In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg a/d Geul. Eiseres had een aanvraag ingediend voor verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college had deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar later het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en een verhuiskostenvergoeding van € 1.540,- toegekend, met de voorwaarde dat de verhuizing zou plaatsvinden naar een woning met beperkte kans op geluidsoverlast.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat zij van mening was dat de bepaling in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 van de gemeente Valkenburg a/d Geul, waarop de toekenning was gebaseerd, onverbindend was wegens strijd met de Wmo 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische noodzaak was om te verhuizen, maar dat de klachten van eiseres wel degelijk een rol speelden in de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de financiële tegemoetkoming niet voldeed aan de eisen van de Wmo 2015 en dat het college een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, waarbij de compensatieplicht in acht genomen moest worden.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt en verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeelt tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een deugdelijk onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van cliënten in het kader van de Wmo 2015.