1.2Bij brief van 2 november 2015 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om aan eiser per 17 december 2015 eervol ontslag te verlenen uit de functie van parkinghost op grond van artikel 8:5 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Sittard-Geleen (hierna: CAR UWO). Eiser heeft zijn zienswijze over dat voornemen kenbaar gemaakt.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser met ingang van 17 december 2015 eervol ontslag verleend wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 8:5 van de CAR/UWO. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser - in afwijking van het advies van de commissie voor bezwaarschriften (hierna: commissie) - ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen argumenten bestaan voor de conclusie dat verweerder bij het ontslag onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op verweerder rustende inspanningsverplichtingen om eiser in eigen of ander werk te laten re-integreren. Volledigheidshalve voegt verweerder, bij wijze van verslaglegging van het herplaatsingsonderzoek, een vacatureoverzicht van juni 2014 tot en met december 2015 bij.
4. Eiser voert in beroep aan dat er ten eerste formele bezwaren zijn. Zo acht eiser het onjuist dat verweerder een beslissing op bezwaar heeft genomen zonder hem te informeren. Eiser twijfelt bovendien aan de bevoegdheid van de burgemeester tot het nemen en ondertekenen van de beslissing op bezwaar. Tevens is eiser van mening dat de rechtsmiddelenclausule een foutief adres bevat. Eiser is verder (inhoudelijk) van mening dat er geen bevoegdheid was tot het nemen van het ontslagbesluit. Uit geen enkel stuk kan worden opgemaakt dat er enige inspanning verricht is om te komen tot een herplaatsing in een andere functie. Eiser betwist dat met het overleggen van het vacatureoverzicht en hetgeen hierover is opgemerkt verweerder haar vermeende inspanningen om eiser te herplaatsen (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt.
5. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat aan beide aanvullende voorwaarden uit artikel 8:5, tweede lid, van de CAR/UWO is voldaan. Op
17 december 2015 zijn de vereiste 36 maanden verstreken aangezien eiser onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest voor zijn functie van 17 december 2012 tot en met
17 december 2015. Verweerder is verder van mening al het mogelijke te hebben gedaan om eiser te herplaatsen in zijn eigen of een andere passende functie. Op basis van adviezen van UWV en de bedrijfsarts bleek de functie van parkinghost geen reële functie meer voor eiser. De door UWV geschetste alternatieve functies komen niet voor in de organisatie van verweerder. Na zorgvuldig onderzoek bleken deze functies er niet te zijn. Vanaf
21 januari 2015 was er sprake van volledige ongeschiktheid voor zijn functie. Eiser had geen mogelijkheden tot re-integratie. Vanaf april 2015 gaf de bedrijfsarts aan dat re-integratie in eigen of ander werk niet haalbaar is in de nabije toekomst en/of binnen een redelijke termijn. Verweerder verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Aan een ziekteontslag behoeft geen herplaatsingsonderzoek vooraf te gaan als het verrichten van arbeid, gelet op de gezondheid van betrokkene, als louter hypothetisch moet worden beschouwd. Het verrichten van arbeid was voor eiser niet meer dan een hypothetische mogelijkheid. Hoewel een herplaatsingsonderzoek volgens verweerder niet aan de orde was, heeft verweerder gekeken naar andere mogelijkheden om eiser te herplaatsen. Verweerder verwijst naar het overzicht van vacatures in de periode juni 2014 tot en met december 2015. Hieruit blijkt dat er geen mogelijkheden waren om eiser te herplaatsen. Deze functies waren gelet op eisers beperkingen niet passend en konden ook niet passend worden gemaakt, aldus verweerder.
6. Bij de beoordeling van de beroepsgronden is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 7:9, eerste lid, van de CAR/UWO is bepaald dat het college verplicht is zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met zijn ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten. Ingevolge het tweede lid bevordert het college de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van de gemeente, indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van de gemeente geen passende arbeid voorhanden is.
Ingevolge artikel 8:5, eerste lid, van de CAR/UWO kan aan de ambtenaar ontslag worden verleend op grond van gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken. Het ontslag wordt eervol verleend.
Op grond van het tweede lid mag een ontslag als bedoeld in het eerste lid slechts plaatsvinden indien:
a. er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 36 maanden;
b. het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de gemeentelijke dienst passende arbeid op te dragen, als bedoeld in artikel 7:9.
7. De rechtbank stelt allereerst op grond van de gedingstukken vast dat aan de (eerste) voorwaarde, volgend uit artikel 8:5, tweede lid, aanhef en onder a, van de CAR/UWO, is voldaan nu eiser gedurende 36 maanden buiten staat is (geweest) de aan hem opgedragen functie in volle omvang uit te oefenen.
8. Wat betreft de door eiser gestelde – meest verstrekkende en inhoudelijke beroepsgrond – ten aanzien van de zorgvuldigheid van het herplaatsingsonderzoek overweegt de rechtbank als volgt.