Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
“op voorhand van het verhoor op de hoogte is en zonder dat hij daarbij aanwezig is.”
2.De beoordeling
“desgevraagd tegen haar verteld zou hebben dat hij wel eens verliefd was geweest en wel op een persoon genaamd Nicky[proces-verbaal aanvraag vordering getuige door de rechter-commissaris].” Verdachte zou dit tegen [naam 1] hebben verteld toen zij 11 of 12 jaar oud was. [naam 2] voornoemd heeft dit in een verhoor bij de politie op 4 juli 2019 bevestigd.
“omtrent de verzoeken van de verdediging (waaronder de brief van 22 juli 2019) tot nader sporenonderzoek door het NFI, waarover geen overeenstemming met het openbaar ministerie wordt bereikt”, bestaat er geen ruimte voor het horen van [naam 1] als getuige en loopt de vordering van de officier van justitie ook hierop stuk.
“De rechtbank is van oordeel dat een open verwijzingin het kader van de toegewezen onderzoekswensenop zijn plaats is. De rechtbank zal de rechter-commissaris verzoeken al datgene te doen wat hemin het belang van het in deze beslissing opgedragen onderzoeknoodzakelijk voorkomt[onderstrepingen zijn van de rechter-commissaris].” Het horen van [naam 1] kan niet worden begrepen onder de door de rechtbank reeds toegewezen onderzoekswensen. Saillant in dit verband is overigens dat het openbaar ministerie zich heeft verzet tegen een (algehele) open verwijzing.