ECLI:NL:RBLIM:2017:9992

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2873
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake Wmo 2015 en geschiktheid van algemene voorziening voor individuele begeleiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Verzoeker, een inwoner van Heerlen, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding. De gemeente Heerlen had deze aanvraag afgewezen, stellende dat de aangeboden algemene voorziening, Heerlen Stand-by!, voldoende ondersteuning bood zonder dat er een eigen bijdrage nodig was. Verzoeker betwistte echter de geschiktheid van deze algemene voorziening voor zijn specifieke situatie, waarbij hij problemen ondervond op het gebied van financiën, woonruimte en geestelijke gezondheid.

Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over de inhoud en uitvoering van de begeleiding die door de gemeente zou worden aangeboden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de geschiktheid van de algemene voorziening voor verzoeker, en dat het risico bestond dat verzoeker zou terugvallen in problematisch gedrag zonder de noodzakelijke begeleiding. Gelet op de belangenafweging, waarbij het belang van verzoeker om een adequate voorziening te ontvangen zwaarder woog dan het belang van de gemeente om het primaire besluit te handhaven, besloot de voorzieningenrechter het primaire besluit te schorsen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de gemeente aan verzoeker een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb voor vijf uur individuele begeleiding per week moet toekennen, met terugwerkende kracht tot de datum van verzending van de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Deze uitspraak benadrukt het belang van maatwerk in de zorg en de noodzaak voor gemeenten om duidelijkheid te verschaffen over de inhoud en uitvoering van aangeboden voorzieningen, vooral wanneer de situatie van de aanvrager complex is.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB/ROE 17/2873
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te Heerlen, verzoeker

(gemachtigde: mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Dekker).

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag indicatie voor een maatwerkvoorziening, indicatie begeleiding, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en A. Harutyunyan, verzoekers begeleidster van Coaching advisering behandeling en begeleiding (hierna: CAB&B). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, P. Bloemer en H. Bartholet.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen in de eerste plaats in geschil
is of voldaan is aan het vereiste van de onverwijlde spoed. Verzoeker stelt dat er sprake is
van een crisissituatie. Hij ervaart de huidige vorm van begeleiding en bejegening door
CAB&B als prettig. Hij vindt het erg moeilijk om andere en/of nieuwe mensen te
vertrouwen gelet op negatieve ervaringen in het verleden met hulpverlening. Zonder
individuele begeleiding door CAB&B dreigt hij terug te vallen in het gebruik van drank en
drugs en volgt mogelijk een woninguitzetting, met alle gevolgen van dien. De
begeleiding die verzoeker via CAB&B, in de persoon van A. Harutyunyan, ontvangt is
noodzakelijk voor hem, terwijl verweerder zich op het standpunt stelt dat via de algemene
voorziening de benodigde begeleiding beschikbaar is. Aangezien het spoedeisend belang
mede afhankelijk is van de vraag of en in hoeverre de algemene voorziening adequaat is
voor verzoeker, zal de voorzieningenrechter een beoordeling geven over de rechtmatigheid
van het bestreden besluit. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig
karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden geen maatwerkvoorziening
aan verzoeker heeft verstrekt.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker bij verweerder een aanvraag heeft ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), voor individuele begeleiding voor 5 uur per week. Verzoeker ervaart problemen met financiën, woonruimte en geestelijke gezondheid.
Naar aanleiding van verzoekers aanvraag heeft verweerder onderzoek uitgevoerd om te bepalen of verzoeker in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Er heeft een huisbezoek plaatsgevonden met verzoeker, intaker en de huidige zorgaanbieder. Uit het onderzoek is verweerder gebleken dat het niet noodzakelijk is om een maatwerkvoorziening toe te kennen. Verweerder is van mening dat met de aangeboden hulp vanuit de algemene voorziening (Heerlen Stand-by!) verzoeker in voldoende mate de juiste begeleiding krijgt die hij nodig heeft in zijn situatie. Verweerder heeft vervolgens het onder het procesverloop genoemd besluit genomen. Heerlen Stand-by! gaat verzoeker door middel van individuele begeleiding helpen bij het handhaven van verzoekers huidige huisvesting, de toeleiding naar een passend behandeltraject in verband met verzoekers psychische klachten en middelengebruik, de organisatie van het dagelijks leven (het aanbrengen van structuur in regelzaken) en het bewerkstelligen van een arbeidsmatige dagbesteding en een zinvolle tijdsbesteding.
5. In het advies is tot op zekere hoogte beschreven welke begeleiding verzoeker zal ontvangen van verweerder via de algemene voorziening. Het is voor verzoeker echter niet duidelijk welke instelling of welke persoon deze begeleiding zal verzorgen. Ook over de omvang van de begeleiding is niets vermeld in het advies. Verzoeker heeft aangegeven dat hij met hulp van CAB&B zijn leven eindelijk op orde heeft en hij is bang dat het bereikte evenwicht verstoord wordt als nu een andere organisatie in beeld komt. Hoewel verweerder hiervoor aandacht heeft gehad in de vorm van een overgangsperiode, wordt uit het advies niet duidelijk of de voorziening onmiddellijk en op afroep beschikbaar is. Gelet op het voorgaande twijfelt de voorzieningenrechter aan de geschiktheid van de algemene voorziening voor verzoeker, althans het staat op dit moment onvoldoende vast dat deze voorziening geschikt is. Verder is het nog maar de vraag of Heerlen Stand-by! wel een algemene voorziening is of dat deze voorziening moet worden gekwalificeerd als maatwerkvoorziening. In het geval laatste dient verweerder op verzoek in beginsel een pgb te verstrekken, als verder aan de voorwaarden is voldaan. In de bezwaarprocedure kan worden stilgestaan bij de vraag op welke wijze Heerlen Standby! moet worden gekwalificeerd.
6. Nu twijfel bestaat of het primaire besluit in bezwaar stand zal houden, bestaat aanleiding om het belang van verzoeker te laten prevaleren boven dat van verweerder. De voorzieningenrechter ziet daarom reden het primaire besluit te schorsen en zal een ordemaatregel treffen. In deze zaak is er geen (verlopen) indicatie waarop de voorzieningenrechter zich kan baseren bij het bepalen van deze ordemaatregel. Op dit moment ontvangt verzoeker 5 uur per week individuele begeleiding. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten zoekt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige maatregel aansluiting bij de feitelijke situatie. Dit betekent dat verweerder aan verzoeker een maatwerkvoorziening dient toe te kennen in de vorm van een pgb voor individuele begeleiding voor vijf uur per met ingang van de datum verzending van deze uitspraak tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter overweegt dat dit slechts een voorlopige maatregel is en dat nader onderzoek in de bezwaarprocedure kan uitwijzen dat minder begeleiding nodig is. Verzoeker dient er dus rekening mee te houden dat de mogelijkheid bestaat dat een terugbetaling moet plaatsvinden.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 990,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit van 10 augustus 2017 totdat op het bezwaar is beslist;
- bepaalt dat verweerder overgaat tot het verlenen van een maatwerkvoorziening, in de vorm van een pgb voor individuele begeleiding voor 5 uur per week, met ingang van datum verzending van deze uitspraak tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 oktober 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.