In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een erfrechtelijk geschil over de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van de overleden moeder, hier aangeduid als [erflaatster]. De moeder had zeven kinderen, waarvan er één was vooroverleden, waardoor diens drie kinderen als erfgenamen in de plaats zijn getreden. De zes kinderen en de drie kinderen van het vooroverleden kind zijn gezamenlijk erfgenamen van de nalatenschap.
In eerste aanleg heeft de rechtbank Limburg geoordeeld dat appellante onrechtmatig gelden aan de nalatenschap heeft onttrokken en heeft bepaald dat zij geen aanspraak kan maken op haar aandeel in de nalatenschap. Appellante is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan, maar heeft daarbij verzuimd om alle andere erfgenamen te dagvaarden, wat door geïntimeerde is aangevoerd als bezwaar. Geïntimeerde heeft zich beroepen op de exceptio plurium litis consortium, wat inhoudt dat niet alle betrokkenen in het geding zijn betrokken.
Het hof heeft geoordeeld dat, gezien de aard van de vorderingen tot vaststelling en verdeling van de nalatenschap, het noodzakelijk is dat alle erfgenamen in het geding worden betrokken. Het hof heeft appellante in de gelegenheid gesteld om de overige erfgenamen op te roepen, zodat een beslissing over de nalatenschap in dezelfde zin kan luiden voor alle betrokkenen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij appellante de overige erfgenamen moet oproepen voor de zitting op 28 december 2021.