In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen KURA B.V. en de woningstichting Berg en Terblijt over een aanbesteding voor het vervangen van houten kozijnen van zeventig woningen. Kura, de eiseres, had een offerte ingediend, maar het werk werd gegund aan de goedkoopste inschrijver, Transcarbo, die een lagere prijs bood, maar niet voldeed aan alle eisen in het bestek. Kura vorderde schadevergoeding, stellende dat de woningstichting onrechtmatig had gehandeld door de gunning aan Transcarbo, die niet voldeed aan de voorwaarden van het bestek. De rechtbank oordeelde dat Kura redelijkerwijs had mogen verwachten dat het werk aan de laagste prijs zou worden gegund, maar dat er geen concrete feiten waren die erop wezen dat de woningstichting verplicht was om de inschrijvers de gelegenheid te geven om onvolledige offertes aan te vullen. De woningstichting had de vrijheid om af te wijken van het bestek en de gunning aan de goedkoopste inschrijver was rechtmatig. De vorderingen van Kura werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.