ECLI:NL:RBLIM:2017:5016

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
C/03/233097 / KG ZA 17-130 B
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over aanvullend voorschot in letselschadezaak tegen Academisch Ziekenhuis Maastricht

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C.J. Coumou, en de gedaagde, de publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM), vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Mous. De eiser vorderde een aanvullend voorschot van € 45.000,00, onder algemene titel of ten titel van smartengeld, in verband met letselschade. Tijdens de procedure is gebleken dat partijen gedeeltelijk overeenstemming hebben bereikt over de zorgkosten, waarbij AZM zich bereid heeft verklaard om in incidentele gevallen een voorschot ter bestrijding van bijzondere kosten te overwegen. Echter, de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende grondslag is om het gevorderde aanvullende voorschot toe te kennen, mede gezien het reeds betaalde voorschot van € 350.000,00 door AZM aan de eiser. De vordering is dan ook afgewezen. De rechter heeft daarnaast besloten tot compensatie van de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/233097 / KG ZA 17-130
Vonnis in kort geding van 31 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH ZIEKENHUIS MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. K. Mous te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en AZM genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 april 2017,
  • de brief van [eiser] van 15 mei 2017 met de producties 15 tot en met 18,
  • de brief van AZM met de producties 31 tot en met 38,
  • het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling op 17 mei 2017,
  • de pleitnota van AZM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter verwijst naar het tussenvonnis van 19 april 2017 en blijft daarbij.
2.2.
Op de voortgezette mondelinge behandeling hebben partijen gedeeltelijk overeenstemming bereikt. Wat ter beslissing overblijft, is de vraag of AZM moet worden verplicht tot betaling aan [eiser] van een aanvullend voorschot van, na vermindering van eis, € 45.000,00, onder algemene titel of ten titel van smartengeld.
2.3.
Partijen hebben een regeling getroffen voor het verzachten van de acute nood van [eiser] wat betreft zijn behoefte aan zorg voor zover de zorgkosten het PGB-budget of de Zorg In Natura overstijgen, tot een bedrag van € 30.000,-.
2.4.
Daarnaast heeft AZM zich bereid verklaard om te bezien of in incidentele gevallen een voorschot ter bestrijding van bijzondere kosten kan worden uitgekeerd.
2.5.
Partijen hebben verder afspraken gemaakt om binnen redelijke termijn te komen tot afwikkeling van de schade.
2.6.
Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grondslag om, mede in aanmerking genomen het reeds door AZM aan [eiser] betaalde voorschot van € 350.000,00, nog een aanvullend voorschot toe te kennen. Dat brengt mee dat de verminderde vordering moet worden afgewezen.
2.7.
Er is aanleiding voor compensatie van de proceskosten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de verminderde vordering af
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: WL