ECLI:NL:RBLIM:2018:2263

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
5866038 cv expl 17-3029
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete in verband met niet tijdig leveren van een woning en de matiging daarvan

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 maart 2018, gaat het om een geschil tussen eisende partijen en gedaagde partij in verband met de niet tijdige levering van een woning. De eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. B. Kusters, hebben de gedaagde partij in gebreke gesteld omdat de woning niet op de afgesproken datum was geleverd. De gedaagde partij, die niet verschenen is, heeft geen verweer gevoerd. De eisende partijen vorderen een boete van € 9.428,24, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een boeteclausule in de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de niet tijdige oplevering een ernstig gebrek vormt dat ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Echter, de kantonrechter overweegt ook dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de verstandelijke beperking van de betrokken partijen, aanleiding geven om de boete te matigen tot nihil. De kantonrechter wijst de vordering van de eisende partijen af en veroordeelt hen in de proceskosten. De vordering in vrijwaring wordt eveneens afgewezen, omdat de grondslag aan de vordering is komen te ontvallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5866038 \ CV EXPL 17-3029 (hoofdzaak)
Zaaknummer: 6352750 \ CV EXPL 17-7799 (vrijwaring)
Vonnis van de kantonrechter van 14 maart 2018
in de zaak van in de hoofdzaak:

1.[eisende partij in de hoofdzaak sub 1] ,wonend te [woonplaats eisende partij in de hoofdzaak sub 1] ,

2.
[eisende partij in de hoofdzaak sub 2],
wonend te [woonplaats eisende partij in de hoofdzaak sub 2] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde mr. B. Kusters,
tegen:

1.[gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1] ,wonend [adres gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1] ,[woonplaats gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1] ,

gedaagde partij in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
[de bewindvoerder] , h.o.d.n. [X] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [Y],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats bewindvoerder] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde mr. V.H.A. Griffioen.
en in de zaak in vrijwaring van:
[de bewindvoerder] , h.o.d.n. [X] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [Y],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats bewindvoerder] ,
eisende partij in vrijwaring,
gemachtigde mr. V.H.A. Griffioen.
tegen:
[gedaagde partij in de vrijwaring],
wonend [adres gedaagde partij in de vrijwaring] ,
[woonplaats gedaagde partij in de vrijwaring] ,
gedaagde partij in de vrijwaring,
niet verschenen,
Partijen worden hierna [eisende partijen in de hoofdzaak] ., [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en de bewindvoerder genoemd.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens exceptie tot niet ontvankelijkheid en voorwaardelijk incident tot oproeping in vrijwaring
  • het antwoord in de incidenten
  • de rolbeslissing op het incident tot niet ontvankelijkheid
  • de oproeping van de bewindvoerder
  • de akte van de bewindvoerder tot overname van het incident tot oproeping in vrijwaring
  • het vonnis van 6 september 2017 in het incident tot vrijwaring
  • de conclusie van antwoord van de bewindvoerder
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek van de bewindvoerder
in de vrijwaring
- de dagvaarding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Over de goederen van [Y] is een bewind ingesteld. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, team toezicht, van 30 augustus 2017 is met ingang van 16 september 2017 Bureau Inkomens Beheer B.V. ontslagen als bewindvoerder over [Y] met benoeming van [de bewindvoerder] , verder te noemen de bewindvoerder, tot nieuwe bewindvoerder. [Y] wordt dus in deze zaak in rechte vertegenwoordigd door de bewindvoerder.
2.2.
[Y] en [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] zijn gehuwd geweest. Dit huwelijk is door echtscheiding ontbonden. De echtelijke woning aan de [adres woning] te [plaats woning] maakte deel uit van de huwelijksvermogensgemeenschap. In het echtscheidingsconvenant zijn [Y] en [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] overeengekomen dat de eigendom van de woning aan [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] zal worden toegescheiden en dat [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] zal trachten [Y] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.3.
[gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] neemt het op zich om de woning te verkopen en tot de verkoop te verhuren, zodat de maandelijkse hypotheeklasten kunnen worden betaald. [eisende partijen in de hoofdzaak] . dient zich aan als aspirant koper. Eind juli 2016 wordt de koopovereenkomst gesloten tussen enerzijds [eisende partijen in de hoofdzaak] . en anderzijds [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en de heer [bewindvoerder 2] , destijds de bewindvoerder van [Y] . In het koopcontract is opgenomen dat de overdracht op 15 september 2016, of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, zal plaatsvinden ten overstaan van een notaris verbonden aan het kantoor Aktie Notarissen. In de overeenkomst is een boeteclausule opgenomen in geval niet tijdig geleverd kan worden. Bij brief van 14 september 2016 heeft [eisende partijen in de hoofdzaak] . de verkopers in gebreke gesteld omdat hij voorziet dat het pand niet tijdig opgeleverd wordt. Op 23 september 2016 heeft [eisende partijen in de hoofdzaak] . de koopovereenkomst ontbonden en tevens aanspraak gemaakt op een boete ad € 7.900,00 en een bedrag van € 508,20 aan notariskosten.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eisende partijen in de hoofdzaak] . vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en de bewindvoerder tot betaling van € 9.428,24, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] is niet verschenen. Nu de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen wordt tegen hem verstek verleend.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer. Overeenkomstig artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal tussen [eisende partijen in de hoofdzaak] . en de bewindvoerder worden voort geprocedeerd en wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaring
3.5.
De bewindvoerder vordert veroordeling van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] tot betaling van al datgene waartoe de bewindvoerder tegenover [eisende partijen in de hoofdzaak] . in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld met inbegrip van de proceskosten zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaring.
3.6.
[gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] is niet verschenen nu de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen wordt tegen hem verstek verleend.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1.
[eisende partijen in de hoofdzaak] . stellen dat zij het recht hebben om de overeengekomen boete te claimen nu er niet tijdig is geleverd. [eisende partijen in de hoofdzaak] . hebben de woning als particulieren gekocht, dat zij ook een makelaarskantoor hebben heeft niets met de koop van doen. [eisende partijen in de hoofdzaak] . betwisten dat het ontbinden van de koopovereenkomst louter was gericht op het incasseren van de boete. Als de overeengekomen leveringsdatum op voorhand niet haalbaar was ligt dit naar de mening van [eisende partijen in de hoofdzaak] . in de risicosfeer van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en de bewindvoerder. [eisende partijen in de hoofdzaak] . merken op dat er geen beroep wordt gedaan op omstandigheden die een matiging van de boete zouden kunnen rechtvaardigen. Eventuele tekortkomingen aan de zijde van de bewindvoerder komen naar de mening van [eisende partijen in de hoofdzaak] . voor rekening en risico van [Y] .
4.2.
De bewindvoerder stelt dat [eisende partijen in de hoofdzaak] . reeds op 14 september 2016, dus al voor de vervaldatum, verkopers in gebreke hebben gesteld. Verder wilden [eisende partijen in de hoofdzaak] . het pand als een investeringsobject aankopen waarbij geen sprake was van enige urgentie bij het geleverd krijgen ervan. Daarbij komt dat [eisende partijen in de hoofdzaak] . op 23 september 2016 reeds wisten dat de woning eind oktober 2016 vrij van huurders kon worden opgeleverd. Gelet op deze omstandigheden rechtvaardigt naar de mening van de bewindvoerder de tekortkoming van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en de bewindvoerder niet een ontbinding van de koopovereenkomst met al haar gevolgen. Volgens de bewindvoerder hadden [eisende partijen in de hoofdzaak] . geen enkel belang om tot rauwelijkse ontbinding over te gaan. Het feit dat volgens de bewindvoerder [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en [Y] beiden verstandelijk beperkt zijn, maakt dat [eisende partijen in de hoofdzaak] . niet op deze manier had mogen handelen. De bewindvoerder verwijst naar de als productie 11 bij dupliek overgelegde WSW-indicatie waaruit volgens hem volgt dat [Y] een verstandelijke beperking heeft. Gelet op de omstandigheden is naar de mening van de bewindvoerder in dit geval een beroep op matiging van de boete terecht. Er is volgens de bewindvoerder een buitensporige discrepantie tussen de gevorderde boete en de werkelijke schade. Ten slotte worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist.
4.3.
Het is een vast uitgangspunt dat het niet nakomen van een overeenkomst aan de wederpartij in beginsel recht geeft op het ontbinden ervan, tenzij het gebrek van zo ondergeschikte betekenis is dat de ontbinding er niet door wordt gerechtvaardigd. In dit geval is de gekochte woning niet tijdig opgeleverd. Tijdige oplevering van een pand vormt voor de verkoper een wezenlijke verplichting uit de overeenkomst. Daarnaast is niet komen vast te staan dat tijdige oplevering voor de koper van geen enkel belang was. Daarom beschouwt de kantonrechter de niet tijdige oplevering als een voldoende ernstig gebrek dat ontbinding van de overeenkomst door [eisende partijen in de hoofdzaak] . rechtvaardigde.
4.4.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de vraag of [eisende partijen in de hoofdzaak] . ook aanspraak kunnen maken op de contractuele boete. De bewindvoerder verwijst naar de hiervoor al genoemde omstandigheden en bestrijdt dat. De boete moet gematigd worden tot nihil. Dat plaatst de kantonrechter allereerst voor de vraag of een matiging van de boete hier op zijn plaats is.
4.5.
Kopers oefenen zelf het makelaarsbedrijf uit. Eind juli kochten zij een verhuurd pand dat medio september vrij van huur opgeleverd zou moeten worden. Als deskundige kopers mocht van hen verlangd worden dat zij bij de verkopers zouden navragen of en zo ja hoe ontruiming op een dergelijk korte termijn gerealiseerd zou kunnen worden. Niet is gebleken dat zij dat hebben gedaan. Dat levert volgens de kantonrechter een aanwijzing op dat tijdige oplevering nu ook weer niet zo belangrijk voor [eisende partijen in de hoofdzaak] . was.
De levering zou hebben moeten plaatsvinden op 15 september 2016. Dit bleek niet haalbaar te zijn. De bewindvoerder heeft er op gewezen dat levering vrij van huur eind oktober 2016 wel haalbaar was. Dit wordt door [eisende partijen in de hoofdzaak] niet bestreden zodat de kantonrechter daar ook van uit gaat. [eisende partijen in de hoofdzaak] hebben ondanks het feit dat de levering anderhalve maand later wel mogelijk was blijven vasthouden aan een uitermate korte sommatietermijn, de ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van de boete.
Tenslotte heeft de bewindvoerder er op gewezen dat, toen de woning leeg was, [eisende partijen in de hoofdzaak] weer interesse toonden voor de woning, maar voor een prijs gelijk aan hun eerdere bod onder aftrek van de in hun ogen verbeurde boete. [eisende partijen in de hoofdzaak] hebben dit niet weerlegt.
4.6.
Gelet op het vorenstaande is bij de kantonrechter het beeld ontstaan dat [eisende partijen in de hoofdzaak] . wellicht wel een zeker belang hadden bij tijdige levering maar dat “er geen man overboord was” toen dat niet mogelijk bleek te zijn. Waarom wilde men het pand anders weer hebben toen het daadwerkelijk leeg was. Dat doet echter weer de vraag opkomen waarom [eisende partijen in de hoofdzaak] . dan niet in gesprek zijn getreden met verkopers over de gevolgen van een iets latere oplevering, eventueel in de zin van een (beperkte) financiële tegemoetkoming. Dat hebben ze niet gedaan en bovendien hebben ze nog voor het verstrijken van de oplevertermijn de verkopers in gebreke gesteld en prompt daarna de overeenkomst ontbonden. Dat maakt het wel erg aannemelijk dat er sprake is geweest van een strategie die gericht was op het incasseren van de boete. Onder de gegeven omstandigheden, mede gelet op de personen van kopers en verkopers, is de kantonrechter van oordeel dat de billijkheid eist dat de boete wordt gematigd.
4.7.
De volgende vraag is dan in welke mate de boete gematigd moet worden. Artikel 6:94 lid 1 BW bepaald dat de boete nimmer kan worden gematigd tot een bedrag onder de schadevergoeding waar [eisende partijen in de hoofdzaak] . op grond van de wet aanspraak op kunnen maken. De ondergrens wordt dus gevormd door de schade die [eisende partijen in de hoofdzaak] . geleden hebben doordat het pand niet tijdig aan hen is geleverd. Door [eisende partijen in de hoofdzaak] . wordt echter geen schade gesteld met uitzondering van notariskosten ad € 508,20. Verkopers hebben er in de conclusie van antwoord op gewezen tot van het bestaan hiervan geen bewijs is aangeleverd. Ook hierna is dat bewijs niet aangevoerd zodat de kantonrechter deze kosten niet zal meenemen. De conclusie uit het vorenstaande is dat de boete gematigd kan worden tot nihil. De omstandigheden van het geval brengen naar het oordeel van de kantonrechter ook met zich mee dat de billijkheid eist dat de boete tot dat bedrag wordt gematigd.
4.8.
[gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] heeft geen verweer gevoerd. Dat plaatst de kantonrechter voor de vraag of het door de bewindvoerder gevoerde verweer ook ten gunste van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] kan strekken. Dat kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden en de vraag rijst of daarvan sprake is. In dat verband acht de kantonrechter relevant dat [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] en [Y] gehuwd zijn geweest in gemeenschap van goederen en dus gezamenlijk eigenaar waren van het pand. Gezamenlijk hebben zij dat verkocht. Ook de levering zou door beiden hebben moeten plaatsvinden. Daarmee waren zij feitelijk een één en ondeelbare partij. Daarin ziet de kantonrechter voldoende reden om het door de bewindvoerder gevoerde verweer, en het beroep op de matiging van de boete, ook te beschouwen als zijnde gedaan door [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] . Daarbij komt dat de kantonrechter niet kan bedenken wat voor [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] een reden zou kunnen zijn om in dit geval – het gaat om het al dan niet verschuldigd zijn van een boete – een ander standpunt toegedaan te zijn dan de bewindvoerder. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het gevoerde verweer ook ten gunste van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] strekt. De vordering zal ook ten aanzien van hem worden afgewezen.
4.9.
[eisende partijen in de hoofdzaak] . zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de bewindvoerder worden begroot op € 500,00 (2 x tarief € 250,00). De kosten aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] worden begroot op nihil. De bewindvoerder zal worden veroordeeld in de proceskosten van het incident in vrijwaring, welke kosten aan de zijde van [eisende partijen in de hoofdzaak] . worden begroot op € 100,00 (1 x tarief € 100,00). De kosten van het incident moeten immers als door de bewindvoerder te maken kosten van verhaal worden aangemerkt. Deze kosten kunnen niet voor rekening en risico van [eisende partijen in de hoofdzaak] . komen.
in de vrijwaring
4.10.
Nu de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen is de grondslag aan de vordering in vrijwaring komen te ontvallen zodat afwijzing zal moeten volgen. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in vrijwaring. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vordering van [eisende partijen in de hoofdzaak] . af,
5.2.
veroordeelt [eisende partijen in de hoofdzaak] . in de proceskosten aan de zijde van de bewindvoerder gevallen en tot op heden begroot op € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisende partijen in de hoofdzaak] . onder de voorwaarde dat zij niet binnen 2 weken na aanschrijving door de bewindvoerder volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eisende partijen in de hoofdzaak] . in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] gevallen welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van het incident in vrijwaring aan de zijde van [eisende partijen in de hoofdzaak] . gevallen, welke kosten worden begroot op € 100,00,
in de vrijwaring
5.6.
wijst de vordering van de bewindvoerder af,
5.7.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak sub 1 tevens gedaagde partij in de vrijwaring] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: