Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
DIRECT PAY SERVICES B.V.
1.De procedure
2.Het geschil
Billink B.V.te Almere (verder aan te duiden als ‘Billink’ en door Direct Pay aangemerkt als haar ‘rechtsvoorloper’). Zij legde aan haar vordering ten grondslag dat zij zich door cessie zijdens Billink eigenaar acht van een vordering die voortkomt uit een overeenkomst tot verkoop en levering van goederen en/of diensten. ‘Meer in het bijzonder’ ging het volgens haar om ‘via de website van [website] ’ bestelde ‘goederen’ (bedoeld zal zijn stoffelijke zaken). De aard van zulke zaken zou blijken uit een of meer ‘aan gedaagde gezonden factu(u)r(en)’. Billink heeft - als kennelijke tussenschakel - een beweerdelijk daaruit voortvloeiende vordering op [gedaagde] van dit zich op internet manifesterende bedrijf ‘ [website] ’ overgenomen en Direct Pay op haar beurt verkreeg van die ‘rechtsvoorloper’ haar vordering. Beide cessies of verkrijgingen zijn naar datum noch inhoud / formaliteiten geconcretiseerd of gedocumenteerd. De factuur waar het om draait, zou van 7 oktober 2016 zijn en daarbij zou aan [gedaagde] een bedrag van € 69,95 in rekening gebracht zijn (volgens een van de geproduceerde bijlagen voor een product met de vage omschrijving ‘Ultrabright Clinic’). Direct Pay vordert nu nakoming en zegt (zelf) een inmiddels verstreken termijn voor voldoening bepaald te hebben. Zij leidt uit die frase af dat [gedaagde] (van rechtswege) op de voet van art. 6:83 (aanhef en sub a.) BW in verzuim geraakt is. Zonder een berekening of specificatie over te leggen bepaalde Direct Pay - hierop voortbordurend - de van 7 november 2016 tot de dag van dagvaarding vervallen rente op een bedrag van € 0,94. De toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigde volgens Direct Pay verder dat zij in rechte aanspraak maakt op vergoeding van incassokosten als bedoeld in art. 6:96 BW die zij (dan wel haar ‘rechtsvoorloper’) en/of de aan haar gelieerde onderneming WebCasso ter inning van de vordering gemaakt zegt te hebben. De vergoeding die zij vordert op basis van ‘verzending’ van enige kennelijk als veertiendagenbrief ex art. 6:96 lid 5 BW aangemerkte brief van Direct Pay dan wel WebCasso, is gesteld op het minimumbedrag van € 40,00.
twee ronden van verweerhet standpunt betrokken dat Direct Pay als beweerd cessionaris volstrekt ten onrechte en - ondanks een voorgeschiedenis die bij alle aan de invorderingskant bij de zaak betrokken beroepsbeoefenaars de alarmbellen had moeten doen rinkelen - een vordering in rechte tegen hem instelde. [gedaagde] had een- en andermaal laten weten niets besteld noch geleverd gekregen te hebben bij / van de duistere onderneming waarachter Direct Pay zich verschuilt. [gedaagde] of de door hem voor assistentie / advies ingeschakelde jurist(e) heeft onderzoek gedaan bij de Kamer van Koophandel en op internet, maar niet kunnen achterhalen of hier sprake is veen serieuze onderneming dan wel een ‘spookpartij’. Gegevens van de Kamer van Koophandel leveren een indicatie op in de richting van een in Amsterdam gevestigde onderneming ‘Strike51 B.V.’ die zich bezighoudt met ontwikkelen, produceren en uitgeven van software en/of uitrollen van digitale content en e-commerce activiteiten. [gedaagde] sluit niet uit dat Direct Pay en/of WebCasso als onderdeel van een ‘keten’ daarmee bekend is / zijn en desondanks tracht / trachten ‘spookfacturen’ te innen. Van zijn kant heeft [gedaagde] geattendeerd op het feit dat hij uitentreuren geprobeerd heeft per e-mail al degenen die zich met de inning van een beweerde vordering bezighielden, op een ander spoor te brengen. Toch ging men maar door. Van Billink B.V. in Rotterdam, via Centraal Invorderings Bureau B.V. aldaar en Direct Pay Services B.V. in Barendrecht, om uit te komen bij Van den Bergh & Partners Gerechtsdeurwaarders in Rotterdam en ten slotte WebCasso B.V. in Barendrecht. Alsof men (als verondersteld professionals) niets van elkaars ervaringen opstak of het ieder voor zich niet al te nauw nam met de jegens een verondersteld debiteur te betrachten zorgvuldigheid. Daarbij komt nog dat Direct Pay de hand lichtte met aan het inleidende processtuk te stellen eisen van volledigheid en waarheid (door onvoldoende substantiëring en door niet in te gaan op geleverd verweer). [gedaagde] heeft aan zijn verweer toegevoegd zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat er velen met hem slachtoffer zijn of (dreigen te) worden van aldus ten onrechte verzonden (spook)facturen, anders gezegd van een hierin besloten liggende oneerlijke handelspraktijk. Hij vindt hiervan bevestiging in het feit dat hij via internet kennisgenomen heeft van een reeks van verhalen op de site “Klachtenkompas” bij het onderwerp “ [website] ”. Bij zijn antwoord zat een bloemlezing van zulke klachten met als kernwoorden ‘oplichters’ en ‘fraude’. Zorgelijk vindt hij vooral dat professionele bureaus en deurwaarders zich met zulke praktijken inlaten of daar onvoldoende afstand van nemen.