Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
DIRECT PAY SERVICES B.V.
CassoB.V.” te Barendrecht aan Oslo 15
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
Casso) gelieerde financieringsmaatschappij (‘rechtsvoorloper’), die de vordering op haar beurt zou ontlenen aan een onderneming die in ‘gezondheidsproducten’ in de paramedische sfeer lijkt te handelen. Die laatste onderneming heeft haar zaakjes klaarblijkelijk slecht voor elkaar. Althans als afgegaan moet worden op de hier voorliggende zaak. Een ontoereikend zaakdossier, althans voor zover Direct Pay dit overgenomen dossier in een gebrekkig onderbouwde vordering vertaalt, is ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd. Nadat mogelijk in een eerdere fase [gedaagde] er buiten rechte al mee overvallen is. Dat laatste is allerminst zeker, getuige het feit dat Direct Pay in haar exploot beweert niet op de hoogte te zijn van enig verweer van [gedaagde] . De fanatieke bestrijding van de vordering door [gedaagde] in de gerechtelijke procedure maakt het tamelijk onwaarschijnlijk dat zij eerder dan 9 januari 2017 (datum dagvaarding) kennis gekregen heeft van een tegen haar gerichte vordering. Het feit dat Direct Pay het ten aanzien van zowel de beweerdelijk afgegeven factuur als de ‘aanmaningen’ dan wel een brief als bedoeld met de ‘zogenaamde 14-dagenbrief’ slechts over ‘verzenden’ of ‘sturen’ heeft, versterkt het vermoeden dat [gedaagde] deze nooit ontving. In elk geval is die reële ontvangst van zulke ‘stukken’, conform art. 3:37 lid 3 BW vereist om het daarmee beoogde rechtseffect te bewerkstelligen, door Direct Pay niet gesteld. Laat staan dat zij de ontvangst aangetoond heeft. Voor een aanzienlijk deel zou dit manco te maken kunnen hebben met gebruik van elektronische middelen door Direct Pay althans door haar rechtsvoorgangsters (zoals ook al in het bestelproces het geval was ) voor de correspondentie met de klant/consument.
welkegegevens dat waren en hoe
preciesdeze eventueel naar [gedaagde] te herleiden zijn (of juist niet).
koopovereenkomstdie [gedaagde] zou kunnen binden, is in de verste verte niet bewezen (en ook niet nader te bewijzen aangeboden). Datzelfde geldt voor de weliswaar gestelde maar zelfs niet aannemelijk gemaakte
leveringvan het volgens Direct Pay verkochte maar ongenoemd gelaten product
aan [gedaagde]. Direct Pay komt immers niet verder dan de stelling dat de ‘bestelling’ of dit product (‘een ‘goed’ in haar terminologie) is ‘verzonden naar het opgegeven adres’. Het wederom zwakke excuus dat daarvan door het tijdsverloop (dat valt immers wel mee) geen ‘afleverbewijs’ getoond kan worden, maakt ten overvloede ook de daadwerkelijke levering aan de hier gedaagde persoon onbewijsbaar. In het midden kan dus gelaten worden dat het ongevraagd toezenden van een niet gekocht product geen verplichting tot restitutie laat staan tot betaling creëert.
Casso. Die voorschriften beogen een zorgvuldige procesgang te bevorderen, faciliteren hoor en wederhoor en bevorderen dat eventuele bewijsvragen helder op tafel komen. De consequentie van niet-naleving van procesregels als de hier genoemde kan dan zijn dat de rechter daaruit de gevolgtrekking maakt die hem geraden voorkomt, meestal in het nadeel van de partij die de regel schendt.
Cassote Barendrecht.