Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres ontvangt sinds 1 februari 2015 bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw). Uit onderzoek door verweerder is gebleken dat eiseres in januari 2016 inkomsten uit een dienstverband heeft genoten die zij niet aan verweerder heeft gemeld. Naar aanleiding hiervan heeft op 25 mei 2016 tussen eiseres en verweerder een persoonlijk onderhoud plaatsgevonden. Uit daaropvolgend onderzoek van de bankafschriften (vanaf 2013) van eiseres is gebleken dat sinds november 2015 geregeld significante geldbedragen op haar rekening worden gestort, onder meer salaris van [een hotel] . Eiseres heeft deze stortingen niet gemeld aan verweerder. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in een rapport van 1 juli 2016.
3. Naar aanleiding van het voorgaande heeft verweerder zich bij het primaire besluit op het standpunt gesteld dat de uitkering van eiseres dient te worden herzien, omdat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden door genoten inkomsten niet bij verweerder te melden. Volgens de berekening van verweerder heeft eiseres in het jaar 2015 € 3.488,63 bruto teveel aan bijstand ontvangen. In het jaar 2016 betreft dit een bedrag van € 2.712,70 netto. Verweerder heeft de onterecht ontvangen bijstand van eiseres teruggevorderd.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
5. Eiseres betoogt in beroep (samengevat weergegeven) dat zij zich in de periode
20 april 2015 tot 29 april 2016 genoodzaakt zag om meerdere keren bij een vriend, [naam 2] , diverse geldbedragen te lenen. De geldleningen waren noodzakelijk om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Ook is het geleende geld gebruikt voor de aanschaf van een wasmachine en steunzolen. Voorts zag eiseres zich genoodzaakt om van [naam 2] geld te lenen omdat zij in april 2016 geen bijstand van verweerder heeft ontvangen. Met betrekking tot het geleende geldbedrag zijn tussen eiseres en [naam 2] op schrift gestelde afspraken gemaakt over de terugbetaling. Eiseres heeft deze geldleenovereenkomst overgelegd. Tevens heeft eiseres aangevoerd dat een aantal stortingen op haar bankrekening verband houdt met aanvankelijk teveel opgenomen contante bedragen. Over de terugstortingen heeft eiseres aan verweerder uitleg verschaft in een e-mail van 29 september 2016. Eiseres heeft de terugvordering van het bedrag dat ziet op inkomen uit arbeid bij [een hotel] ad € 476,20 netto niet betwist.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw, voor zover hier van belang, doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
8. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Pw, voor zover hier van belang, worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
9. Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw, voor zover hier van belang, herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
10. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid. Op grond van het achtste lid kan, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
11. De rechtbank stelt vast dat de terugvordering van het bedrag dat ziet op inkomen uit arbeid bij [een hotel] ad € 476,20 netto door eiseres niet wordt betwist. Voorts stelt de rechtbank vast dat in de in geding zijnde periode meerdere keren significante bedragen op de bankrekening van eiseres zijn gestort. Eiseres heeft niet betwist dat zij hiervan bij verweerder geen melding heeft gemaakt.
12. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2946, volgt dat kasstortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw dienen te worden beschouwd. 13. De stelling van eiseres dat de bijschrijvingen op haar bankrekening geen middelen zijn, omdat de gelden door middel van een lening waren verkregen en zij deze bedragen daarom diende terug te betalen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een ander oordeel. Een geldlening is immers in artikel 31, tweede lid, van de Pw niet uitgezonderd van het middelenbegrip. Verweerder heeft de bijschrijvingen dan ook terecht aangemerkt als inkomsten die eiseres had moeten melden. Of sprake is (geweest) van een daadwerkelijke lening is thans onvoldoende aannemelijk gemaakt. Weliswaar heeft eiseres een serie doorlopend genummerde kwitanties ter zake de aflossing van de lening overgelegd, doch hier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende controleerbaar uit of dit daadwerkelijk terugbetalingen betreft. Ten aanzien van eiseresses stelling dat zij meerdere keren geldbedragen op haar bankrekening heeft teruggestort in verband met teveel opgenomen contante bedragen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres dit niet aannemelijk heeft gemaakt door de enkele toelichting per e-mail van
29 september 2016. De in de e-mail gestelde verklaringen voor de stortingen zijn immers niet door middel van stukken onderbouwd. Dat eiseres met betrekking tot de stortingen geen administratie heeft bijgehouden komt voor haar eigen rekening en risico.
14. Gelet op het voorgaande heeft eiseres haar inlichtingenplicht geschonden als gevolg waarvan verweerder aan eiseres teveel bijstand heeft verstrekt. Verweerder was daarom gehouden de bijstand te herzien door alsnog met het ontvangen inkomen rekening te houden. Hieruit vloeit voort dat verweerder tevens gehouden was de als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht teveel betaalde bijstand van eiseres terug te vorderen. Dringende redenen om van terugvordering af te zien zijn gesteld noch gebleken.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.