ECLI:NL:RBLIM:2017:9849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3008
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake Wmo 2015 en geschil over maatwerkvoorziening begeleiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Verzoeker, een inwoner van de gemeente Heerlen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, dat zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor begeleiding had afgewezen. De gemeente bood via de algemene voorziening 'Heerlen Stand-By!' begeleiding aan, maar verzoeker betwistte of deze voorziening geschikt was voor zijn specifieke situatie.

Tijdens de zitting op 27 september 2017 werd duidelijk dat er onvoldoende informatie beschikbaar was over de inhoud en uitvoering van de aangeboden begeleiding. Verzoeker, die kwetsbaar is door een visuele beperking, kon niet worden gevergd om de algemene voorziening uit te proberen zonder dat duidelijk was wat deze inhoudt en of deze aansluit bij zijn behoeften. De voorzieningenrechter oordeelde dat er twijfel bestond over de rechtmatigheid van het primaire besluit en dat het belang van verzoeker zwaarder woog dan dat van de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft daarom het primaire besluit geschorst en bepaald dat de maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) moet worden voortgezet. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke informatie over de aangeboden voorzieningen en de noodzaak om rekening te houden met de kwetsbaarheid van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB/ROE 17/3008
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te Heerlen, verzoeker

(gemachtigde: mr. L. Meys),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Dekker).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een maatwerkvoorziening, indicatie begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2017. Verzoeker is
verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en M. Frings. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verstrekken.
Bij brief van 29 september 2017 heeft verweerder aanvullende informatie verstrekt. Bij brief
van 5 oktober 2017 heeft verzoeker hierop gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 6 oktober 2017 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen in de eerste plaats in geschil is of voldaan is aan het vereiste van de onverwijlde spoed. Het moet verweerder worden toegegeven dat het primaire besluit al enige tijd geleden is genomen. Verzoeker heeft echter uitgebreid uiteengezet in het verzoekschrift wat voor hem de beweegreden was om thans (pas) een verzoek in te dienen. Verder stelt eiser dat de begeleiding die hij op dit moment ontvangt noodzakelijk is voor hem, terwijl verweerder zich op het standpunt stelt dat via de algemene voorziening de benodigde begeleiding beschikbaar is. Aangezien het spoedeisend belang mede afhankelijk is van de vraag of en in hoeverre de algemene voorziening adequaat is voor verzoeker, zal de voorzieningenrechter een beoordeling geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden geen maatwerkvoorziening aan verzoeker heeft verstrekt.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder aan verzoeker van 30 januari 2017 tot en met 30 mei 2017 een maatwerkvoorziening, individuele begeleiding, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) heeft toegekend. Voor de begeleiding individueel was dit 120 minuten per week en voor dagbesteding inclusief vervoer was dit 18 uren per week. De begeleiding werd geleverd via een (zogenaamde) onderaannemer, de 2e Kamer, en in de persoon van mevrouw [naam 2] Na afloop van de indicatie heeft verzoeker zich opnieuw gemeld bij verweerder. Verweerder heeft naar aanleiding van verzoekers aanvraag door Heerlen Stand-By! onderzoek laten verrichten. Uit dit onderzoek is verweerder niet gebleken dat verzoeker de aangevraagde maatwerkvoorziening nodig heeft. Verweerder is van mening dat verzoeker met de hulp vanuit de algemene voorziening die Heerlen Stand-By! biedt, in voldoende mate de juiste begeleiding krijgt die hij nodig heeft in zijn situatie. Verweerder vindt het daarom niet noodzakelijk om een maatwerkvoorziening toe te kennen. Verweerder heeft vervolgens het onder het procesverloop genoemd besluit genomen.
5. Op het ter zitting gedane verzoek van de voorzieningenrechter aan verweerder om algemene documenten van Heerlen Stand-By! te overleggen, heeft verweerder het Beleidsplan Wmo overgelegd, de Visie gemeente Heerlen op het Sociale Domein, de opdrachtbeschrijving en het programma van eisen alsmede een overeenkomst met Heerlen Stand-By!
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is wat de algemene voorziening die verweerder via Heerlen Stand-By! aanbiedt, concreet voor verzoeker inhoudt. Het is überhaupt de vraag of Stand-By! kan worden gekwalificeerd als algemene voorziening of dat sprake is van een maatwerkvoorziening. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is door middel van Heerlen Stand-By! sprake van een breed palet aan voorzieningen en activiteiten, dat aansluit bij de behoeften van de inwoners. Het is echter onvoldoende duidelijk gebleven op welke manier de voorziening voor verzoeker wordt vormgegeven.
In het advies van Stand-By! is hierover het volgende opgenomen:
“Het aanbod vanuit Standby Heerlen is opstarten van begeleiding individueel en begeleiding groep incl. vervoer. Begeleiding individueel is gericht op ondersteuning bij financiën, administratie, post, activiteiten, dagelijks leven, geestelijke en lichamelijke gezondheid, verslaving, huishouden. Begeleiding groep is gericht op ondersteuning bij uitbreiding sociale contacten en het aangaan en onderhouden van sociale contacten, weekstructuur. Vervoer wordt ingezet vanwege de visuele beperking van meneer. Er zal over zes maanden geëvalueerd worden om te kijken of de hulp toereikend is of dat er eventueel andere ondersteuning ingezet moet worden.”
Het is voor verzoeker hiermee niet duidelijk welke begeleiding hem hiermee is toegekend. Het is evenmin duidelijk welke zorginstelling of welke persoon deze begeleiding feitelijk gaat verlenen. Ook over de omvang van de begeleiding is niets vermeld in het advies. In het advies wordt als mogelijkheid het activiteitencentrum van Meander genoemd en als verzoeker niet naar Meander wil, wordt een andere – niet nader genoemde – zorgaanbieder gevonden. Desgevraagd kon verweerder ter zitting niet aangeven welke instelling dan wel de benodigde begeleiding kan leveren. De stelling van verweerder dat verzoeker de algemene voorziening maar moet “uitproberen” en dat na zes maanden wordt geëvalueerd, volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoeker heeft duidelijk naar voren gebracht dat hij vanwege zijn visuele beperking kwetsbaar is en dat hij moeite heeft mensen te vertrouwen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van hem niet kan worden gevergd te proberen of de algemene voorziening iets voor hem is, zonder dat van tevoren duidelijk is wat de begeleiding gaat inhouden en of deze begeleiding aansluit bij zijn behoeftes.
7. Nu twijfel bestaat of het primaire besluit in bezwaar stand zal houden, bestaat aanleiding om het belang van verzoeker te laten prevaleren boven dat van verweerder. De voorzieningenrechter ziet daarom reden het primaire besluit te schorsen. Verweerder dient de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb, zoals dat bij besluit, verzonden op
23 januari 2017, aan verzoeker is verleend, voort te zetten met ingang van de datum verzending van deze uitspraak tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de nadere reactie met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit van 19 mei 2017 totdat op het bezwaar is beslist;
- bepaalt dat verweerder overgaat tot het voortzetten van de maatwerkvoorziening, zoals toegekend bij besluit, verzonden op 23 januari 2017 met ingang van datum verzending van deze uitspraak tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017.
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 oktober 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.