Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser in conventie, gedaagde in reconventie sub 1] ,
[eiseres in conventie, gedaagde in reconventie sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 maart 2019 met producties,
- de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 18 maart 2019, met producties,
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2019, met de producties overgelegd door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
- de aanvullende producties van [eisers in conventie, gedaagden in reconventie] van 22 en 25 maart 2019,
- de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 25 maart 2019, met producties,
- de conclusie van eis in reconventie,
- de aanvullende producties van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 27 maart 2019,
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2019 met de pleitnota van [eisers in conventie, gedaagden in reconventie] en de pleitnotitie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
2.De feiten
3.Het geschil
€ 1.781,02 bedraagt, althans een beslagvrije voet vast te stellen in goede justitie te bepalen,
4.De beoordeling in conventie
Spoedeisend belang
€ 1.160,01 (€ 99,01 exploot van dagvaarding, € 81,00 griffierecht onvermogenden en
€ 980,00 salaris advocaat).
5.De beoordeling in reconventie
€ 980,00 aan salaris advocaat.