ECLI:NL:RBLIM:2018:4504

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naamsvaststelling van minderjarige kinderen bij naturalisatie en de belangenafweging tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de geslachtsnaam van de minderjarige kinderen van eiser, die in het kader van de naturalisatie van hun moeder is vastgesteld. Eiser, die gescheiden is van zijn ex-vrouw, was het niet eens met de naamsvaststelling waarbij de kinderen de geslachtsnaam van hun moeder kregen. Hij voerde aan dat de kinderen altijd zijn naam hebben gedragen en dat het binnen zijn cultuur gebruikelijk is dat kinderen de naam van hun vader dragen. De rechtbank oordeelde dat de geslachtsnaam van de kinderen in redelijkheid kon worden vastgesteld als die van de moeder, gezien de omstandigheden waaronder de kinderen bij hun moeder wonen en de beperkte omgang met de vader. De rechtbank volgde daarbij het beleid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, zoals vastgelegd in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de kinderen zwaarder wegen dan de belangen van de vader, en dat de naamsvaststelling conform het beleid van de verweerder was. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/2313
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2018 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ).
Procesverloop
Bij Koninklijk Besluit van 27 mei 2016 (het primaire besluit) is aan [derde belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] (Sri Lanka) op [geboortedatum] , met bepaling dat de geslachtsnaam wordt vastgesteld als “ [naam 1] ” en de voornamen worden vastgesteld als “ [voornamen] ”, het Nederlanderschap verleend alsmede aan haar minderjarige kinderen.
Bij Koninklijk Besluit van 13 juni 2017 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 19 maart 2018 een aantal vragen van de rechtbank beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig N. Kumara-Sany, tolk in de Tamil taal.
Overwegingen
1. Eiser was gehuwd en is inmiddels gescheiden van [derde belanghebbende] (hierna: ex-vrouw). Samen hebben ze twee (minderjarige) kinderen, [gegevens minderjarige kinderen] .
2. Bij het primaire besluit zijn eisers ex-vrouw en de twee kinderen genaturaliseerd tot Nederlander. Daarnaast heeft bij het primaire besluit zowel voor de ex-vrouw van eiser als de twee kinderen naamsvaststelling plaatsgevonden op grond van artikel 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De naam “ [naam eiser] ”, een verwijzing in de (oorspronkelijke) naam van de kinderen naar eiser, is vervangen door “ [naam 1] ”, de geslachtsnaam van eisers ex-vrouw.
3. Eiser is het oneens met de naamsvaststelling van zijn kinderen. Eiser heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat de kinderen nu overal bekend staan onder zijn naam en dat het binnen zijn cultuur gebruikelijk is dat de kinderen zijn naam dragen.
4. Bij het thans bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit zijn de belangen van de kinderen zwaarder gewogen dan de gestelde belangen van eiser. Daarbij is in dit kader doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat op dat moment tussen eiser en de kinderen geen omgang was, deze omgang nimmer optimaal is geweest, de kinderen bij de ex-vrouw wonen en de ex-vrouw vrijwel alles voor de kinderen regelt. In het bestreden besluit is aangegeven dat het dan ook meer in het belang van de kinderen is dat zij de geslachtsnaam van hun moeder dragen dan de naam van hun vader. De belangrijkste reden hiervoor is de verstoorde omgang tussen de vader (eiser) en de kinderen. Ook wordt gewezen op de wens van het oudste kind om de naam van de moeder (de ex-vrouw) te dragen.
5. Eiser heeft in beroep onder meer aangevoerd dat uit artikel 12, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan worden opgemaakt dat de naam enkel kan worden gewijzigd indien dit voor de inburgering van belang is. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De naam is gewijzigd enkel op het verzoek van zijn ex-vrouw. Volgens eiser hebben de kinderen altijd zijn naam gedragen en het is niet duidelijk waarom dit nu anders zou moeten zijn. Eiser is dan ook van mening dat dit niet past bij de uitleg van de toepasselijke wetgeving om de naam van de kinderen te veranderen in de naam van de moeder (zijn ex-vrouw). Nu de kinderen altijd al zijn naam hebben gedragen en deze ook als geslachtsnaam had kunnen worden vastgesteld, valt niet in te zien waarom deze zou moeten worden gewijzigd, aldus eiser. Volgens eiser is dan ook ten onrechte de namen van de kinderen gewijzigd in de geslachtsnaam van de moeder.

6.De rechtbank overweegt het volgende.

7. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap zullen, indien de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, deze in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend.
8. De rechtbank merkt als eerste op dat in deze zaak sprake is van een naamsvaststelling en niet van een naamswijziging, zoals eiser stelt.
9. De rechtbank stelt voorts vast dat de kinderen van eiser voorheen de Srilankaanse nationaliteit hadden. Uit de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding) maakt de rechtbank op dat een land zoals Sri Lanka een zogenaamde namenreeks kent. Een namenreeks betekent dat er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de geslachtsnaam en de voornamen. Ten aanzien van verzoekers die genaturaliseerd willen worden tot Nederlander en van wie de naam wordt bepaald door het recht van (in dit geval) Sri Lanka is dus naamsvaststelling geboden. Volgens de Handleiding moet in dat geval een enkelvoudige geslachtsnaam worden vastgesteld, die overeenkomt met de naam van de (voor)ouder. Draagt de verzoeker een namenreeks waarin niet een naam van een (voor)ouder voorkomt, dan moet één van zijn eigen namen worden vastgesteld als geslachtsnaam en de andere eigen naam als voornaam.
10. De naam van de ex-vrouw van eiser is overeenkomstig het beleid van verweerder, zoals weergegeven in de Handleiding onder artikel 12, eerste lid, paragraaf 1, vastgesteld.
11. De ex-vrouw van eiser heeft bij de aanvraag om naturalisatie aangegeven de kinderen in haar naamsvaststelling te laten delen, namelijk [naam 1] als geslachtsnaam. Bij het bestreden besluit is de geslachtsnaam van de kinderen conform het verzoek van de ex-vrouw van eiser vastgesteld. Verweerder heeft zich hierbij laten leiden door paragraaf 4 van de Handleiding behorende bij artikel 12, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. In deze paragraaf is, voor zover hier van belang, bepaald dat een kind, als daar door de (hoofd)verzoeker om wordt verzocht, in de naamsvastelling van de ouder
kandelen als het:
- minderjarig is; én
- deelt in de naturalisatie van de verzoeker; én
- de verzoeker wiens naam wordt vastgesteld de wettelijke vertegenwoordiger van het kind is.
Ook is het volgens voornoemde paragraaf mogelijk dat het kind de geslachtsnaam of een naam uit de namenreeks van de andere juridische ouder krijgt.
12. Hoewel in de namenreeks van beide kinderen de naam van de vader (eiser), te weten [naam eiser] voorkomt, heeft verweerder – gelet op de ruimte, die de Handleiding bij paragraaf 4 van genoemd artikel hem geeft – in het onderhavige geval er voor gekozen dat de minderjarige kinderen bij hun naamsvaststelling de geslachtsnaam van de moeder krijgen. Verweerder heeft daarbij een aantal objectieve criteria van doorslaggevend belang geacht. Zo wonen eisers kinderen bij hun moeder (de ex-partner van eiser), is de omgang van eiser met de kinderen nihil en worden de kinderen voor het overgrote deel door hun moeder opgevoed. Op basis van deze objectieve criteria heeft verweerder besloten om bij de naamsvaststelling van de kinderen van eiser aansluiting te zoeken bij de geslachtsnaam van hun moeder, die de naturalisatie heeft geïnitieerd, en niet bij de naam van eiser.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder – gelet op de toelichting die in paragraaf 4 van de Handleiding op het eerste lid van artikel 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is gegeven – in redelijkheid de geslachtsnaam van de kinderen heeft kunnen vaststellen als “ [naam 1] ”. Verweerder heeft daarbij de Handleiding gevolgd. De rechtbank acht aansluiting zoeken bij de geslachtsnaam van de moeder, afgaande op de hiervoor door verweerder gehanteerde objectieve criteria, in dit geval een redelijk uitgangspunt. De rechtbank kan zich heel goed voorstellen dat de (geslachts)naamsvaststelling van eisers kinderen voor hem pijnlijk is, maar dit leidt niet tot een andere conclusie, nu is besloten conform verweerders beleid, zoals vastgelegd in de Handleiding. De door eiser aangevoerde beroepsgronden treffen dan ook geen doel.

14.Gelet op het bovenstaande is het beroep van eiser ongegrond.

15.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 mei 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.