ECLI:NL:GHSHE:2021:3604

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
200.295.607_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van een overleden moeder met meerdere erfgenamen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een erfrechtelijk geschil over de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van de overleden moeder, hier aangeduid als [erflaatster]. De moeder had zeven kinderen, waarvan er één was vooroverleden, waardoor diens drie kinderen als erfgenamen in de plaats zijn getreden. De zes kinderen en de drie kinderen van het vooroverleden kind zijn gezamenlijk erfgenamen van de nalatenschap.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Limburg geoordeeld dat appellante onrechtmatig gelden aan de nalatenschap heeft onttrokken en heeft bepaald dat zij geen aanspraak kan maken op haar aandeel in de nalatenschap. Appellante is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan, maar heeft daarbij verzuimd om alle andere erfgenamen te dagvaarden, wat door geïntimeerde is aangevoerd als bezwaar. Geïntimeerde heeft zich beroepen op de exceptio plurium litis consortium, wat inhoudt dat niet alle betrokkenen in het geding zijn betrokken.

Het hof heeft geoordeeld dat, gezien de aard van de vorderingen tot vaststelling en verdeling van de nalatenschap, het noodzakelijk is dat alle erfgenamen in het geding worden betrokken. Het hof heeft appellante in de gelegenheid gesteld om de overige erfgenamen op te roepen, zodat een beslissing over de nalatenschap in dezelfde zin kan luiden voor alle betrokkenen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij appellante de overige erfgenamen moet oproepen voor de zitting op 28 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.295.607/01
arrest van 30 november 2021
gewezen in het incident in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2021, hersteld bij exploot van 14 april 2021, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 23 december 2020, hersteld bij vonnis van 27 januari 2021, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen appellante als (mede)gedaagde en geïntimeerde als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/264744 / HA ZA 19-276)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep alsmede de hersteldagvaarding;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord tevens houdende exceptio plurium litis consortium (artikel 118 Rv) met producties;
  • de antwoordmemorie in het incident.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Het onderhavige geschil ziet op de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van [erflaatster] , weduwe van [wijlen echtgenoot] (hierna: [erflaatster] ). Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen geboren. Eén van die kinderen is vooroverleden waardoor haar drie kinderen door plaatsvervulling als erfgenaam in de plaats zijn getreden in de nalatenschap van hun moeder. De zes kinderen alsmede de drie kinderen van het vooroverleden kind zijn alle erfgenaam in voormelde nalatenschap van [erflaatster] .
3.2.
In eerste aanleg heeft geïntimeerde de overige erfgenamen in het geding betrokken voor de vaststelling en verdeling van de nalatenschap van [erflaatster] . Alleen appellante en [geïntimeerde 2] zijn in het geding verschenen.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis voor recht verklaard dat appellante onrechtmatig gelden aan het vermogen van [erflaatster] respectievelijk de nalatenschap heeft onttrokken en bepaald dat zij geen aanspraak toekomt op het aandeel in de nalatenschap van [erflaatster] dat wordt gevormd door de vordering op de nalatenschap op appellante. Verder heeft de rechtbank de nalatenschap van [erflaatster] vastgesteld en de verdeling daarvan bevolen.
3.3.
Appellante is vervolgens van dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft alleen geïntimeerde gedagvaard. Geïntimeerde maakt daartegen bezwaar en stelt dat hem een beroep toekomt op de exceptio plurium litis consortium, nu appellante heeft verzuimd alle andere erven mede te dagvaarden c.q. op te roepen.
Appellante volgt wat geïntimeerde in dit kader heeft gesteld en zij wenst de overige gedaagden alsnog in het geding te betrekken.
3.4.
Nu sprake is van vorderingen tot vaststelling en verdeling van een nalatenschap is het hof van oordeel dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokkenen en waarbij alle betrokkenen in het gedingen moeten worden opgeroepen.
Nu dit niet is gebeurd zal appellante op de voet van artikel 118 Rv in de gelegenheid worden gesteld om de overige erfgenamen, zoals in het vonnis van de rechtbank genoemd, in het geding te betrekken. Dat dit moet, heeft ook appellante geconstateerd in haar antwoordmemorie in het incident.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident en in de hoofdzaak:
stelt appellante in de gelegenheid alle overige erfgenamen in de nalatenschap van [erflaatster] in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv tegen de zitting van dinsdag 28 december 2021 te 10.00 uur;
gelast appellante op die zitting bij akte de oproepingsexploot in het geding te brengen;
stelt de opgeroepen en verschenen erfgenamen in staat om zes weken na 28 december 2021 een memorie van antwoord te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 november 2021.
griffier rolraadsheer