ECLI:NL:RBLIM:2018:3055

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
6459023 \ CV EXPL 17-8807
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling na toezegging creditering zonder voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen eisende partij, en een gedaagde partij die procedeerde in persoon. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 193,60, vermeerderd met rente en kosten, na werkzaamheden te hebben verricht op basis van een opdrachtbevestiging van de gedaagde partij. De gedaagde partij had een deel van het bedrag al voldaan, maar had in een telefonisch gesprek met de eisende partij een toezegging gedaan voor een creditering, waarvoor de eisende partij echter geen creditnota had gestuurd.

De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de wettelijke vereisten, wat de kantonrechter bevestigde. De rechter oordeelde dat, hoewel de dagvaarding niet aan de vereisten voldeed, dit niet tot nietigheid leidde omdat de gedaagde partij in het geding was verschenen. De kern van het geschil was of de toezegging voor de creditering onder voorwaarden was gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet had aangetoond dat er voorwaarden waren verbonden aan de toezegging voor de creditering. Hierdoor werd de vordering van de eisende partij afgewezen, en werd deze veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot.

De beslissing van de kantonrechter was dus dat de vordering werd afgewezen en dat de eisende partij de kosten van de procedure moest dragen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6459023 \ CV EXPL 17-8807
Vonnis van de kantonrechter van 4 april 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.T.L.A. Mulders,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [bedrijf],
gevestigd en kantoorhoudend [adres bedrijf] ,
[vestigingsplaats bedrijf] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde partij werkzaamheden verricht. Hieraan ligt een op 20 december 2013 door gedaagde partij ondertekende opdrachtbevestiging ten grondslag.
2.2.
Bij factuur van 30 december 2016 is een bedrag van € 484,00 in rekening gebracht.
Na tussenkomst van de gemachtigde van eisende partij heeft gedaagde partij op 11 juli 2017 een bedrag van € 363,00 voldaan.
2.3.
Na ontvangst van de factuur heeft gedaagde partij telefonisch contact opgenomen met eisende partij (de heer [X] ). In dit gesprek is toegezegd dat er een creditering zou plaatsvinden en een creditnota zou volgen. Eisende partij heeft echter geen creditnota gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 193,60, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde partij voert op de eerste plaats aan dat de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke vereisten. Dit is juist. Onder het kopje “MET AANZEGGING DAT” staat immers enkel vermeld dat indien gedaagde niet, in persoon en evenmin vertegenwoordigd door een gemachtigde verschijnt, verstek zal worden verleend en de vordering wordt toegewezen. Eisende partij heeft verzuimd de inhoud van artikel 82 Rv in de dagvaarding op te nemen. In beginsel brengt dit nietigheid van de dagvaarding met zich, maar gelet op het bepaalde in artikel 122 Rv is deze nietigheid door het verschijnen van gedaagde partij in het geding gedekt. Het verzuim zal daarom niet gesanctioneerd worden.
4.2.
Partijen zijn het er verder over eens dat was afgesproken dat een creditnota zou volgen. Eisende partij stelt dat deze toezegging is gedaan onder de voorwaarde dat de overeenkomst gewijzigd en voortgezet zou worden. Gedaagde partij betwist uitdrukkelijk dat dergelijke voorwaarden in het telefoongesprek zijn gesteld.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De stelling van eisende partij dat aan de toegezegde creditering voorwaarden waren verbonden, is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Dat in de brief van 30 juni 2017 van de gemachtigde van eisende partij wordt gewezen op de voorwaarden is in elk geval onvoldoende om aan te nemen dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Nu door eisende partij nog geen begin van bewijs is geleverd dat een dergelijke afspraak is gemaakt, wordt aan het bewijsaanbod voorbij gegaan.
4.4.
In voornoemde brief wordt melding gemaakt van een creditering van een bedrag van € 100,00. Dit komt overeen met het door gedaagde partij genoemde bedrag van netto € 100,00 waarmee de factuur van 30 december 2016 hoger is uitgevallen dan in voorgaande jaren.
Nu niet is komen vast te staan dat aan de toegezegde creditering voorwaarden waren verbonden, acht de kantonrechter een korting op de factuur van € 100,00 exclusief btw en € 121,00 inclusief btw redelijk en in overeenstemming met de bedoeling van partijen. Dit houdt in dat eisende partij niets meer van gedaagde partij te vorderen heeft, zodat de vordering wordt afgewezen. Dit houdt tevens in dat voor toewijzing van de nevenvorderingen evenmin plaats is.
4.5.
Zoals hiervoor reeds is overwogen acht de kantonrechter geen termen aanwezig eisende partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: