ECLI:NL:RBLIM:2018:5928

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
6875261/AZ/18-72 22062018
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbindingsverzoek in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en Renewi Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Renewi Nederland B.V. De werknemer, die sinds 1 maart 2002 in dienst was als chauffeur, werd op 20 maart 2018 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na een onderzoek naar vermeende onregelmatigheden bij het inzamelen van afval. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, aangezien er een onderzoeksperiode van meer dan een jaar was geweest en het ontslag pas meer dan een week na de confrontatie met de onderzoeksresultaten werd gegeven. Hierdoor was het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig.

Daarnaast werd het ontbindingsverzoek van Renewi afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen van de werknemer, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer altijd naar behoren had gefunctioneerd en dat de arbeidsrelatie niet duurzaam was verstoord. Het verzoek tot ontbinding op grond van de h-grond werd eveneens afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer tot wedertewerkstelling toegewezen en Renewi veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en emolumenten vanaf 20 maart 2018. De proceskosten werden aan Renewi opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6875261 \ AZ VERZ 18-72
6913638 \ AZ VERZ 18-78
Beschikking van de kantonrechter van 22 juni 2018
in de zaak van:
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken],
wonend [adres verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] ,
[woonplaats verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] ,
werknemer,
gemachtigde mr. J. Bosman,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in de (voorwaardelijk) zelfstandige verzoeken,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RENEWI NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
werkgever,
gemachtigde mr. L.V. Claassens,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in de (voorwaardelijk) zelfstandige verzoeken.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en Renewi worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 3 mei 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv;
- het verzoekschrift van Renewi ex artikel 7:686a BW jo. 7:677 lid 2 en 3 BW;
- het verweerschrift van Renewi, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en/of g en/of h BW
- de mondelinge behandeling d.d. 5 juni 2018, ter gelegenheid waarvan partijen pleitaantekeningen/een pleitnota hebben overgelegd.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] , geboren op [geboortedag] 1978, is op 1 maart 2002 bij Renewi in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van chauffeur inzameling tegen een loon van € 2.584,93 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] is chauffeur/belader op een vrachtwagen van Renewi en haalt bedrijfsafval op. Dit doet hij samen met een vaste collega, de heer [X] . Beide heren bedienen al jaren wekelijks dezelfde bedrijven.
2.3.
Op 12 maart 2018 werden [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] door Renewi gebeld, terwijl ze op de vrachtwagen zaten, met het verzoek om terug te komen naar de zaak. Aldaar aangekomen vond een gesprek plaats met de heer [Y] (manager integriteit) en mevrouw [Z] (sr. HR businesspartner). Na het gesprek is [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] per direct geschorst, in afwachting van verder onderzoek naar het inzamelen van afval bij de klant de Groene Oase te Venlo.
2.4.
Voorafgaand aan het gesprek op 12 maart 2018 heeft zowel een indicatief vooronderzoek, als een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. In het kader van dit onderzoek hebben diverse observaties plaatsgevonden, onder andere op 28 april 2017, 26 mei 2017, 2 juni 2017, 15 december 2017 en 12 januari 2018. Tijdens voornoemd gesprek is [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] geconfronteerd met de bevindingen op grond van deze observaties en heeft hij de gelegenheid gehad hierop te reageren.
2.5.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] is bij brief van 20 maart 2018 op staande voet ontslagen.
2.6.
De Groene Oase is reeds geruime tijd klant van Renewi. In het verleden werd de Groene Oase afgerekend op het gewicht van het opgehaalde afval. In die tijd waren [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] al de chauffeurs die daar het afval kwamen ophalen. Thans wordt er met De Groene Oase afgerekend op basis van het aantal geleegde containers.
2.7.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft het ingenomen afval bij De Groene Oase altijd gewogen. Het aantal ingenomen containers registreerde [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] (vaak) niet.

3.Het geschil

3.1.
Bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verzoekt [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] tewerkstelling en doorbetaling van loon en emolumenten voor de duur van de procedure.
Verder verzoekt [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken]
I. Primair:
Het ontslag op staande voet te vernietigen;
Renewi te verplichten [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partij rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van een bedrag van € 500,00 per dag dat Renewi in gebreke blijft;
Renewi te veroordelen tot betaling van het (achterstallig) salaris van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] van € 2.584,93 bruto per maand, vermeerderd met alle door Renewi contractueel aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] verschuldigde overige financiële emolumenten, vanaf 20 maart 2018 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
Subsidiair:
Voor recht te verklaren dat Renewi geen dringende redenen had voor het aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] op 20 maart 2018 gegeven ontslag op staande voet;
Renewi te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 11.166,89 bruto, althans het door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan gefixeerde schadevergoeding;
Renewi te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] van de transitievergoeding ter hoogte van € 17.676.00 bruto, althans de door de kantonrechter in goede justitie te berekenen transitievergoeding;
Renewi te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 30.000,00 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW te bepalen billijke vergoeding;
Meer subsidiair:
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] de transitievergoeding ter hoogte van € 17.676,00 bruto toe te kennen, althans de door de kantonrechter in goede justitie te berekenen transitievergoeding;
II. Renewi te veroordelen tot het betalen aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over de door Renewi aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] verschuldigde (achterstallige) bedragen, berekend vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Renewi te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure.
3.2.
Renewi heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 3.782,34 ex artikel 7:686a BW jo. 7:677 lid 2 en 3 BW, vermeerderd met rente en (na)kosten.
3.3.
Vervolgens heeft Renewi verweer gevoerd in het verzoek van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en/of g en/of h, BW.
3.4.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft ter mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen de verzoeken van Renewi.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] tot het vernietigen van het ontslag op staande voet.
4.1.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Renewi is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
Het geschil van partijen betreft de vraag of het door Renewi aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft bestreden dat van een onverwijlde mededeling sprake is. Alvorens de kantonrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de aangevoerde dringende reden dient dus eerst te worden beoordeeld of er onverwijld is opgezegd.
4.4.
Op grond van de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting stelt de kantonrechter vast dat de aanloop naar het ontslag op staande voet op 20 maart 2018 als volgt is geweest.
De heer [A] , teamleider logistics Venlo, ontvangt op een gegeven moment signalen uit het bedrijf met betrekking tot niet integere handelingen door [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] . Dit is voor [A] aanleiding om op 28 april 2017 een observatie te doen, gericht op het handelen van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] bij de klant De Groene Oase. Daarbij wordt gezien dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] extra afval inzamelt en dat hij met een witte plastic zak met inhoud, afkomstig van De Groene Oase, uiteindelijk weer vertrekt. Op 24 mei 2017 deelt [A] deze waarnemingen met de manager integriteit van Renewi, de heer [Y] . De heer [Y] start vervolgens een integriteitsonderzoek, bestaande uit het uitvoeren van een aantal observaties, administratief onderzoek en het voeren van diverse gesprekken met de melder/getuigen/betrokkenen.
Op 26 mei 2017, 2 juni 2017, 15 december 2017 en 12 januari 2018 zijn observaties uitgevoerd waarbij is gepost bij De Groene Oase en de door van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] verrichte handelingen zijn vastgelegd. Het valt op dat tussen 2 juni 2017 en 15 december 2017, dus gedurende ruim een half jaar, er geen enkele ontwikkeling is in het onderzoek. Renewi wijst ter verklaring op mislukte observaties op 9 juni 2017, 30 juni 2017, 8 september 2017, 13 oktober 2017 en 17 november 2017. Echter, de perioden tussen deze data zijn ook nog zeer fors en laten zich zeker niet verklaren door vakanties van de heer [Y] en/of het feit dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] enkel op de vrijdag bij De Groene Oase afval kwamen ophalen. Bovendien is Renewi verantwoordelijk voor de wijze van onderzoek die zij kiest en de voortvarendheid waarmee het wordt uitgevoerd. Gesteld noch gebleken is dat er geen andersoortig onderzoek mogelijk was of dat het onderzoek niet sneller had gekund.
Tenslotte speelt voor de kantonrechter een rol dat bij de observaties op 28 april, 26 mei en 2 juni al wordt waargenomen dat er meer ledigingen plaatsvinden dan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] in de boordcomputer van de vrachtwagen registreert. Het is voor de kantonrechter onduidelijk waarom hij op dat moment niet al met deze bevindingen geconfronteerd had kunnen worden. Mogelijk was Renewi op zoek naar bewijs van zwaardere vergrijpen, zoals het aannemen van betaling in ruil voor het meenemen van extra afval (wat niet gevonden is) maar dat is eveneens een omstandigheid die het gevolg is van de keuze van Renewi en vormt geen rechtvaardiging voor de zeer lange duur van het onderzoek.
Hoewel de kantonrechter zeker onderkent dat Renewi de gelegenheid moet krijgen om zorgvuldig onderzoek uit te voeren en daaraan dus enige tijd moet kunnen besteden is hij van oordeel dat hier een grens is overschreden. Reeds daarom is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van onverwijldheid van het gegeven ontslag.
Overigens is het daarmee nog niet gedaan. Op 12 maart 2018, tijdens zijn dienst, is [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] per direct ontboden op kantoor waar hij is geconfronteerd met de bevindingen van [Y] en heeft hij een verklaring afgelegd. Na het gesprek is [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] per direct geschorst in afwachting van een nader onderzoek. Waaruit dit nader onderzoek dan nog zou hebben bestaan, of waarvoor de tijd tot het ontslag op staande voet van 20 maart 2018 is benut is gesteld noch gebleken. Renewi geeft hiervoor geen rechtens relevante verklaring. De periode tussen 12 maart en 20 maart 2018, hoewel van een andere orde dan de duur van het feitenonderzoek, acht de kantonrechter daarom ook te lang, gelet op het feit dat op 12 maart alle relevante informatie beschikbaar was.
4.5.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Renewi kan vernietigen, indien Renewi heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag (op staande voet) niet onverwijld is gegeven en dus niet rechtsgeldig is, zal het primaire verzoek van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] tot vernietiging van dat ontslag worden toegewezen.
4.6.
Nu het ontslag (op staande voet) wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst onverkort blijven voortduren. Renewi is daarom gehouden tot betaling van het overeengekomen salaris. Partijen zijn het er over eens dat Renewi het loon van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] vanaf 20 maart 2018 onbetaald heeft gelaten, zodat de hierop gerichte vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald. Alvorens te beslissen op het verzoek tot wedertewerkstelling, zal eerst het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek worden behandeld en beoordeeld.
Het zelfstandig verzoek ex artikel 7:686a BW jo. 7:677 lid 2 en 3 BW
4.7.
Renewi vordert veroordeling van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] tot betaling van een schadevergoeding nu [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] aan Renewi een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] op staande voet op te zeggen (de zogenaamde gefixeerde schadevergoeding). Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd. Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd is er geen plaats meer voor toekenning van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 3 BW. Dit verzoek behoeft derhalve geen inhoudelijke beoordeling en dient te worden afgewezen.
Het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek
4.8.
Renewi heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en/of g en/of h, BW voor het geval (nog steeds) een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat. Hoewel van het hiervoor gegeven oordeel nog hoger beroep openstaat, is in zoverre reeds nu aan de voorwaarde voldaan waaronder Renewi zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft ingesteld. Daarmee ligt thans de vraag voor of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
4.9.
Vastgesteld wordt dat er geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
4.10.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.11.
Verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer
Overwogen wordt dat het voor de werknemer, behoudens evidente gevallen die ook een dringende reden zouden kunnen opleveren, duidelijk moet zijn wat door de werkgever als ontoelaatbaar gedrag wordt beschouwd. De in onderdeel e geformuleerde redelijke grond is aan de ene kant ruimer dan de dringende reden, nu voor een verzoek tot ontbinding op de e-grond niet onverwijld moet worden verzocht, terwijl zij aan de andere kant beperkter is nu sprake moet zijn van een voldoende mate van verwijtbaarheid.
4.12.
De reden die aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag is gelegd is dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] met gebruikmaking van een Renewi-voertuig extra afval heeft geladen en ledigingen niet heeft geregistreerd, waardoor Renewi geen wetenschap had van het extra opgehaalde afval en hiervoor niet aan de klant kon factureren. Dit terwijl hij geld en/of goederen van een of meerdere klanten zou hebben aangenomen, ogenschijnlijk als tegenprestatie voor geleverde diensten. Daarnaast zou [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] ernstig in strijd hebben gehandeld met de veiligheidsvoorschriften. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.13.
Vast staat dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] bij een klant (de Groene Oase) een aantal containers heeft geledigd zonder deze te registreren in de boordcomputer. Dit is in strijd met de nadrukkelijke aanwijzingen van Renewi die ook bij [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] bekend waren. Verder is komen vast te staan dat bij deze klant inmiddels gefactureerd werd op basis van het aantal geleegde containers. Door het aantal ledigingen niet te registreren heeft Renewi die niet kunnen factureren en heeft zij dus omzetverlies geleden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Renewi wel verklaard dat deze klant in het verleden op opgehaald gewicht werd afgerekend en dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] toen ook al de ledigingen verzorgde.
[verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft betoogd dat hij wel wist dat hij alle containers moest invoeren, doch niet wist dat deze klant inmiddels werd gefactureerd op het aantal geleegde containers. [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] verkeerde in de veronderstelling dat werd afgerekend op basis van gewicht en [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft ook steeds voor de ledigingen “ingewogen” en na de ledigingen “uitgewogen”, zodat het gewicht van het bij de klant opgehaalde afval vast stond. Feitelijk voerde hij één container in en werden daarna alle containers geleegd waarbij het gewicht steeds werd geregistreerd op die ene ingevoerde container. Zo kon hij volstaan met aanmerkelijk minder handelingen. Als verklaring voor het niet registreren van het aantal containers, terwijl [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] wist dat dit wel moest, geeft [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] aan dat het registreren van alle containers een omslachtige procedure is, waarvoor hij steeds, per container, de vrachtwagen in moet, moet registreren en weer de vrachtwagen uit voor de volgende container. Dit is extra, en in zijn ogen onnodig, werk terwijl het routeschema uitermate krap was bemeten. Ieder beetje tijdwinst was meegenomen. Nu toch gewogen werd en, naar hij dacht, afgerekend werd op gewicht zodat Renewi er geen schade door leed, heeft hij de in zijn ogen onnodige, registratie achterwege gelaten.
4.14.
Met betrekking tot de aannemelijkheid van deze verklaring van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] overweegt de kantonrechter het volgende. Renewi heeft niet gesteld, en evenmin is op andere wijze gebleken, dat aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] is medegedeeld dat bij deze klant niet meer op gewicht werd afgerekend.
Daarnaast heeft de kantonrechter geconstateerd dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] min of meer “van straat zijn geplukt” en, onafhankelijk van elkaar, zijn verhoord door een bij Renewi in dienst zijnde ex rechercheur van politie. De raadsman van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft nog ernstig bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken. Wat daarvan moge zijn, beide heren zijn, naar de kantonrechter aanneemt, deskundig verhoord zonder dat zij de tijd hebben gehad om zich daarop voor te bereiden. De kantonrechter stelt vervolgens vast dat hun verklaringen over de gang van zaken in hoge mate gelijkluidend zijn, er geen tegenstrijdigheden in staan en ze ook duidelijke antwoorden geven. Die antwoorden komen er op neer dat zij beiden wel wisten dat eigenlijk het aantal ledigingen ingevoerd moest worden maar dat het geen kwaad kon dat niet te doen omdat bij deze klant toch op gewicht werd afgerekend. Deze gang van zaken maakt dat de verklaringen in de ogen van de kantonrechter een hoge mate van geloofwaardigheid hebben. Per saldo acht de kantonrechter het dan ook aannemelijk dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] niet wist dat deze klant inmiddels per geleegde container werd afgerekend.
4.15.
Wat is hiervan nu het gevolg voor de weging van de mate van verwijtbaarheid van het handelen van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst?
Vast staat dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] heeft gehandeld in strijd met de aan hem gegeven instructies en voorschriften. Hoewel dat zeker verwijtbaar is, is dit verwijt van een andere aard dan het bewust financieel benadelen van Renewi, waarvan Renewi kennelijk is uitgegaan. Gelet op het verloop van het langjarig dienstverband van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] met Renewi (en diens rechtsvoorgangsters) waarbij niet blijkt van eerdere dissonanten, is de kantonrechter van oordeel dat een sanctie wellicht op zijn plaats zou zijn maar niet reeds de beëindiging van het dienstverband. De conclusie dat van de werkgever niet gevergd zou kunnen worden dat het dienstverband blijft voortbestaan is (nog) niet aan de orde.
4.16
Het vorenstaande zou zeker anders zijn uitgevallen als zou zijn komen vast te staan dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] geld en/of goederen zou hebben geaccepteerd in ruil voor het niet registreren van opgehaald afval. De kantonrechter is echter van oordeel dat dat niet is komen vast te staan. Zowel [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] als [X] hebben daarover los van elkaar ontkennend verklaard. Hun verklaring dat zij als blijk van waardering door de klant bij wie ze al jaren het afval kwamen ophalen wel eens een plantje of een zak asperges mochten meenemen ziet de kantonrechter niet als het bewijs van “betaling voor bewezen diensten”. Door Renewi is met betrekking tot dit onderdeel van de gemaakte verwijten ook geen ander bewijs naar voren gebracht.
4.17.
Ten aanzien van het door Renewi aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] gemaakte verwijt dat de klant zelf afval heeft gedeponeerd in de vrachtwagen, overweegt de kantonrechter dat deze geconstateerde overtreding, zoals [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] ook stelt, een ‘bijvangst’ is geweest in het onderzoek naar het vermeende ophalen van extra afval. De kantonrechter begrijpt dat Renewi niet toestaat dat een derde bij de afvalpers in de vrachtwagen komt en dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] daarvan op de hoogte is. Dat kan immers ernstig letsel tot gevolg hebben. Maar de kantonrechter begrijpt ook dat het hier gaat om een derde die met een heftruck afval in de vrachtwagen laad. Hoewel dat ongetwijfeld onwenselijk is en evenmin is toegestaan, is gesteld noch gebleken dat dit enkele incident normaliter zou hebben geleid tot een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ook bij deze overtreding van de “spelregels” past bij een eerste keer wellicht een disciplinaire maatregel maar is ontbinding van de arbeidsovereenkomst (nog) niet aan de orde.
4.18.
Samenvattend is de kantonrechter van oordeel dat de door [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] gemaakte fouten niet als zodanig ernstig kunnen worden gekwalificeerd dat dit tot onmiddellijke beëindiging van het 16 jaar durende dienstverband moet leiden. De verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond dient te worden afgewezen.
4.19.
Verstoorde arbeidsverhouding
Renewi stelt zich op het standpunt dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft beschadigd en wel op zodanige wijze dat dit redelijkerwijs niet kan worden hersteld.
Ter zitting is het de kantonrechter duidelijk geworden dat Renewi er van overtuigd is dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] zich zelf heeft bevoordeeld door afval mee te nemen bij de klant en dit niet te registreren in ruil voor een beloning. Met grote nadruk heeft Renewi gewezen op een aantal succesvolle procedures die zij heeft gevoerd tegen ex personeelsleden die haar op de een of andere manier hebben bestolen. Daarbij past slechts een “zero tolerance” beleid en zo moet het hier ook zijn. Dat er in dit geval mogelijk iets anders aan de hand is en dat de door haar gedane waarnemingen ook anders verklaard zouden kunnen worden, namelijk zoals door [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] is gedaan, wil er bij haar niet in. Zo iets wordt ook wel “tunnelvisie” genoemd maar gelukkig is dat een reparabele aandoening mits men daarvoor open staat. Dat Renewi daarvoor niet zou openstaan is voor de kantonrechter nog geen uitgemaakte zaak.
4.2
Immers, hoewel het duidelijk is dat het vertrouwen van Renewi in [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] is geschaad is er niets ondernomen om te trachten dat vertrouwen te herstellen. Dat een poging daartoe bij voorbaat kansloos zou zijn, is niet gebleken. Daarbij betrekt de kantonrechter ook nog het navolgende:
 onweersproken is gesteld dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] altijd goed heeft gefunctioneerd en dat hij zijn werk, dit voorval daargelaten, naar behoren verricht;
 met gepast respect voor de baan van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en met onderkenning van het belang van Renewi bij betrouwbare medewerkers stelt de kantonrechter vast dat het hier gaat om een chauffeur op een vuilniswagen, niet om de hoeder van bijvoorbeeld de bedrijfsgeheimen van de onderneming. Het belang bij onbeschadigd vertrouwen in de werknemer mag dan ook wel iets worden genuanceerd;
 enig tijdsverloop om het vertrouwen weer te herstellen is acceptabel. Als de kantonrechter kijkt naar de lange tijd dat Renewi de in haar ogen volstrekt onacceptabele gang van zaken heeft laten voortduren in het belang van het onderzoek, dan moet zij er ook enige tijd mee kunnen leven dat het vertrouwen weer moet groeien;
 het onderhavige voorval speelt bij één klant, De Groene Oase, in een vast koppel van chauffeurs, [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] en [X] . Voor een groot bedrijf als Renewi moet het geen enkel probleem zijn [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] in die combinatie (zowel klant als bijrijder) niet meer in te zetten;
 de kantonrechter gaat er van uit dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] gemotiveerd mee zal werken aan het herstel van vertrouwen en zijnerzijds gevolg zal geven aan redelijke verzoeken van Renewi die tot doel hebben om het vertrouwen te herstellen. Voor het geval [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] dat mocht vergeten wijst de kantonrechter er op dat in deze procedure is vastgesteld dat [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] enkele behoorlijke steken heeft laten vallen. Van hem wordt dus ook een serieuze inzet en de nodige inschikkelijkheid verwacht.
Alles afwegende en nu [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] zelf aangeeft graag bij Renewi terug te keren zal de gevorderde ontbinding op de g-grond eveneens worden afgewezen.
4.21.
andere gronden
De h-grond dient niet te worden gebruikt voor het repareren van een op een van de andere gronden onvoldoende onderbouwd ontslag. Onder de h-grond kunnen aldus niet verschillende andere gronden, die op zich onvoldoende ‘redelijke grond’ opleveren, samengeteld worden om zo tot een voldoende redelijke grond te komen.
De door Renewi aangevoerde h-grond is overigens niet onderbouwd en het daarop gegronde verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.22.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Renewi naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding opleveren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g en/of h BW. Het verzoek van Renewi zal daarom worden afgewezen.
Wedertewerkstelling
4.23.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd en het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, kan het verzoek tot – kort gezegd – de wedertewerkstelling worden toegewezen. De kantonrechter acht het van belang dat beide partijen de gelegenheid krijgen zich op die terugkeer voor te bereiden, zodat deze, zo mogelijk in onderling overleg, in goede banen kan worden geleid. De termijn van terugkeer van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] zal daarom gesteld worden op 14 dagen na betekening van deze beschikking.
Subsidiaire verzoeken van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken]
4.24
Nu de primaire verzoeken van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] worden toegewezen in de hierboven besproken zin komt de kantonrechter niet meer toe aan bespreking van de subsidiaire verzoeken.
Ten aanzien van het incident ex artikel 223 Rv.
4.25.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van partijen, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen.
Inzake het verzoek en het tegenverzoek.
4.26.
Renewi zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 79,00
- salaris gemachtigde
€ 800,00
Totaal € 879,00

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] .
5.1.
vernietigt het op 20 maart 2018 gegeven ontslag op staande voet,
5.2.
veroordeelt Renewi om [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] binnen 14 dagen uur na betekening van deze beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Renewi in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00,
5.3.
veroordeelt Renewi tot betaling aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] van het bedrag van € 2.584,93 bruto per maand vermeerderd met alle door Renewi contractueel aan [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] verschuldigde overige financiële emolumenten, vanaf 20 maart 2018 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele vergoeding.
Inzake de voorlopige voorziening.
5.4.
wijst het verzoek af,
Inzake de zelfstandige verzoeken vanRenewi
.
5.5.
wijst de verzoeken af,
Inzake alle verzoeken.
5.6.
veroordeelt Renewi in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij, verweerder in de zelfstandige verzoeken] tot op heden begroot op € 879,00,
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: