Uitspraak
mr. F. Oelmeijer,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 21 februari 2020 een verzoek tot wraking toegewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.M. Houben, had de rechter gewraakt die eerder een beslissing had genomen in haar zaak. De wrakingsgrond was dat de rechter zich al een oordeel had gevormd over de zaak, wat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakte. De Hoge Raad had eerder de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen, wat leidde tot de wraking. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 7 februari 2020 werd de vrees voor partijdigheid besproken. De wrakingskamer oordeelde dat de eerdere betrokkenheid van de rechter bij de zaak, in combinatie met de omstandigheden, voldoende was om de vrees voor onpartijdigheid te rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking gegrond verklaard, en de wrakingskamer besloot dat de rechter niet verder betrokken zou zijn bij de zaak.