ECLI:NL:RBLIM:2019:11468

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
8154128 / CV EXPL 19-7718
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van woonruimte op basis van geschonden anti-drugsbepaling in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen G2CONSULTANCY B.V. (hierna: VML) en STICHTING SALDO IN DE PLUS, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde. VML vorderde ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, omdat deze de anti-drugsbepaling in de huurovereenkomst had geschonden. De onderbewindgestelde, die kampt met psychische en verslavingsproblemen, had in de woning drugs gebruikt en overlast veroorzaakt voor medebewoners. De kantonrechter oordeelde dat het belang van VML om de overige huurders rust en veiligheid te bieden, zwaarder weegt dan het belang van de onderbewindgestelde om in de woning te blijven. De rechter concludeerde dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van 30 dagen voor de ontruiming. Tevens werd een locatieverbod opgelegd aan de onderbewindgestelde, met een dwangsom voor overtredingen. De vordering in reconventie van de bewindvoerder werd afgewezen, en de bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8154128 \ CV EXPL 19-7718
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 19 december 2019
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G2CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Weert,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. J.B.G. Gelissen,
tegen:
de stichting
STICHTING SALDO IN DE PLUS, IN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE (TOEKOMSTIGE) GOEDEREN VAN [onderbewindgestelde],
gevestigd Jan Campertstraat 11,
6416 SG Heerlen,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. T.D.D. Loeffen.
Partijen worden verder aangeduid met VML enerzijds en de bewindvoerder dan wel [onderbewindgestelde] anderzijds.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de op 5 december 2019 gehouden mondelinge behandeling;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door VML ingediende “akte aanvullende producties en gronden”;
- de door VML overgelegde pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VML verricht vastgoedactiviteiten, waaronder het beheren en verhuren van diverse panden. In samenwerking met [Zorginstelling X] (verder: [Zorginstelling X] ) in [vestigingsplaats Zorginstelling X] verhuurt zij woonruimte aan cliënten van [Zorginstelling X] . [Zorginstelling X] biedt zorg en begeleid wonen aan haar cliënten in diverse woningen en projecten in de gemeente [gemeente vestigingsplaats Zorginstelling X] . Om deze woonruimte te kunnen aanbieden heeft [Zorginstelling X] een samenwerkingsovereenkomst gesloten met VML.
2.2.
[Zorginstelling X] valt onder de Coöperatie Limburgse Zorgboeren (verder: CLZ). [onderbewindgestelde] heeft met CLZ/ [Zorginstelling X] een zorgovereenkomst gesloten. Zij kampt met psychische en verslavingsproblemen. Het vermogen van [onderbewindgestelde] staat sinds 16 augustus 2016 onder bewind van de bewindvoerder.
2.3.
[onderbewindgestelde] huurt met ingang van 30 juli 2019 van VML de zelfstandige woonruimte, gelegen aan het [adres onderbewindgestelde] , [postcode onderbewindgestelde] in [woonplaats onderbewindgestelde] . Het gehuurde maakt deel uit van een appartementencomplex, waarvan de bewoners een zorgvraag hebben en begeleid wonen.
2.4.
Artikel 13 van de huurovereenkomst bepaalt voorts, voor zover van belang:
“Anti-drugsbepaling:
Indien tijdens de duur van deze overeenkomst op enig moment mocht blijken dat in het gehuurde handel, productie, verwerking en/of gebruik van alcohol, soft- en/of harddrugs plaatsvindt, dan heeft verhuurder het recht om deze overeenkomst, met terzijdestelling van de contractuele opzeggingstermijn, met onmiddellijke ingang te ontbinden.
Het enkele feit van constatering van handel, productie, verwerking in/van voornoemde drugs/middelen is voldoende, zijnde dat verhuurder niet gehouden tot het leveren van bewijs, dat huurder zelve een actief of passief aandeel in de handel, productie, verwerking en/of gebruik zou hebben gehad.
(…)”
2.5.
Bij brief van 12 oktober 2019 heeft CLZ de zorgovereenkomst met [onderbewindgestelde] opgezegd en laten weten dat de zorgverlening bij [Zorginstelling X] per direct is gestopt vanwege zwaarwegende redenen, onder andere:
  • “aanhoudend gebruik van drugs in de woning en het aanbieden van drugs aan medebewoners;
  • bijna dagelijks ’s avonds laat en ’s nachts wisselend mannelijk bezoek dat gepaard ging met overlast en een gevoel van onveiligheid bij medebewoners;
  • in de meterkast vernielen van alle internetaansluitingen van medebewoners;
  • onder invloed en zonder toestemming binnendringen van appartementen van medebewoners;
  • forse bedreiging van medebewoners en medewerkers.”
2.6.
Bij e-mail van 14 oktober 2019 heeft [Zorginstelling X] VML van de opzegging van de zorgovereenkomst door CLZ op de hoogte gebracht.
2.7.
VML heeft [onderbewindgestelde] /de bewindvoerder vervolgens bij brief van 14 oktober 2019 laten weten de huurovereenkomst per direct te beëindigen.
2.8.
Bij brief van 17 oktober 2019 heeft de heer Noy van RVV Juridisch namens [onderbewindgestelde] laten weten dat zij niet kon instemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst.
2.9.
Bij e-mail van 22 oktober 2019/brief van 23 oktober 2019, gericht aan de bewindvoerder, heeft VML aan [onderbewindgestelde] een locatieverbod opgelegd.

3.Het geschil

3.1.
VML vordert in conventie - kort samengevat - de bewindvoerder te veroordelen de woning te ontruimen en schoon op te leveren, met betaling van de maandelijkse huurprijs tot aan de dag van ontruiming, alsmede [onderbewindgestelde] te verbieden het appartementencomplex waartoe de woning behoort gedurende twee jaar te betreden, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per overtreding een en ander met veroordeling van de bewindvoerder in de werkelijke proceskosten. VML legt daaraan - samengevat - het volgende ten grondslag.
Door haar handelwijze als in de brief van 12 oktober 2018 vermeld (zie punt 2.5) handelt [onderbewindgestelde] in strijd met artikel 13 van de huurovereenkomst, de huisregels en het bepaalde in artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (verder BW). Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die een ontbinding rechtvaardigt.
Het gevorderde locatieverbod, voorts, strekt ter bescherming van de medebewoners van het complex en hun eigendommen, alsmede ter bescherming van de medewerkers van de hulpverlenende instantie.
3.2.
De bewindvoerder voert - samengevat - het volgende verweer.
Zij betwist dat [onderbewindgestelde] aanhoudende overlast heeft veroorzaakt die een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Er zijn eerder ook geen waarschuwingen gegeven, maatregelen getroffen of afspraken gemaakt. Voor zover er al sprake zou zijn geweest van enige overlast, dan zou deze zijn oorzaak hebben gevonden in de problematiek van [onderbewindgestelde] , waarvoor zij zorg behoorde te ontvangen van [Zorginstelling X] . Het locatieverbod voldoet niet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. [onderbewindgestelde] betwist dat sprake is van onrust bij medebewoners en van bedreiging van zorgverleners.
[onderbewindgestelde] heeft groot belang bij voortzetting van de huurovereenkomst en hervatting van de zorgverlening. Adequate zorgverlening is niet mogelijk vanuit de noodopvang, waar zij thans verblijft en wat ook de door haar benodigde veilige leefomgeving is.
De bewindvoerder vordert in reconventie dan ook - samengevat - dat VML wordt veroordeeld [onderbewindgestelde] toe te laten tot de woning voor de duur van de huurovereenkomst, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel). Verder vordert zij veroordeling van huurster in de proces- en nakosten. Ter zitting heeft de bewindvoerder echter gesteld dat het hier om een verschrijving gaat en dat bedoeld is VML. De kantonrechter zal dit dan ook zo opvatten.
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden besproken.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat partijen voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde hebben, met uitzondering van de vordering van VML tot betaling van de huur. Ten aanzien van deze vordering heeft VML onvoldoende gesteld om de spoedeisendheid te kunnen vaststellen. Deze vordering zal dan ook om die reden worden afgewezen.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen aanleiding is, indien het op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.4.
Op grond van artikel 7:213 BW is een huurder ten aanzien van het gebruik van het gehuurde gehouden zich als een goed huurder te gedragen. In artikel 13 van de huurovereenkomst wordt deze verplichting van de huurder nader uitgewerkt, doordat onder meer het gebruik van alcohol en drugs in het gehuurde niet is toegestaan.
Ter zitting is vast komen te staan dat op 12 oktober 2019 sprake is geweest van het gebruik van alcohol en drugs in de woning van [onderbewindgestelde] , wat heeft geleid tot een aantal incidenten, waaronder de vernieling door [onderbewindgestelde] van internetaansluitingen van medebewoners. Hiermee is sprak van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat [onderbewindgestelde] er een groot belang bij heeft in de woning te kunnen blijven. Tegenover dit belang staat echter het belang van VML om de overige huurders van het complex, die veelal een vergelijkbare zorgproblematiek als [onderbewindgestelde] kennen, rust en veiligheid te bieden. In het verlengde daarvan heeft VML er belang bij haar afspraken met [Zorginstelling X] na te kunnen komen. Eén van die afspraken houdt in, om in gevallen als het onderhavige tot een ontbinding van de huurovereenkomst te kunnen komen.
[onderbewindgestelde] heeft ter zitting aangegeven een tweede kans te willen, te meer nu [Zorginstelling X] naar haar mening is tekortgeschoten in de zorgverlening. Zo zou er niet met haar over de incidenten op 12 oktober 2019 zijn gesproken. [onderbewindgestelde] gaf verder aan open te staan voor een bemiddelingsgesprek tussen haar en de overige bewoners - de relatie zou voorheen goed zijn geweest - en voornemens zijn opnieuw zorg aan te vragen.
4.6.
Dat [Zorginstelling X] zou zijn tekortgeschoten in de zorgverlening, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter nergens uit. Wel blijkt uit het door VML overgelegde calamiteitenformulier (productie 17 bij de akte aanvullende producties en gronden) dat [Zorginstelling X] op 12 oktober 2018 crisisopvang voor [onderbewindgestelde] had geregeld, omdat [onderbewindgestelde] zo verward was dat zij niet meer in haar eigen woning kon blijven. [onderbewindgestelde] is daar vertrokken door uit het raam te springen. Dit is voor [Zorginstelling X] reden geweest de overeenkomst met [onderbewindgestelde] op te zeggen; [onderbewindgestelde] heeft kennelijk 24/7 toezicht en begeleiding nodig, maar dat kan [Zorginstelling X] haar niet bieden in het appartementencomplex aan het [straatnaam appartementencomplex] .
4.7.
Dat [onderbewindgestelde] zich heeft onttrokken aan de crisisopvang, maakt dat de kantonrechter er weinig vertrouwen in heeft dat incidenten zoals die op 12 oktober 2019 hebben plaatsgevonden in de toekomst achterwege zullen blijven. Dat geldt te meer, nu [onderbewindgestelde] weliswaar ter zitting heeft verklaard zelf niet actief op zoek te gaan naar drugs, maar niettemin gebleken is dat zij de verleiding niet kan weerstaan op het moment dat deze aan haar aangeboden worden. Hieruit blijkt dat [onderbewindgestelde] intensievere zorg en begeleiding nodig dan haar in het gehuurde geboden kan worden. Dit zo zijnde, maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat de belangen van VML (en de medebewoners) dienen te prevaleren.
4.8.
Een en ander leidt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding daarvan rechtvaardigt. Dit maakt dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden gesteld op 30 dagen na de betekening van dit vonnis.
Verder behoeft VML geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat VML bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
Voor de onder 2 van het petitum gevorderde machtiging de schoonmaakkosten op [onderbewindgestelde] ter verhalen, bestaat, tot slot, geen grondslag, zodat dit zal worden afgewezen.
4.9.
De kantonrechter ziet voorts aanleiding tot (beperkte) toewijzing van het gevorderde locatieverbod. Duidelijk is dat [onderbewindgestelde] zichzelf niet goed in de hand heeft en dat de medebewoners van het complex een kwetsbare groep vormen die beschermd moet worden, terwijl van de zijde van VML onweersproken is gesteld dat 24/7 toezicht op bezwaren stuit.
Het locatieverbod wordt beperkt tot het moment van de ontruiming. Na de ontruiming heeft [onderbewindgestelde] in het appartementencomplex immers niets meer te zoeken. De aan het locatieverbod gekoppelde dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 200,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00.
Voor de onder 6 van de eis in de dagvaarding gevorderde machtiging heeft VML evenmin machtiging nodig: zij kan simpelweg de politie bellen.
4.10.
De toewijzing van de vorderingen in conventie als voormeld, brengt met zich dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
4.11.
[onderbewindgestelde] zal als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij wordt het in de Rechtspraak gehanteerde liquidatietarief aangehouden, nu VML niet heeft gemotiveerd waarom de werkelijke proceskosten zouden moeten worden toegewezen.
De kosten aan de zijde van VML worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,40
  • griffierecht 121,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.287,40
4.12.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding.
In conventie
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om de woning, gelegen aan het [adres onderbewindgestelde] , [woonplaats onderbewindgestelde] , binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, en met afgifte van de sleutels en schoon ter vrije beschikking aan VML te stellen;
5.2.
verbiedt [onderbewindgestelde] het appartementencomplex gelegen aan het [huisnummers appartementencomplex] te [vestigingsplaats Zorginstelling X] te betreden, vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot aan de dag van ontruiming van de woning, een en ander behoudens voorafgaand overleg met VML en uitsluitend met het oog op de verplichtingen ten aanzien van de ontruiming van de woning;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder om aan VML een dwangsom te betalen van € 200,00 per keer dat [onderbewindgestelde] zich niet aan de veroordeling onder punt 5.2 houdt, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
In reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af;
In conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten aan de zijde van VML gevallen en tot op heden begroot op € 1.287,40,
5.6.
veroordeelt de bewindvoerder onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door VML volledig aan bovenstaande veroordelingen voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: