Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 800,00
5.De beslissing
.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Renewi Nederland B.V. De werknemer, die sinds 1 maart 2002 in dienst was als chauffeur, werd op 20 maart 2018 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na een onderzoek naar vermeende onregelmatigheden bij het inzamelen van afval. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, aangezien er een onderzoeksperiode van meer dan een jaar was geweest en het ontslag pas meer dan een week na de confrontatie met de onderzoeksresultaten werd gegeven. Hierdoor was het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig.
Daarnaast werd het ontbindingsverzoek van Renewi afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen van de werknemer, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer altijd naar behoren had gefunctioneerd en dat de arbeidsrelatie niet duurzaam was verstoord. Het verzoek tot ontbinding op grond van de h-grond werd eveneens afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren.
De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer tot wedertewerkstelling toegewezen en Renewi veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en emolumenten vanaf 20 maart 2018. De proceskosten werden aan Renewi opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.