4.3.Wat resteert is de vraag of [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] verwijtbaar heeft gehandeld door het (laten) meenemen van ongeveer 30m² door Xella vervaardigde betonplaten, zonder die platen vooraf te betalen, zoals de interne procedure voorschrijft. Zoals de gemachtigde van Xella ter zitting ook heeft moeten onderkennen, zijn de door hem in de eerste pagina’s van het verzoekschrift geschetste en met bijlagen geadstrueerde ‘incidenten’ over de periode 1993 (!) tot en met april 2008 voor de beoordeling van deze hamvraag in het geheel niet relevant.
4.3.1.Allereerst is ter zitting gebleken dat Xella geen schriftelijk beleid heeft omtrent het afnemen van betonplaten van werknemers voor eigen gebruik. Aan [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan daarom niet worden tegengeworpen dat hij bestaande procedures niet (exact) heeft gevolgd, nu daarover geen heldere afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Ook het verwijt aan [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] over het tijdens pauzes laten zagen van betonplaten, houdt vanwege het ontbreken van dat schriftelijke vastgelegde beleid hieromtrent geen stand. Juist het feit dat werknemers voor zichzelf (tegen een gereduceerd tarief) en voor anderen aankopen bij Xella kunnen doen (en dat ook met grote regelmaat in praktijk brengen), zou een dergelijk schriftelijk vastgelegd beleid zonder meer wenselijk maken, om zo vermenging van privé belangen van werknemers met de belangen van Xella te voorkomen. Dat geldt uiteraard ook voor het laten zagen van platen tijdens pauzes, nog daargelaten dat hierdoor de Arbeidstijdenwet mogelijk wordt overtreden.
4.3.2.Xella heeft de stelling dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] op verzoek van [naam productiemanager 2] , vanwege het overvolle bedrijfsterrein van Xella in Landgraaf, op zoek is gegaan naar kopers van ‘puinplaten’, inhoudelijk niet voldoende gemotiveerd bestreden. De juistheid van die stelling van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] staat daarmee vast, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen en het bewijsaanbod ter zitting dienaangaande (dat nadien schriftelijk door de gemachtigde van Xella bij faxbericht van 23 augustus 2017 is herhaald) zonder vervolg blijft. Het had op de weg van Xella gelegen om, indien zij van mening was dat een verklaring van [naam productiemanager 2] relevant was, die verklaring tijdig in het geding te brengen dan wel [naam productiemanager 2] als informant mee te nemen naar de zitting. Dat heeft zij evenwel nagelaten. Wat hier verder ook van zij, uit het navolgende zal blijken dat hetgeen anderszins (naast het feit dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] dus op initiatief van [naam productiemanager 2] op zoek is gegaan naar kopers van ‘puinplaten’ vanwege het overvolle bedrijfsterrein) door [naam productiemanager 2] met [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] is besproken, niet van doorslaggevend belang is om de in rechtsoverweging 4.3. weergegeven hamvraag te kunnen beantwoorden.
4.3.3.Volgens Xella heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] zich schuldig gemaakt aan een (poging tot) diefstal en/of verduistering van 30m² aan betonplaten. Door kordaat optreden van [naam productiemanager 1] is dat voorkomen en heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] alsnog voor 90m² betaald. [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] is daarentegen van mening dat hij van meet af aan, als tussenpersoon van Amebo, ongeveer 90m² aan betonplaten bij zijn werkgever heeft willen afnemen, waarvan 30m² uit ‘puinplaten’ zou bestaan en 60m² uit nieuwe platen.
4.3.4.Ter zitting is komen vast te staan dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] op 12 mei 2017 is aangesproken door [naam productiemanager 1] . Toen [naam productiemanager 1] aan [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] te kennen gaf dat de 30m² volgens hem geen ‘puinplaten’ waren en tegen de normale prijs (want geen ‘puinplaten’ en niet bestemd voor [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] zelf) moesten worden afgerekend, is [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] daar geen discussie met hem over aangegaan. Hij heeft – namens Amebo – meteen ingestemd met de hogere prijs van € 3.067,34 (inclusief btw en zaagwerk). Het feit dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen discussie met [naam productiemanager 1] is aangegaan, betekent nog niet dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen verklaring heeft kunnen geven voor het verschil in de af te rekenen en de te verladen platen, zoals Xella hem tegenwerpt. [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] , omtrent wie de kantonrechter ter zitting zelf heeft kunnen vaststellen dat hij geen persoon is die uitvoerig zijn verhaal doet, leefde namelijk in de veronderstelling dat de kwaliteit van die 30m² ‘puinplaten’ die van [naam productiemanager 1] alsnog als nieuwe platen moesten worden aangemerkt, dat verschil in prijs wel degelijk kon verklaren. Dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] de intentie heeft gehad om 30m² nieuwe betonplaten gratis mee te (laten) nemen, door te doen alsof het om 30m² ‘puinplaten’ ging, is niet komen vast te staan. Niet uit de ter zitting door Xella toegelichte stellingen, niet uit de door haar overgelegde bijlagen, is die intentie aangetoond. Illustratief in dit verband is dat [naam productiemanager 1] ter zitting desgevraagd te kennen heeft gegeven dat hij na 12 mei 2017 [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] hierover nimmer meer om opheldering heeft gevraagd. Sterker nog: toen [naam productiemanager 1] van expeditieleider [naam expeditieleider] hoorde dat er op 16 mei 2017 acht extra platen klaar zouden zijn gezet, was voor [naam productiemanager 1] zonder nader onderzoek (hoor en wederhoor) duidelijk dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] zich (wederom) schuldig had gemaakt aan een (poging tot) diefstal. Het had op de weg van [naam productiemanager 1] gelegen om, in het bijzijn van een HR-medewerker van Xella, [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] hiermee te confronteren en te verifiëren of zijn veronderstelling omtrent de intenties van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] wel juist was. Van een goed werkgever mag worden verwacht dat hoor en wederhoor plaatsvindt bij een werknemer die ernstig verwijtbaar handelen wordt verweten. Dat geldt temeer als dat een werknemer betreft met een respectabel dienstverband van 28 jaar die al geruime tijd in een leidinggevende functie werkzaam is. Xella volstond echter met een non-actiefstelling op 14 juni 2017 (!), zonder dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] in de gelegenheid werd gesteld om zijn kant van het verhaal te geven. Grondig onderzoek door Xella – zoals gezegd: de ‘stills’ van de videopnamen zijn een volstrekt onvoldoende onderbouwing – ter staving van de ernstige verwijten aan het adres van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] ontbreekt. Dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] , die de betonplaten afnam voor Amebo en niet voor zichzelf, door zijn (voorgenomen) handelwijze op enigerlei wijze zou zijn bevoordeeld, staat evenmin vast.
4.3.5.Voorts hecht de kantonrechter grote betekenis aan het feit dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] , nadat [naam productiemanager 1] op 12 mei 2017 een nieuwe prijs voor de Amebo-lading vastgesteld had, direct met die nieuwe prijs van € 3.067,34 heeft ingestemd zonder daarover met Amebo te overleggen én dat betaling van die prijs kort daarna ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ofschoon [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft toegelicht waarom contante betaling van dit bedrag op 12 mei 2017 niet mogelijk was – niemand aanwezig om geld in ontvangst te nemen; storing aan printers waardoor geen laadbon gemaakt kon worden – staat vast dat de betaling van € 3.067,34 op 15 mei 2017 namens Amebo alsnog door [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] is verricht. Daarvan is ook een factuur door [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] overgelegd, met daarop handgeschreven voldaan per kas, een handtekening en
15-05-2017, evenals een stempel van Xella.