ontbiedt [werkneemster] vervolgens een dag later op kantoor - 1 november 2016 om 08.30 uur –, waarbij zij [werkneemster] het ontslag op staande voet aanzegt. De kantonrechter stelt vast dat tussen de door Olympia gedane constatering en de ontslagaanzegging nog geen 17 uren zijn gelegen, waar het voor de helft ook nog eens nachtelijke uren betreft. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Olympia in deze kwestie adequaat gereageerd en [werkneemster] binnen een alleszins acceptabele termijn het ontslag op staande voet meegedeeld. Niet valt in te zien binnen welke kortere termijn Olympia had kunnen handelen. De kantonrechter komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat het ontslag dient te worden beschouwd als zijnde onverwijld gegeven.
4.5.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 1 november 2016, dat [werkneemster] zich schuldig zou hebben gemaakt aan het doorsturen van vertrouwelijke en geheime gegevens naar haar privé-mail. Het zou hierbij onder meer gaan om klant- en prospectgegevens. [werkneemster] zou met deze handelwijze de contractuele geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
4.6.
Vast staat dat [werkneemster] op 31 oktober 2016 een aantal bestanden van haar Olympia-account naar haar privé-e-mailadres heeft verzonden. [werkneemster] betwist dat er sprake is van schending van de contractuele geheimhoudingsplicht. [werkneemster] heeft in het verzoekschrift als ook ter zitting aangegeven dat zij de gegevens die zij aan zichzelf heeft toegestuurd nodig had ter voorbereiding op een gesprek met de examencommissie op 2 november 2016. [werkneemster] heeft voorts aangegeven dat het veelal om stukken gaat die zij zelf – weliswaar veelal ten behoeve van Olympia – heeft vervaardigd. Zij heeft ontkend dat zij de stukken op enigerlei wijze zou hebben geopenbaard aan derden. Olympia heeft daartegen aangevoerd dat het om omvangrijke bestanden gaat en dat het veel vertrouwelijke en gevoelige informatie betreft, die niet nodig zijn voor een gesprek met de examencommissie.
4.7.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het handelen van [werkneemster] een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.8.
De kantonrechter stelt voorop dat ontslag op staande voet een “ultimum remedium” is waarvan dus niet te vlug mag worden aangenomen dat het terecht is gegeven. Vermoedens en/of hypotheses, die niet stevig zijn verankerd in feiten, kunnen doorgaans niet leiden tot een ontslag op staande voet dat stand houdt. Olympia heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat er geen regels bestaan (in de arbeidsovereenkomst dan wel anderszins) die het [werkneemster] verbieden om bestanden van Olympia naar haar eigen privé-e-mailadres te versturen. Daarmee staat dus vast dat het enkele versturen van de bestanden geen schending van enige regel oplevert.
Het onrechtmatig handelen zou volgens Olympia gelegen zijn in het door haar veronderstelde doel, het misbruik maken van die informatie door [werkneemster] . Dat is echter een vermoeden dat verder niet op feiten is gebaseerd. Niet is gebleken dat [werkneemster] bestanden heeft verspreid onder derden, of dat [werkneemster] daartoe de intentie had. Zelfs als [werkneemster] wellicht niet de waarheid heeft gesproken over het aantal bestanden dat zij naar zich zelf heeft gemaild en de reden die zij noemt voor het mailen van de bestanden vragen opwerpt, wordt dat niet anders. Daarmee is immers nog steeds niet aangetoond dat [werkneemster] haar geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Het blijft bij een niet gesubstantieerd vermoeden van Olympia dat [werkneemster] de intentie had om haar onrechtmatig te beconcurreren. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het ontslag op staande voet is dan ook niet rechtsgeldig.
4.9.
Het vorenstaande zou impliceren dat de arbeidsrelatie tussen [werkneemster] en Olympia herleeft. Dat is echter niet het geval, nu [werkneemster] zich neerlegt bij een ontslag per
1 november 2016. [werkneemster] vordert in deze procedure dan ook geen herstel van de dienstbetrekking, maar zij maakt wel aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW. Op dat punt wordt het navolgende overwogen.
4.10.
[werkneemster] heeft verzocht aan haar een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a BW. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is ook in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, nu de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor reeds is geoordeeld dat een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt en Olympia de overeenkomst dus in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd, zal het verzoek van [werkneemster] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen.
4.12.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord hoe hoog deze vergoeding in onderhavig geval dient te zijn. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding - naar haar aard - in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en Kamerstukken II, 2013-2104, 33 818, nr. 7, pag. 91). Daarbij moet de kantonrechter kijken naar de omstandigheden van het geval.
Bij het wegen van de mate van verwijtbaarheid van het handelen van de werkgever zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet alleen de gedragingen van de werkgever van invloed, maar spelen ook de gedragingen van de werknemer een rol van betekenis. Immers, de mate van ernst van de gedraging van de werkgever is vaak het spiegelbeeld van de onberispelijkheid van het gedrag van de werknemer. Anders gezegd, valt de werknemer in het geheel niets te verwijten, dan zal het gegeven ontslag op staande voet de werkgever ernstiger worden verweten dan in de situatie waar de werknemer zelf ook niet “brandschoon” is, maar de drempel voor het ontslag op staande voet net niet gehaald wordt.
4.13.
In dit geval betrekt de kantonrechter bij de beoordeling dat [werkneemster] wist, althans had kunnen bevroeden, dat Olympia niet zou instemmen dat [werkneemster] na haar eigen ontslagname zou blijven beschikken over bedrijfsgevoelige informatie. Het had daarom op de weg van [werkneemster] gelegen om in overleg te treden met Olympia hierover. Tijdens dat overleg had zij dan duidelijk kunnen maken welke stukken zij beslist nodig had voor haar studie. Ook was er dan wellicht een mogelijkheid gevonden waarbij ook de belangen van Olympia bij geheimhouding van haar commerciële gegevens beter gewaarborgd waren. Door dit niet te doen en zonder verdere instemming van Olympia de betreffende gegevens te verzenden heeft [werkneemster] haar verplichtingen als goed werknemer veronachtzaamd.
4.14.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend acht de kantonrechter een billijke vergoeding ter hoogte van een bruto maandsalaris – in casu € 2.165,83 – op zijn plaats.
De kantonrechter zal aan de betaling van de billijke vergoeding een betalingstermijn van
14 dagen verbinden.
4.15.
Nu een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt, en Olympia geen andere feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel zouden moeten leiden dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werkneemster] , is Olympia aan [werkneemster] op grond van artikel 7:673 lid 1 BW de transitievergoeding verschuldigd. Nu de hoogte van de door [werkneemster] verzochte transitievergoeding niet is betwist, zal de kantonrechter Olympia veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 1.949,00 bruto. Ook nu zal de kantonrechter daaraan een betalingstermijn verbinden van 14 dagen.
4.16
Tenslotte heeft [werkneemster] nog verzocht om toekenning van een vergoeding van één bruto maandsalaris wegens het niet in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn. Hierbij doet zich het volgende probleem voor. [werkneemster] heeft primair een aantal verzoeken gedaan, eveneens subsidiair een aantal andere verzoeken ingediend en ten slotte nog zowel primair als subsidiair een aantal verzoeken ingesteld. Deze opzet maakt naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk dat de subsidiaire verzoeken bedoeld zijn voor de situatie dat de primaire verzoeken niet worden toegewezen. Nu de primaire verzoeken wel zijn toegewezen komt de kantonrechter dus niet meer aan de subsidiaire verzoeken toe. Daaronder valt ook de vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn.
4.17.
Olympia heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht [werkneemster] te veroordelen tot de handelingen zoals verwoord in de brief van de raadsman van Olympia van 15 november 2016 (bijlage A bij verweerschrift) en wel binnen 3 werkdagen na betekening van deze beschikking op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [werkneemster] niet of niet volledig aan de veroordeling gevolg heeft gegeven. Bedoelde handelingen bestaan, zakelijk weergegeven, uit:
 een opsomming verstrekken van de informatie, bestanden en stukken van Olympia, welke zij in bezit heeft;
 genoemde informatie, bestanden en stukken afgeven;
 een opsomming verstrekken van alle plaatsen waar deze informatie, bestanden en stukken zijn opgeslagen;
 genoemde bestanden van alle gegevensdragers waarop deze staan en waarover zij beschikt verwijderen;
 toestemming geven voor een onderzoek in opdracht van Olympia naar de aanwezigheid van deze informatie, bestanden en stukken op de aangegeven gegevensdragers of locaties.
4.17.
Ten aanzien van dit tegenverzoek wordt het navolgende overwogen.
4.18.
[werkneemster] heeft – ook ter zitting – erkend dat zij bestanden van Olympia aan haar privé-e-mailadres heeft toegezonden. [werkneemster] heeft daarnaast ter zitting verklaard dat zij niet langer over deze bestanden beschikt, nu zij die na het gesprek met de examencommissie heeft gewist. Olympia heeft daar tegenin gebracht dat zij dat niet kan controleren en dat [werkneemster] , indien de bestanden al gewist zijn, deze mogelijk weer zichtbaar kan maken.
4.19.
De kantonrechter is van oordeel dat [werkneemster] niet kan worden veroordeeld tot afgifte van bestanden waarvan niet vast staat dat zij die nog onder zich heeft. Olympia heeft in dit verband geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit moet worden afgeleid dat [werkneemster] de bestanden nog onder zich moèt hebben of dat zij in staat is deze terug te halen.
4.2
Olympia wil zekerheid dat [werkneemster] niet meer over de bedoelde informatie beschikt. Op zich is dat begrijpelijk. Maar haar verzoek komt feitelijk neer op het uitvoeren van een huiszoeking bij [werkneemster] in combinatie met een doorzoeking van al haar gegevensdragers. De kantonrechter ziet niet welke wettelijke basis er ligt om een dergelijk onderzoek, dat een diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer impliceert, te verordonneren. Olympia heeft die evenmin aangedragen.
4.21
Gelet op het voorgaande heeft Olympia geen belang meer bij het toewijzen van de overige in genoemde sommatiebrief gestelde verzoeken. Hieruit volgt dat het bij tegenverzoek gevorderde zal worden afgewezen.
4.20.
Olympia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [werkneemster] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 79,00
- salaris gemachtigde
€ 400,00(2.0 punten x € 200,00 tarief)
Totaal € 479,00

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van [werkneemster]
5.1.
vernietigt het op 1 november 2016 gegeven ontslag op staande voet,
5.2.
veroordeelt Olympia om aan [werkneemster] binnen 14 dagen na heden te betalen een billijke vergoeding ter hoogte van € 2.165,83,
5.3.
veroordeelt Olympia om aan [werkneemster] binnen 14 dagen na heden te betalen de transitievergoeding ter hoogte van € 1.949,00 bruto,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af,
Inzake het tegenverzoek van Olympia
5.5.
wijst de vordering af,
Inzake het verzoek van [werkneemster] en het tegenverzoek van Olympia
5.6.
veroordeelt Olympia in de proceskosten, aan de zijde van [werkneemster] tot op heden begroot op € 479,00,
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: plg