ECLI:NL:RBLIM:2017:7757

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1071u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wmo, vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met de wet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg a/d Geul. Eiseres had een aanvraag ingediend voor verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college had deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar later het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en een verhuiskostenvergoeding van € 1.540,- toegekend, met de voorwaarde dat de verhuizing zou plaatsvinden naar een woning met beperkte kans op geluidsoverlast.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat zij van mening was dat de bepaling in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 van de gemeente Valkenburg a/d Geul, waarop de toekenning was gebaseerd, onverbindend was wegens strijd met de Wmo 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische noodzaak was om te verhuizen, maar dat de klachten van eiseres wel degelijk een rol speelden in de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de financiële tegemoetkoming niet voldeed aan de eisen van de Wmo 2015 en dat het college een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, waarbij de compensatieplicht in acht genomen moest worden.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt en verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeelt tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een deugdelijk onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van cliënten in het kader van de Wmo 2015.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 16/1071
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2017 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg a/d Geul, verweerder (gemachtigde: [gemachtigde]).
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor verhuis- en inrichtingskosten afgewezen.
Bij besluit van 2 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding van € 1.540,- met als voorwaarde dat de verhuizing dient te geschieden naar een woning waar de kans op geluidsoverlast zoveel als mogelijk beperkt is.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen

1.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiseres is alleenstaand en woont in een appartement/flatwoning. Eiseres is bekend met klachten van tinnitus en hyperacusis met een sterke psychosociale impact.
2. Op 15 oktober 2014 heeft eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag voor een woonvoorziening in de vorm van een vergoeding voor verhuis- en (her)inrichtingskosten ingediend. Ter toelichting heeft eiseres vermeld dat zij vanaf 2009 gehooruitval heeft gekregen en al jarenlang geluidsoverlast ervaart van haar buren.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag voor verhuis- en inrichtingskosten afgewezen. Hieraan heeft verweerder – onder verwijzing naar het medisch advies van de MO zaak van 6 maart 2015 – het volgende ten grondslag gelegd. Een eerder onderzoek naar aanleiding van een aanvraag voor verhuiskosten in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft ook tot een afwijzing geleid. De psychosociale problematiek zorgt er niet voor dat eiseres niet in staat is om zelfstandig te verhuizen. Uit het advies van de MO zaak blijkt dat de klachten van eiseres niet specifiek aan de huidige woning en/of woonomgeving gerelateerd kunnen worden. Zodoende is er geen medische noodzaak om te verhuizen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding van € 1.540,- met als voorwaarde dat de verhuizing dient te geschieden naar een woning waar de kans op geluidsoverlast zoveel als mogelijk beperkt is.
6. Eiseres stelt in beroep dat de toegekende verhuiskostenvergoeding van € 1.540,- gebaseerd is op artikel 9, derde lid, van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenburg aan de Geul (hierna: het Besluit). Deze bepaling is onverbindend wegens strijd met de Wmo 2015. De Wmo 2015 kent slechts twee verstrekkingsvormen, te weten verstrekking in natura dan wel een persoonsgebonden budget. Onderzocht zal moeten worden welke activiteiten door eiseres, haar sociaal netwerk en, indien nodig, door vrijwilligers gedaan kunnen worden en vervolgens welke activiteiten dan nog vergoed dienen te worden op grond van de Wmo 2015. Zonder een deugdelijk onderzoek kan niet op voorhand gesteld worden dat een vergoeding van € 1.540,- kostendekkend is. Gewezen wordt op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2700). De bezwaarschriftencommissie heeft dit eveneens overwogen en verweerder is ten onrechte zonder motivering van dit advies afgeweken.

7.De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

8.Wettelijk kader

Met ingang van 1 januari 2015 is de Wmo 2015 in werking getreden en is de Wmo 2007 ingetrokken. Eiseres heeft op 15 oktober 2014 een aanvraag ingevolge de Wmo ingediend. Op die aanvraag heeft verweerder op 4 september 2015 (het primaire besluit) afwijzend beslist. Voor een situatie als deze, waarin een aanvraag is ingediend vóór 1 januari 2015 en is beslist ná inwerkingtreding van de Wmo 2015 voorziet die wet niet in overgangsrecht. Indien niets is bepaald omtrent de werking van een nieuwe wettelijke regel geldt, zoals aanwijzing 166, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving vermeldt, de hoofdregel van onmiddellijke ofwel exclusieve werking. Dit betekent dat de Wmo 2015 op de aanvraag van eiseres van toepassing is.
Ingevolge artikel 1.2.1, onder a, van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Ingevolge artikel 2.1.7 van de Wmo 2015 kan bij verordening worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Ingevolge artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid.
Ingevolge artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In artikel 11, tweede lid, onder a, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de Verordening) komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven (…).
In het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 van de Gemeente Valkenburg aan de Geul (hierna: het Besluit) is in artikel 9 het volgende bepaald:
1. Voor zover belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de nu en in de toekomst verwachte maatwerkvoorzieningen een bedrag van € 5.000,- te boven gaat.
2. Het primaat van verhuizing, zoals bedoeld in het eerste lid wordt niet toegepast indien:
a. er niet binnen een tijdsbestek van 1 jaar een woning beschikbaar komt waar naartoe
het belanghebbende kan verhuizen, tenzij uit onderzoek blijkt dat het medisch
verantwoord is om de in dit lid genoemde termijn te verruimen;
b. er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische
en/of sociale redenen;
c. de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet geschikter is dan de huidige
woning;
d. de woning waar naartoe kan worden verhuisd zich niet binnen de gemeentegrenzen
bevindt.
3. Het college kan in voorkomende gevallen een financiële tegemoetkoming verstrekken voor verhuis- en (her)inrichtingskosten. De hoogte hiervan bedraagt € 1.540,00.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres bekend is met klachten van tinnitus en hyperacusis met een sterke psychosociale impact, dat er sprake is van een licht gehoorverlies, dat eiseres geluidsoverlast ervaart van de buren en door gehorigheid van het appartement, dat het ontbreken van geluidsisolatie en het gedrag van de buren de met de gehoorklachten samenhangende beperkingen verergeren en dat de gehooraandoening slechts met rust en regelmaat bestreden kan worden. Tevens zijn partijen het erover eens dat door de aard en het in meer of mindere mate structurele karakter van de geluidgevoeligheid, verhuizing als noodzakelijk kan worden gezien. Partijen zijn het er verder over eens dat er een verhuiskostenvergoeding toegekend moet worden aan eiseres.
10. De rechtbank stelt vast dat op basis van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening verstrekt dient te worden. Verweerder heeft ingevolge zijn eigen beleid, neergelegd in artikel 9, derde lid, van het Besluit, een financiële tegemoetkoming van € 1.540,- verstrekt aan eiseres. De rechtbank is van oordeel dat de financiële tegemoetkoming als verstrekkingsvorm is verdwenen. Dit wordt ook meermalen in de parlementaire stukken aangegeven (o.a. TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 136). Daar wordt expliciet gesproken over het vervallen van de mogelijkheid van een financiële tegemoetkoming naast de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget.
11. Verweerder moet voldoen aan de compensatieplicht en de tegemoetkoming is een middel om daarnaast de cliënt extra te kunnen ondersteunen. Door verweerder dient dan ook onderzocht te worden welke activiteiten door eiseres, haar sociaal netwerk en, indien nodig, vrijwilligers gedaan kunnen worden en vervolgens welke activiteiten dan nog vergoed dienen te worden op grond van de Wmo 2015. Wanneer uit onderzoek blijkt dat eiseres in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan verweerder niet volstaan met een financiële tegemoetkoming op grond van artikel 2.1.7 van de Wmo 2015. Het persoonsgebonden budget moet toereikend zijn om de zorg en ondersteuning in te kopen. Zonder een deugdelijk onderzoek kan niet op voorhand gesteld worden dat een bedrag van
€ 1.540,- toereikend is.
12. De rechtbank is van oordeel dat artikel 9, derde lid, van het Besluit onverbindend verklaard dient te worden in verband met strijd met de Wmo 2015. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond verklaard te worden. Het bestreden besluit wordt vernietigd omdat het gebaseerd is op een onverbindende bepaling.
13. Voor het finaal beslechten van de zaak ziet de rechtbank, gelet op de aard en de omvang van het geconstateerde gebrek, geen aanleiding. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat het voor herstel van het gebrek benodigde onderzoek zal moeten worden opgestart en onzeker is wanneer dat kan worden afgerond.
14. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.A. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 juli 2017
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.