2.6.Na die dag heeft [naam collega 1] zich bij CNME beklaagd over het toen waargenomen gedrag van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] . Op 25 augustus 2017 heeft in verband met deze klacht een gesprek plaatsgevonden tussen [naam collega 1] , [naam directeur] (directeur van CNME, verder te noemen: [naam directeur] ) en [naam coördinator] (coördinator bij CNME, verder te noemen: [naam coördinator] ). In dit gesprek heeft [naam collega 1] verteld dat hij drie dagen eerder tijdens het werk in het Savelsbos heeft gezien dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] en [naam vrijwilligster] seksuele handelingen met elkaar verrichtten ( [naam vrijwilligster] zou [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] oraal bevredigd hebben, aldus [naam collega 1] ). Van dat gesprek is een door de drie participanten ondertekend verslag opgemaakt, waarin onder meer het volgende vermeld is (bijlage 4 verzoekschrift):
“(…) We gingen werken bij de Zure Driesch in het Savelsbos. (…) [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] (toevoeging kantonrechter: [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ) en [naam vrijwilligster] waren al vast vooruit gegaan naar de Zure Driesch. Ik had ongeveer een kwartier gewacht op [naam collega 2] bij het hek vooraan om voor [naam collega 2] de slagboom open te maken en ben met [naam collega 2] op de tractor mee gereden naar de Zure Driesch (…) Ik zag al rieken en harken liggen op de werkplek onderaan de berg. Ik liep naar beneden en kon ze nergens zien. (…) Ik liep naar beneden om hen te zoeken. Ik zag het hoofd van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] van bovenaf als eerst, daardoor wist ik dat hij er was. (…) Toen zag ik dat [naam vrijwilligster] orale seksuele handelingen verrichtte bij [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] (toevoeging kantonrechter: [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ). [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] keek naar mij naar boven en schrok toen hij me zag. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] deed snel zijn broek dicht. (…)
nee, zijn broek hing niet omlaag.
[naam directeur] : heb je geslachtsdelen gezien?
[naam collega 1] : nee, dat heb ik niet gezien. Het was misschien maar drie seconden dat ik het zag. (…)
[naam directeur] : wat heb je precies gezien van [naam vrijwilligster] ?
[naam collega 1] : ik zag haar hoofd op en neer bewegen voor het kruis van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] (…)
[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] schok. (…) Ik zag [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] zijn broek dicht doen. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] keek naar mij en zei: “oh [naam collega 1] dit hoort niet". Of”: “Dit was niet de bedoeling. Dit ging effe fout.” (…)
Ik kon niet geloven wat ik had gezien.(…) Door zijn manier van reageren liet [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] merken dat hij zich betrapt voelde en daardoor wist ik ook dat ik had gezien wat ik dacht te hebben gezien. (…)
[naam directeur] : Heb je ooit wel eens ruzie gehad met [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ?
[naam collega 1] : Nee, nog nooit. (…)
[naam directeur] : Zijn er andere belangen waardoor je dit verhaal zou vertellen?
[naam collega 1] : Nee, eerder waardoor ik het niet zou vertellen.
(…) Het speelde continu de hele dag in mijn hoofd, hoe dit nu kan en wat moet ik nu doen. (…) thuis heb ik meteen een goede vriendin gebeld. Met haar heb ik erover gesproken. Zij kon ook niks zeggen erop. (…) Ik zat er heel erg mee en heb het aan [naam broer] (toevoeging kantonrechter: [naam broer] is de broer van [naam collega 1] en werkt bij CNME) verteld. (…) Ik kon er ook niet van slapen. (…) [naam broer] heeft me laten doorzetten dat ik er iets mee moet doen. Als jij er niks mee doet, dan doe ik er iets mee, zei hij. (…) Ik heb twee nachten bijna niet geslapen, ben er constant mee bezig. Ik vind het heel moeilijk. (…)
[naam coördinator] : (…) Was je aan het twijfelen of je het wel wilde vertellen?
[naam collega 1] : ja, ik was aan het overgeven en ik was aan het twijfelen. [naam broer] heeft me aangemoedigd om het toch te vertellen. Ik wist niet of ik in staat was om het te vertellen. En of ik wel echt namen wilde noemen. Ik vind het heel moeilijk.
[naam coördinator] : Waarom vond je dat zo moeilijk?
[naam collega 1] : vanwege de consequenties, de nadelen [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] , de familie van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] . Ik heb het gevoel dat ik verantwoordelijk ben. (…)
Ik wil het verhaal niet vertellen om het dreigende ontslag van [naam vrijwilligster] of [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] . Ik kan het echter niet laten rusten en moet het kwijt. Ik ben er echt ziek van. (…)”