Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.de erven van [gedaagde sub 1] , te weten:
2. [gedaagde sub 2] ,
3. [gedaagde sub 3] ,
4. [gedaagde sub 4] ,
5. [gedaagde sub 5] ,
6. [gedaagde sub 6]
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
P.M.
€ 1.711,94
€ 1.993,86
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 december 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure over de verdeling van een nalatenschap. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat gedaagde sub 4 onrechtmatig gelden aan het vermogen van de erflaatster heeft onttrokken. De erflaatster, die op [overlijdensdatum 1] overleed, had zeven kinderen, waaronder de eiser en gedaagde sub 1, die op [overlijdensdatum 2] overleed. De nalatenschap van de erflaatster omvatte diverse activa en passiva, en de eiser stelde dat gedaagde sub 4 een bedrag van € 42.963,03 onrechtmatig had onttrokken aan de nalatenschap.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 4 niet heeft gereageerd op de vorderingen en dat de vorderingen van de eiser niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde sub 4 gehouden is om het onrechtmatig onttrokken bedrag in de nalatenschap in te brengen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is bepaald dat gedaagde sub 4 geen aanspraak kan maken op het aandeel in de nalatenschap dat gevormd wordt door de vordering op hem.
De rechtbank heeft ook de verdeling van de nalatenschap bevolen, met benoeming van mr. F.M. van Venrooij als onzijdig persoon om de gedaagden te vertegenwoordigen die onwillig zijn om mee te werken aan de verdeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K.J.H. Hoofs.