ECLI:NL:RBLIM:2017:8012

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
16 augustus 2017
Zaaknummer
C/03/233654 / HA ZA 17-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsrecht en de verwachtingen van inschrijvers bij private aanbestedingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen KURA B.V. en de woningstichting Berg en Terblijt over een aanbesteding voor het vervangen van houten kozijnen van zeventig woningen. Kura, de eiseres, had een offerte ingediend, maar het werk werd gegund aan de goedkoopste inschrijver, Transcarbo, die een lagere prijs bood, maar niet voldeed aan alle eisen in het bestek. Kura vorderde schadevergoeding, stellende dat de woningstichting onrechtmatig had gehandeld door de gunning aan Transcarbo, die niet voldeed aan de voorwaarden van het bestek. De rechtbank oordeelde dat Kura redelijkerwijs had mogen verwachten dat het werk aan de laagste prijs zou worden gegund, maar dat er geen concrete feiten waren die erop wezen dat de woningstichting verplicht was om de inschrijvers de gelegenheid te geven om onvolledige offertes aan te vullen. De woningstichting had de vrijheid om af te wijken van het bestek en de gunning aan de goedkoopste inschrijver was rechtmatig. De vorderingen van Kura werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/233654 / HA ZA 17-170
Vonnis van 2 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KURA B.V.,
gevestigd te Meerssen,
eiseres,
advocaat mr. H.A.A. Berendsen,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING BERG EN TERBLIJT,
gevestigd te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Huijbers.
Partijen zullen hierna Kura en de woningstichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 maart 2017,
  • de conclusie van antwoord van 21 juni 2017,
  • het tussenvonnis van 28 juni 2017 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De woningstichting heeft op of rond 23 januari 2015 vijf bedrijven, waaronder Kura, uitgenodigd een offerte in te dienen voor het vervangen van de houten kozijnen van zeventig woningen in Berg en Terblijt. Bij de uitnodiging waren bouwtechnische documenten gevoegd, met name bestek en tekeningen. Aan de bedrijven is meegedeeld dat het werk zou worden gegund aan de partij met de goedkoopste inschrijving.
2.2.
In het bestek is onder meer vermeld dat stroken bladlood moeten worden aangebracht ter plaatse van de aansluitingen van de onder- en bovendorpels, ‘conform principe details architect’ (bestek 30.00.02.07.90 en 91) en dat nieuwe pvc (recyclebaar) spouwlatten ter breedte van de spouw moeten worden aangebracht, voorzien van D.P.C.-stroken (onder- en opstaande zijden) en loodstroken (bovenzijde) (bestek 30.10.01.90.107 en 103).
2.3.
Op een vragenlijst van 9 februari 2015 is onder meer vermeld:
5
30.00.04.90.107 PVC (recyclebaar) spouwlatten. Mogen dit ook verduurzaamde houten spouwlatten zijn.
Bestek aanhouden
2.4.
Het bedrijf Transcarbo Kunststof Kozijnen (hierna: Transcarbo) heeft ingeschreven voor een prijs van € 610.000,- exclusief btw, Kura voor de prijs van € 682.318,- exclusief btw. In de prijs van Transcarbo was het vervangen van de spouwlatten niet verwerkt. Op verzoek van Kura heeft Transcarbo de kosten daarvan alsnog begroot en daarvoor een prijs opgegeven van € 21.225,- exclusief btw. Het werk is vervolgens gegund aan Transcarbo.
2.5.
Transcarbo heeft het werk uitgevoerd zonder toepassing van bladlood en kunststof spouwlatten, zoals in het bestek vermeld. Kura heeft daartegen bezwaar gemaakt bij de woningstichting. De woningstichting heeft Kura een (reken)vergoeding voor het opmaken van de offerte aangeboden van € 2.000,-.

3.Het geschil

3.1.
Kura vordert – samengevat – dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de woningstichting onrechtmatig jegens Kura heeft gehandeld, met veroordeling van de woningstichting tot vergoeding van haar schade, op te maken bij staat, met rente en kosten.
Volgens Kura is er een schadepost van € 41.500,00.
3.2.
De woningstichting voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De woningstichting is geen aanbestedende dienst in de zin van art. 1.1 van de Aanbestedingswet 2012. Het gaat in deze zaak om een zogenoemde private aanbesteding. De vraag staat centraal of en in hoeverre de woningstichting verplicht was om beginselen en regels uit het voor aanbestedende diensten geldende aanbestedingsrecht toe te passen.
4.2.
Bij de beantwoording van die vraag staat centraal of de (potentiële) aanbieders aan de aanbesteding redelijkerwijs de verwachting kunnen ontlenen dat de aanbesteder de beginselen van gelijkheid en transparantie in acht zal nemen, zodat hij hen daarin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag teleurstellen (vgl. HR 4 april 2003, LJN AF2830, NJ 2004/35 (RZG/ComforMed). Of in een concreet geval een dergelijke verwachting is gewekt, is afhankelijk van de aanbestedingsvoorwaarden en van de overige omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van de betrokken partijen. [1]
4.3.
Kura verwijt de woningstichting dat zij heeft ingestemd met een wezenlijke wijziging in de overeenkomst met Transcarbo met betrekking tot het werk, omdat zij heeft toegelaten dat het werk zonder toepassing van bladlood en kunststof spouwlatten is uitgevoerd. De woningstichting heeft aangevoerd dat zij de vrijheid had om dat te doen en dat Transcarbo ook de goedkoopste inschrijver was indien de kosten van bladlood en spouwlatten worden meegenomen. Bovendien is het volgens de woningstichting bij onderhoud en renovatie gebruikelijk dat in het bestek rekening wordt gehouden met méér werkzaamheden dan tijdens het werk nodig blijken te zijn, omdat pas tijdens het werk kan worden beoordeeld of vervanging van bepaalde onderdelen noodzakelijk is. Het bladlood was overigens niet opgenomen op de detailtekeningen van de architect, waarnaar in het bestek is verwezen. Tijdens de uitvoering van het werk is vastgesteld dat vervanging van spouwlatten en bladlood niet nodig was, terwijl Transcarbo een garantie heeft gegeven met betrekking tot de kwaliteit en waterdichtheid van de herstelde kozijnen.
4.4.
In deze zaak heeft de woningstichting in wezen niet méér gedaan dan het vragen van offertes aan vijf bedrijven voor de uitvoering van het werk, conform bestek en tekeningen. Daarbij heeft de woningstichting meegedeeld dat het werk aan de goedkoopste inschrijver zou worden gegund. Verder zijn vragen van de bedrijven beantwoord door middel van de vragenlijst. Van andere mededelingen of gedragingen waaraan enige verwachting over de gunning en de uitvoering van het werk kan worden ontleend, is niets gesteld of gebleken.
4.5.
Op grond van het voorgaande mocht Kura redelijkerwijs verwachten dat het werk zou worden gegund aan het bedrijf dat de laagste prijs zou vragen voor de uitvoering van het werk conform het bestek en de tekeningen. Er zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan Kura tevens mocht aannemen dat de woningstichting een inschrijver geen gelegenheid zou geven een onvolledige offerte aan te vullen en evenmin dat bij de uitvoering van het werk niet van het bestek zou mogen worden afgeweken indien daarvoor aanleiding was.
4.6.
Het staat niet ter discussie – Kura heeft in elk geval niet voorgerekend dat dit anders is – dat Transcarbo ook de goedkoopste inschrijver was indien tevens rekening wordt gehouden met de kosten van bladlood en de prijsopgaaf van Transcarbo voor de spouwlatten. Het werk is dus conform de verwachting gegund aan de goedkoopste inschrijver. Het stond de woningstichting verder vrij om aan Transcarbo te vragen haar offerte aan te vullen en om bij de uitvoering van het werk van het bestek af te wijken toen daarvoor aanleiding was. De conclusie is daarom dat de woningstichting niet jegens Kura enige verplichting heeft geschonden.
4.7.
Voor zover Kura heeft willen betogen dat de woningstichting door het aanbieden van de rekenvergoeding van € 2.000,00 heeft erkend dat zij enige verplichting jegens Kura heeft geschonden, geldt het volgende. De vergoeding betreft het rekenwerk ten behoeve van het opmaken van de offerte. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de woningstichting schending van enige verplichting heeft erkend. Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een dergelijke conclusie kunnen rechtvaardigen.
4.8.
De slotsom is dat de vorderingen van Kura moeten worden afgewezen.
4.9.
Kura zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de woningstichting worden begroot op:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
1.158,00(0,0 punt × tarief € 579,00)
totaal € 1.776,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Kura in de proceskosten, aan de zijde van de woningstichting tot op heden begroot op € 1.776,00,
5.3.
veroordeelt Kura in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Kura niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de kostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2900 (KLM/CCC)