ECLI:NL:RBLIM:2017:6508

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
5939915/az/
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer met betrekking tot privégebruik van de leaseauto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap KNAPP BENELUX B.V. en de werknemer, [werknemer]. De werkgever, KNAPP, verweet de werknemer ernstig verwijtbaar handelen, waaronder fraude met een leaseauto en het maken van valse afspraken voor privéaangelegenheden. De werknemer heeft verweer gevoerd en stelde dat de rechtbank onbevoegd was en dat de verwijten ongegrond waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op 1 november 2012 in dienst trad en als Manager Customer Service werkte. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1 BW, met als argument dat de werknemer zich niet gedroeg zoals van een goed werknemer verwacht mag worden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat de verwijten van de werkgever niet voldoende onderbouwd waren, behalve het verwijt van privégebruik van de leaseauto.

De kantonrechter oordeelde dat het privégebruik van de leaseauto, ondanks dat dit niet was toegestaan, niet zodanig ernstig was dat het recht op een transitievergoeding verviel. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 september 2017, en de werknemer kreeg recht op een transitievergoeding van € 7.199,00 bruto. De kantonrechter wees het verzoek om een billijke vergoeding af, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5939915 \ AZ VERZ 17-86
Beschikking van de kantonrechter van 5 juli 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KNAPP BENELUX B.V.,
gevestigd te Roermond,
werkgever
gemachtigde mr. M.M. van Kralingen-Haanstra,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[werknemer],
wonend [adres werknemer] ,
[woonplaats werknemer] ,
werknemer
gemachtigde mr. J.P.W. van Bohemen,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna Knapp en [werknemer] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 1 mei 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift,
- het op 6 juni 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift,
- de mondelinge behandeling d.d. 15 juni 2017,
- de namens Knapp tijdens de mondelinge behandeling overgelegde producties.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedag werknemer] 1977, is op 1 november 2012 bij Knapp in dienst getreden en vervult thans de functie van Manager Customer Service tegen een loon van
€ 4.444,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

3.Het geschil

3.1.
Knapp stelt dat [werknemer] zich op meerdere vlakken niet gedraagt zoals van een goed werknemer mag worden verwacht. Het gaat om fraude met de bedrijfsauto, het inplannen van valse afspraken zodat hij geen vrij hoeft te nemen voor privé aangelegenheden en het (voornemen tot het) verrichten van werkzaamheden voor eigen rekening bij klanten van Knapp. Knapp verzoekt bij beschikking
Primair:
- de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW,
Subsidiair:
- de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW,
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
  • een verklaring voor recht dat ingevolge artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW geen transitievergoeding verschuldigd is aan [werknemer] ,
  • de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de rechtens geldende opzegtermijn,
  • met veroordeling van [werknemer] in de kosten van dit geding.
3.2.
[werknemer] heeft verweer gevoerd en concludeert primair tot onbevoegdverklaring van deze rechtbank en doorverwijzing naar de rechtbank Den Haag, locatie Gouda en subsidiair tot afwijzing van het verzoek van Knapp. Daarnaast verzoekt [werknemer] , bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, Knapp te veroordelen – om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting – de wettelijke transitievergoeding, alsmede een billijke vergoeding van
€ 77.000,00 bruto, aan [werknemer] te voldoen, en indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] , Knapp te veroordelen – om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting – de wettelijke transitievergoeding aan [werknemer] te voldoen. Tot slot verzoekt [werknemer] primair, subsidiair en meer subsidiair Knapp te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekenen van de in dezen te wijzen beschikking.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[werknemer] voert als meest verstrekkende verweer aan dat de kantonrechter van deze rechtbank op grond van artikel 100 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen Rv) onbevoegd is om van het verzoek van Knapp kennis te nemen. [werknemer] stelt dat zijn werkzaamheden in overeenstemming met Knapp voornamelijk vanuit thuis werden verricht. Ter onderbouwing van dit standpunt legt [werknemer] een verklaring van zijn vrouw over. [werknemer] stelt zich dan ook op het standpunt dat de rechtbank Den Haag, locatie Gouda bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Knapp betwist de stelling van [werknemer] en legt ter onderbouwing de agenda van [werknemer] over waaruit blijkt waar [werknemer] gebruikelijk werkzaam was.
4.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In artikel 100 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen Rv) is bepaald dat bevoegd is de rechtbank van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk gewoonlijk werd verricht. De plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk gewoonlijk werd verricht, dient te worden bepaald aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval.
4.3.
Door Knapp is gemotiveerd betwist dat de werkzaamheden van [werknemer] overwegend vanuit thuis werden verricht. Knapp legt ter onderbouwing van deze betwisting de agenda van [werknemer] over. Uit de agenda van [werknemer] blijkt dat zijn werkzaamheden ook wel vanuit thuis werden verricht, maar dat hij hoofdzakelijk op kantoor in Roermond of bij klanten werkzaam was. Dat komt de kantonrechter ook logisch voor nu het onder meer tot de taak van [werknemer] behoorde om de onderhoudsmonteurs van Knapp aan te sturen. Dergelijke werkzaamheden vervult men doorgaans niet vanuit huis, maar vanaf een plek waar men ook voor de monteurs bereikbaar en zichtbaar is, zijnde de vestiging van Knapp. De enkele verklaring van de echtgenote van [werknemer] , inhoudende dat hij wel voornamelijk vanuit huis werkte, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam komen vast te staan dat de werkzaamheden overwegend plaatsvonden in de vestiging van Knapp te Roermond, zodat de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.5.
Vooropgesteld dient te worden dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.6.
Knapp verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3,
onderdeel g, BW. Ter onderbouwing van het verzoek stelt Knapp dat [werknemer] onjuiste afspraken laat inplannen in zijn agenda voor privéaangelegenheden en studie zodat hij geen verlof hoeft op te nemen en zodat hij werkzaamheden voor eigen rekening bij klanten van Knapp kan verrichten. Daarnaast stelt Knapp ter onderbouwing van het verzoek dat [werknemer] fraudeert met de leaseauto door hier privé gebruik van te maken en de kilometerstand terug te draaien. Deze gedragingen zijn dusdanig ernstig dat Knapp van mening is dat van haar niet gevergd kan worden het dienstverband te laten voortduren.
Valse afspraken
4.7.
[mevrouw A] , werkzaam bij Knapp, heeft zich op enig moment tot de bedrijfsleiding van Knapp gewend met de mededeling dat zij informatie over [werknemer] had “die zij niet langer voor zich kon houden”. In de eerste plaats ging het om het maken van valse afspraken, die zij in opdracht van [werknemer] in zijn agenda moest zetten. Deze valse afspraken hadden twee doelen, afwezig kunnen zijn zonder vrij te hoeven nemen en in de tijd van Knapp werkzaamheden voor eigen rekening kunnen verrichten bij de klanten van Knapp. Knapp heeft deze beschuldigingen overgenomen in haar ontbindingsverzoek
4.8.
Wat betreft het nemen van vrije dagen zou [werknemer] voorgewend hebben dat hij naar de tandarts moest terwijl hij in werkelijkheid naar een voetbaltraining van zijn zoontje bij Feyenoord ging. Als reactie op dit verwijt heeft [werknemer] een afsprakenkaart van zijn tandarts overgelegd waaruit blijkt dat hij op de dagen waarop hij ten onrechte vrij zou hebben genomen inderdaad een afspraak bij de tandarts had. Bovendien volgde zijn zoon inderdaad een voetbal training, overigens bij Excelsior, maar die vond zodanig laat in de namiddag plaats dat hij om die training te kunnen bijwonen geen vrij hoefde te nemen. Knapp heeft dit verweer niet inhoudelijk weerlegt.
4.9.
Wat betreft het verwijt dat hij onder werktijd voor eigen rekening bij klanten van Knapp werkzaamheden zou verrichten is daarvan eveneens in het geheel niets gebleken. Het verbaast de kantonrechter dat Knapp, kennelijk zonder enig eigen onderzoek, op de verklaring van [mevrouw A] is afgegaan. Het betreft niet alleen een bijzonder ernstig verwijt maar het klinkt bovendien niet bijster geloofwaardig. Immers, het is niet goed voorstelbaar dat [werknemer] onder werktijd werkzaamheden voor eigen rekening zou gaan verrichten bij een klant van zijn werkgever, en dat dat dan niet binnen de kortste keren bekend zou zijn bij Knapp. Dat lijkt op “arbeidsrechtelijke zelfmoord” en er is geen enkele reden om aan te nemen dat [werknemer] daar op uit was.
4.10.
Zelf heeft Knapp naar aanleiding van de verdenkingen die haar bereikte nog een onderzoek in de agenda van [werknemer] uitgevoerd. Daarbij heeft zij geconstateerd dat [werknemer] in de agenda wekelijks een studiedag inplande. Die dag verscheen hij niet op het werk. Navraag bij de opleiding heeft echter geleerd dat hij maar één dag in de maand naar school hoefde. Volgens [werknemer] mocht hij echter één dag per week reserveren voor zijn studie zodat hij allerlei opdrachten van school kon uitvoeren. Bovendien was hij gedurende die dag gewoon voor zijn werk bereikbaar en verrichtte hij zo nodig ook werkzaamheden. Knapp heeft daarentegen gesteld dat met [werknemer] is overeengekomen dat scholing gevolgd mag worden gedurende kantooruren maar dat overige werkzaamheden met betrekking tot de studie “voor zoveel als mogelijk” buiten de normale werktijden uitgevoerd moeten worden.
De afspraak “voor zoveel als mogelijk buiten de normale werktijden” laat naar het oordeel van de kantonrechter onduidelijkheid bestaan. De mogelijkheid om te studeren binnen werktijd is hierdoor immers niet verboden. Die onduidelijkheid komt voor rekening van Knapp. Een ontslag kan er niet op gebaseerd worden.
4.11.
De kantonrechter concludeert, gelet op voorgaande, dat de verwijten betreffende het maken van valse afspraken geen redelijke grond opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De leaseauto
4.12.
Knapp verwijt [werknemer] daarnaast dat hij fraudeert met de leaseauto door hier privé gebruik van te maken en de kilometerstand terug te draaien. Ter onderbouwing van het terugdraaien van de kilometerstand stelt Knapp dat [werknemer] veelvuldig antivries en smeermiddelen koopt en ter onderbouwing van het privégebruik van de leaseauto heeft Knapp een bekeuring d.d. 23 augustus 2014 om 19.52 uur voor te hard rijden op de A31, te Frankrijk, overgelegd.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat Knapp voor de stelling dat [werknemer] fraudeert met de leaseauto door de kilometerstand terug te draaien, en in het verlengde daarvan veelvuldig antivries en smeermiddelen koopt, geen steekhoudend bewijs heeft overgelegd. Het enkele feit dat [werknemer] veelvuldig antivries en smeermiddelen koopt, vormt onvoldoende bewijs om tot de conclusie te komen dat [werknemer] de kilometerstand terugdraait. Dat [werknemer] meer gebruik maakt van onderhoudsmiddelen, impliceert namelijk niet per definitie dat de oorzaak hiervan gelegen is in het feit dat de kilometerstand teruggedraaid wordt. Daarnaast heeft [werknemer] een kilometercheck uitgevoerd op de website www.autoverleden.nl. De kilometerstand wordt op deze website als ‘logisch’ gekwalificeerd. Dit is door Knapp niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Knapp wijst er op dat een dergelijke verklaring wordt verkregen als maar blijkt dat de kilometerstand bij een onderhoudsbeurt niet lager ligt dan bij een eerdere onderhoudsbeurt. Zo lang men zich daar dus maar aan houdt kan de kilometerstand nog steeds teruggedraaid worden. Dat moge zo zijn, maar een bewijs voor het terugdraaien van de kilometerstand valt hier evenmin uit te putten. De kantonrechter acht dit verwijt dan ook volstrekt onvoldoende onderbouwd zodat het geen redelijke grond oplevert voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.14.
Dan resteert tot slot nog het verwijt dat [werknemer] zijn leaseauto voor privédoeleinden heeft gebruikt. Ten aanzien van dit verwijt heeft de kantonrechter het navolgende vastgesteld.
4.15.
Partijen zijn het er over eens dat het [werknemer] niet toegestaan was de leaseauto voor privédoeleinden te gebruiken. Knapp stelt dat [werknemer] dat toch heeft gedaan. Ter onderbouwing van deze stelling is door Knapp de eerder genoemde boete uit Frankrijk overgelegd. [werknemer] heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij op 23 augustus 2014 aan het werk was bij een klant van Knapp in Frankrijk en op moment dat hij geflitst werd onderweg was naar huis.
4.16.
Ter zitting heeft Knapp de agenda van [werknemer] van 23 augustus 2014 en de week daarna overgelegd. Daaruit blijkt dat de 23e augustus 2014 op een zaterdag valt en dat [werknemer] de daarop volgende week vrij had. Hiermee geconfronteerd heeft [werknemer] verklaard dat hij op zaterdag op weg naar huis was, na gewerkt te hebben bij een klant. De naam van die klant kon hij zich niet meer herinneren. Aansluitend had hij inderdaad vakantie, maar hij is met het vliegtuig naar Turkije geweest en heeft dus geen gebruik gemaakt van de auto.
4.17.
De kantonrechter heeft de hiervoor genoemde en in het geding gebrachte boete nader bestudeerd. De bekeuring vermeldt niet alleen dat deze is gegeven voor een overtreding die gepleegd is op 23 augustus 2014 om 19.52 uur voor te hard rijden op de A31 maar ook dat de overtreding gepleegd is op het traject Nancy – Beaune. Bestudering van een kaart, voor zover nog nodig, leert dat dit een traject in zuidelijke richting is. De conclusie die de kantonrechter daaruit trekt is dat [werknemer] op genoemde datum met zijn bedrijfsauto niet op weg was naar huis. Mede in het licht van het feit dat [werknemer] vanaf die zaterdag één week vakantie had komt de kantonrechter tot de conclusie dat hij op dat moment privégebruik maakte van de bedrijfsauto.
4.18.
De kantonrechter is van oordeel dat het gebruik van de leaseauto voor privédoeleinden, terwijl dat uitdrukkelijk niet was toegestaan, gekwalificeerd dient te worden als verwijtbaar handelen. Daarnaast bekleedt [werknemer] een functie die vergt dat hij volledig is te vertrouwen. Hij beschikt immers over een functie met een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid. Van die vrijheid heeft hij misbruik gemaakt.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.19.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Knapp naar voren gebrachte feiten en omstandigheden met betrekking tot het privégebruik van de leaseauto een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW. Het is de kantonrechter verder gebleken dat herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is en evenmin in de rede ligt. De kantonrechter zal het verzoek van Knapp daarom toewijzen en de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW ontbinden met ingang van 1 september 2017. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
4.20.
Nu het primaire verzoek tot ontbinding wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek tot ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
Transitievergoeding
4.21.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Knapp aan [werknemer] een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Knapp is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. Knapp heeft betoogd dat het verwijt dat [werknemer] kan worden gemaakt dusdanig ernstig is dat hij geen aanspraak meer heeft op de transitievergoeding. Met betrekking tot deze stelling overweegt de kantonrechter het volgende.
4.22.
De wetgever heeft voor ogen gestaan dat voor ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden en dat niet snel mag worden aangenomen dat geen transitievergoeding verschuldigd is. Onder andere het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch heeft in dat verband al meerdere keren (zie bijvoorbeeld 28 juli 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3346) overwogen dat voor de vraag of er sprake is van ernstige verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW (ontbinding zonder transitievergoeding) een hoge lat moet worden aangelegd.
4.23.
In dit geval is komen vast te staan dat [werknemer] , in strijd met de afspraken, op enig moment een aantal dagen privé gebruik gemaakt heeft van de bedrijfsauto. Hoewel dat voldoende verwijtbaar is om te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is de kantonrechter van oordeel dat het niet zodanig ernstig verwijtbaar is dat er geen recht meer bestaat op de transitievergoeding. De kantonrechter kent derhalve aan [werknemer] op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 2 BW de wettelijke transitievergoeding toe.
Uitgaande van de hierboven onder randnummer 2.1 opgesomde gegevens met betrekking tot leeftijd, dienstjaren en salaris becijfert de kantonrechter die vergoeding op € 7.199,00 bruto.
Billijke vergoeding
4.24.
[werknemer] heeft verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is vereist dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Knapp. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Knapp zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Knapp grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Knapp een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich niet voor, zodat de billijke vergoeding wordt afgewezen.
Proceskosten
4.25.
Gelet op de aard en uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2017,
5.2.
veroordeelt Knapp tot betaling van de wettelijke transitievergoeding ad € 7.199,00 bruto,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: SL
coll: sm