ECLI:NL:RBLIM:2020:4741

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
03.122217-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. M. Koster-van der Linden
  • J. M. A. van Atteveld
  • R.J. M. G. Rulkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het bewerken van cocaïne in een cocaïnewasserij met recidive

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 mei 2019 betrokken was bij het bewerken van 15.260 gram cocaïne in een cocaïnewasserij. De verdachte, geboren in 1982 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door advocaat mr. H.G. Koopman. Tijdens de zittingen op 11, 12 en 17 juni 2020 zijn de feiten en het bewijs besproken. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opzettelijk bewerken van cocaïne, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het bewerken van de cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachten op 19 mei 2019 in de loods aanwezig waren waar de cocaïnewasserij was gevestigd. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het bewerken van cocaïne, onder andere door het aantreffen van DNA-sporen van de verdachte in de loods. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van het delict, de rol van de verdachte in de organisatie en haar eerdere veroordelingen voor drugshandel. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van de handel in harddrugs en de noodzaak om dergelijke criminaliteit streng te bestraffen. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat de ernstige bezwaren tegen de verdachte nog steeds aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/122217-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] [1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982 ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel te Evertsoord .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.G. Koopman, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11, 12 en 17 juni 2020. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 19 mei 2019, al dan niet tezamen en in vereniging, opzettelijk 15.260 gram cocaïne heeft bewerkt, dan wel aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op 19 mei 2019 tezamen en in vereniging opzettelijk 15.260 gram cocaïne heeft bewerkt. De verdachte is aangehouden in een loods waarin zich een in werking zijnde cocaïnewasserij bevond. Dat de verdachte cocaïne heeft bewerkt en dat zij eerder in de wasserij is geweest blijkt uit het feit dat van haar afkomstig DNA-materiaal is aangetroffen op een flesje dat is aangetroffen in de ruimte waarin de wasserij was gevestigd. De precieze rol van de verdachte is niet duidelijk geworden omdat zij daar wisselende verklaringen over heeft afgelegd die tevens in strijd zijn met andere bewijsmiddelen. De stelling dat verdachtes kleren en schoenen niet zijn onderzocht omdat daarop duidelijk geen sporen van cocaïne aanwezig waren is onjuist nu dit niet uit het dossier blijkt.
Indien de rechtbank bewerken van cocaïne niet bewezen zou achten is ook voldoende bewijs voor het tenlastegelegde voorhanden hebben van 15.260 gram cocaïne. De verdachte had wetenschap van en beschikkingsmacht over de cocaïne. Dat niet is vast gesteld dat zij de cocaïne heeft aangeraakt doet daaraan niet af, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat integrale vrijspraak dient te volgen. De Bayesiaanse methode, die de officier van justitie gebruikt in zijn bewijsconstructie, is niet geschikt voor de door de rechtbank te nemen bewijsbeslissing omdat deze niet wordt ondersteund door Nederlandse rechters. Voor bewerken van cocaïne is onvoldoende bewijs. De verdachte is enkel op de dag van haar aanhouding kort in de kantine van de loods geweest, niet in andere ruimtes. Zij was slechts meegekomen met de medeverdachte [Medeverdachte 1] en had geen enkele rol bij het bewerken van cocaïne. Dat blijkt uit haar verklaringen, die op essentiële punten consistent zijn en die worden ondersteund door hetgeen [Medeverdachte 1] heeft verklaard. Dat zij geen rol had blijkt ook uit het feit dat zij niet bij een hotel is gezien waar medeverdachten zouden hebben verbleven en voor de dag van haar aanhouding evenmin contact heeft gehad met deze medeverdachten, en uit het feit dat haar kleding en schoenen niet zijn onderzocht, wat slecht een logische keuze is indien daarop evident geen sporen van cocaïne aanwezig waren. Het aangetroffen DNA-spoor is niet redengevend omdat dit op een voorwerp zat dat niet te relateren is aan de wasserij en dat zich tevens niet in de wasserij bevond.
Ook voor het voorhanden hebben van 15.260 gram cocaïne is onvoldoende bewijs omdat de daarvoor vereiste wetenschap en beschikkingsmacht niet kan worden vastgesteld. De verdachte is enkel in de kantine geweest en had geen wetenschap van de cocaïne die zich in de wasserij zelf bevond. Het enkel feit dat in de loods een verflucht hing is daarvoor immers onvoldoende. De verdachte heeft de cocaïne die zichtbaar op een tafeltje in de kantine lag ook niet voorhanden gehad. Ook ten aanzien daarvan blijkt onvoldoende dat zij daarvan wetenschap had, en beschikkingsmacht is zeker niet vast te stellen. De jurisprudentie waar de officier van justitie naar heeft verwezen is wezenlijk anders dan deze zaak omdat de verdachte in die uitspraak het desbetreffende voorwerp wel had aangeraakt, aldus de raadsman.
3.3
Bewijsmiddelen [2]
Aantreffen cocaïnewasserij
Op 19 mei 2019 heeft de politie zich naar aanleiding van een melding van een wandelaar, inhoudende dat uit een loods een chemische lucht kwam, begeven naar een loods gelegen aan de [Adres 1] te Herkenbosch, gemeente Roerdalen. De loods werd na bonken op de voordeur en roepen “politie, politie” niet geopend. Kort voordat de politie de loods betrad opende de rolpoort aan de rechterzijde van de loods en verliet een zwarte auto met meerdere inzittenden de loods met piepende banden en hoge snelheid. [3] De auto werd even verderop aangetroffen en met behulp van een politiehond konden twee van de inzittenden vervolgens worden opgespoord en aangehouden. Dit bleken de medeverdachten [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] te zijn. Zowel [Medeverdachte 2] als [Medeverdachte 3] hebben tegenover de politie direct bekend dat zij aanwezig zijn geweest in de loods. [4] Zij hebben beide een licht getinte huidskleur. [5] De vluchtauto betrof een zwarte vierdeursauto. [6]
Een betrokken verbalisant rook bij het betreden van de loods een zeer sterke aceton lucht. Na daartoe te zijn gesommeerd kwamen een man en een vrouw vanuit een soort kantine in de loods richting de politie gelopen. [7] De man is vervolgens aangehouden en bleek de medeverdachte [Medeverdachte 1] met Colombiaanse nationaliteit te zijn. [8] De vrouw is eveneens aangehouden en bleek verdachte [verdachte] met Uruguayaanse nationaliteit te zijn. [9]
In de loods is een grote hoeveelheid wit poeder, al dan niet in de vorm van blokken en brokken, aangetroffen. Het totale gewicht daarvan bedroeg 15.260 gram. Daarnaast zijn diverse goederen aangetroffen waaronder verschillende chemicaliën, een pers, magnetrons en goederen die gebruikt kunnen worden voor de terugwinning/productie van cocaïne. Diverse indicatieve tests hebben uitgewezen dat het witte poeder vermoedelijk cocaïne betrof. Naar aanleiding van dit vermoeden zijn de verschillende aangetroffen hoeveelheden wit poeder bemonsterd voor onderzoek. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft vastgesteld dat alle afgenomen monsters cocaïne bevatten. [10]
In de loods is een aantal aankoopbonnen van ovens en magnetrons aangetroffen, waaronder twee aankoopbonnen van de [naam winkel] te Roermond met als datum 1 mei 2019. Uit onderzoek is gebleken dat een persoon die door een betrokken verbalisant is herkend als zijnde de medeverdachte [Medeverdachte 4] onder andere op die datum magnetrons dan wel ovens en een heteluchtoven heeft gekocht bij de [naam winkel] te Roermond. [11]
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van de landelijke politie-eenheid heeft de loods onderzocht en op basis van de aldaar aangetroffen goederen en chemicaliën geconcludeerd dat de loods was ingericht en gebruikt om op grote schaal cocaïne te bewerken (versnijden) dan wel om cocaïne terug te winnen uit een drager materiaal. [12]
Aantreffen DNA-sporen
In een afzonderlijk compartiment van de loods bevond zich een keuken. Daarin zijn diverse goederen aangetroffen waaronder maatbekers met wit residu, een weegschaal, een zeef, een pers en onderdelen van een pers. In een hoek van deze keuken stond een vuilniszak waarin latex wegwerphandschoenen zijn aangetroffen. De binnenzijde van deze handschoen zijn bemonsterd en door het NFI onderzocht. Het NFI heeft daarbij vastgesteld dat één van de onderzocht monsters ( [Nummer 1] [13] [Nummer 1] ) een DNA-mengprofiel bevat met DNA afkomstig van twee personen. Het aantreffen van dit DNA-mengprofiel is volgens het NFI meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer dit monster DNA afkomstig van de medeverdachte [Medeverdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon bevat dan dat dit monster DNA afkomstig van twee andere willekeurige onbekende personen bevat. [14]
In een vuilniszak die in de loods zelf stond is een blikje Fanta aangetroffen waarvan de drinkopening is bemonsterd ( [Nummer 2] ). Het NFI heeft vastgesteld dat dit monster DNA bevat dat overeenkomt met het DNA van de medeverdachte [Medeverdachte 1] . De matchkans van deze overeenkomst is kleiner dan 1 op 1 miljard. [15] In dezelfde vuilniszak is ook een flesje Sourcy vitamin aangetroffen waarvan de drinkopening is bemonsterd ( [Nummer 3] ). Het NFI heeft vastgesteld dat dit monster DNA bevat dat overeenkomt met het DNA van verdachte [verdachte] . De matchkans van deze overeenkomst is eveneens kleiner dan 1 op 1 miljard. [16] De vuilniszak stond op het moment dat voornoemde goederen zijn bemonsterd, dat was op 20 mei 2019, in de buurt van de poort met de dubbele deuren aan de zijkant van de loods. Op foto’s die op 19 mei 2019 zijn genomen, waarop de maagdelijke situatie is vastgelegd, dat wil zeggen de situatie zoals de politie die aantrof bij het betreden van de loods, is echter te zien dat op die plek nog géén vuilniszakken stonden. Er stonden enkel vuilniszakken op een open aanhanger (waarop ook ovens/magnetrons, dozen daarvan en ander afval stond) en op een blauw zeil dat in de grote ruimte van de loods naast de keuken lag en waarop allerlei blauwe tonnen stonden. [17]
Naast de keuken, in de loods zelf, is op een pers die bij een vat stond een drinkflesje aangetroffen waarvan de drinkopening is bemonsterd ( [Nummer 4] ). Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat dit monster een DNA-mengprofiel bevat met DNA van de medeverdachte [Medeverdachte 1] en van een onbekende persoon. De matchkans tussen het DNA van dit monster en het DNA van de verdachte is niet berekend. [18] Op een radiator onder het keukenraam is een blikje Fanta aangetroffen waarvan de drinkopening is bemonsterd ( [Nummer 5] ). Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat dit monster DNA-materiaal afkomstig van Vallejo Angueta, Kevin Efrain bevat. De matchkans van deze overeenkomst is kleiner dan 1 op 1 miljard. [19]
In de loods is een zwarte auto, merk Mitsubishi en type Outlander, zonder kentekenplaten aangetroffen. Op het stuurwiel van deze auto is een epitheelspoor aangetroffen en bemonsterd. Het NFI heeft vastgesteld dat dit monster DNA bevat van minstens drie personen, waaronder DNA dat overeenkomt met het DNA van de medeverdachte [Medeverdachte 4] . De matchkans van deze overeenkomst is kleiner dan 1 op 1 miljard. [20] Uit onderzoek is gebleken dat in deze auto een verborgen ruimte aanwezig was. [21]
Aanwezigheid in de cocaïnewasserij
De verdachte heeft verklaard dat zij samen met de medeverdachte [Medeverdachte 1] op 19 mei 2019 door twee personen in een zwarte vierdeursauto vanaf het station van Roermond naar de loods is gebracht. De personen die in de auto zaten waren volgens haar twee mannen die niet negroïde waren, maar ook niet van Nederlandse komaf. [22] Zij denkt dat medeverdachte [Medeverdachte 2] degene is geweest die haar en verdachte [Medeverdachte 1] heeft opgehaald bij het station in Roermond. [Medeverdachte 2] was volgens zijn verklaring op 19 mei 2020 ook in de loods aanwezig. [23] Zij heeft tegenover de politie verklaard dat de medeverdachte [Medeverdachte 4] op 19 mei 2020 ook daar (de rechtbank begrijpt: in de loods) aanwezig was. [24]
Uit telecomonderzoek is gebleken dat een mobiele zendmast die dekking geeft in een gebied waarin de loods ligt in de periode van 18 mei 2019, vanaf omstreeks 21:15 uur, tot op 19 mei 2019, omstreeks 12:47 uur, meerdere keren is aangestraald door twee telefoons met telefoonnummers die vermoedelijk bij [Medeverdachte 4] in gebruik waren (aan deze twee telefoonnummers waren op dat moment abonnementen gekoppeld die op de naam en het adres van [Medeverdachte 4] stonden geregistreerd). [25] Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat de loods door [Medeverdachte 4] werd gehuurd. [26]
De medeverdachte [Medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachte [Medeverdachte 3] op
19 mei 2019 met zijn auto naar de loods is gereden en dat hij na aankomst de loods niet meer heeft verlaten. [27] [Medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij rond 12:00 uur of 12:30 uur bij de loods zijn aangekomen en dat zij de loods daarna niet meer hebben verlaten. [28] Uit het telecomonderzoek is gebleken dat op 19 mei 2019 omstreeks 12:46 uur een mobiele zendmast die dekking geeft in een gebied waarin de loods zich bevindt is aangestraald door een telefoon met een telefoonnummer dat vermoedelijk in gebruik was bij de medeverdachte [Medeverdachte 3] (aan dit telefoonnummer was op dat moment een telefoonabonnement gekoppeld dat op de naam en het adres van [Medeverdachte 3] stond geregistreerd). [29]
Bevindingen met betrekking tot de nacht vooraf
Uit telecomonderzoek is gebleken dat een mobiele zendmast die eveneens dekking geeft in een gebied waarin de loods ligt reeds op 19 mei 2019 omstreeks 1:16 uur is aangestraald door een telefoon met een telefoonnummer dat in gebruik was bij de medeverdachte [Medeverdachte 2] (het betreffende telefoonnummer is in de periode voorafgaand aan 19 mei 2019 gebruikt en was gekoppeld aan een gsm-toestel dat bij [Medeverdachte 2] is aangetroffen en waarover hij heeft verklaard dat die van hem was en dat hij daarvan de enige gebruiker was). [30]
Uit telecomonderzoek is verder gebleken dat met een telefoon met het telefoonnummer dat in gebruik was bij de medeverdachte [Medeverdachte 2] op 19 mei 2019 omstreeks 2:49 is gebeld naar het telefoonnummer van het [naam hotel 1] te Asten. [31] Ongeveer 40 mintuten later, omstreeks 3:28 uur, is een mobiele zendmast die dekking geeft in een gebied waarin dit hotel ligt aangestraald door diezelfde telefoon met het telefoonnummer dat in gebruik was bij de medeverdachte [Medeverdachte 2] . [32] Op datzelfde moment heeft de telefoon met het telefoonnummer dat vermoedelijk bij de medeverdachte [Medeverdachte 3] in gebruik was ook een mobiele zendmast aangestraald die dekking geeft in een gebied waarin het [naam hotel 1] is gelegen. [33] Ongeveer vier minuten later, omstreeks 3:32 uur, is een zendmast die ook dekking geeft in een gebied waarin het [naam hotel 1] is gelegen aangestraald door twee telefoons met telefoonnummers die vermoedelijk in gebruik waren bij de medeverdachte [Medeverdachte 1] (bij hem zijn twee telefoons aangetroffen die in Nederland zijn gebruikt met deze twee telefoonnummers). [34]
De medeverdachte [Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte naar Nederland is gekomen, dat hij sinds 17 mei 2019 in Nederland was en dat hij in een hotel heeft verbleven. [35]
Bevindingen met betrekking tot de periode vooraf
Uit onderzoek is gebleken dat de medeverdachte [Medeverdachte 4] in de periode voorafgaand aan 19 mei 2019 meerdere keren hotelkamers heeft gereserveerd bij het [naam hotel 2] te Roermond. [36] Volgens de getuigen [Getuige 1] en [Getuige 2] , beide werkzaam bij dit hotel, heeft een persoon met de naam [Medeverdachte 4] vaker kamers gereserveerd die door anderen werden gebruikt. De gebruikers waren meestal Spaans sprekende mannen die pas erg laat in de nacht bij de hotels arriveerden. [37] Uit telecomonderzoek is daarnaast gebleken dat in de periode van 4 januari tot en met 18 mei 2019 vaker naar dit hotel is gebeld door een telefoon met één van de twee reeds eerder genoemde telefoonnummers die vermoedelijk bij [Medeverdachte 4] in gebruik waren. [38] Op 18 februari 2019 is naar ditzelfde hotel gebeld door een telefoon met één van de twee reeds eerder genoemde telefoonnummers die vermoedelijk bij de medeverdachte [Medeverdachte 1] in gebruik waren. [39]
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [verdachte] en de medeverdachten [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 3] op 19 mei 2019 in een loods aanwezig waren waarin op dat moment een in werking zijnde cocaïnewasserij aanwezig was. De loods was volgens het LFO immers ingericht om op grote schaal cocaïne te bewerken (versnijden) dan wel om cocaïne terug te winnen uit een drager materiaal, en zowel kort voor als op het moment dat de loods door de politie werd betreden was daarin een sterke (chemische) aceton lucht aanwezig.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte betrokken was bij het bewerken van de cocaïne, en zo ja, hoe zijn rol dient te worden gekwalificeerd. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij zich als pleger, dan wel als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan het bewerken van dan wel aan het opzettelijk voorhanden hebben van de aangetroffen cocaïne. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Indien met betrekking tot de toedracht van een strafbaar feit wel kan worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" is begaan, maar niet direct kan worden vastgesteld door wie precies welke handeling is verricht, terwijl de verdachte kort na dat strafbare feit wordt aangetroffen in omstandigheden die duiden op betrokkenheid bij dat feit, kan bovendien sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat een cocaïnewasserij, gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen cocaïne, de straatwaarde die dat vertegenwoordigt en de grote risico’s die met bekend worden van de locatie van die cocaïnewasserij gepaard gaan, bij uitstek een plek is waar geen willekeurige personen worden toegelaten, maar enkel personen die daarbij een wezenlijke rol vervullen en te vertrouwen zijn. Dat geldt zeker met betrekking tot deze cocaïnewasserij nu daarin ruim 15 kilo cocaïne aanwezig was, een hoeveelheid die een aanzienlijke (straat)waarde vertegenwoordigt.
Aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte en de medeverdachte [Medeverdachte 1] zijn door de medeverdachten [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 2] met de auto vanaf station Roermond naar de loods gebracht. De beschrijving die de verdachte van deze auto (een zwarte vierdeursauto) en de twee personen die daarin zaten heeft gegeven komt immers overeen met de auto waarmee [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] die dag naar de loods zijn gereden en met de licht getinte huidskleur van beide medeverdachten. De rechtbank betrekt daarbij ook dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat ze denkt dat de medeverdachte [Medeverdachte 2] in de auto zat waarmee ze naar de loods is gereden en dat ze [Medeverdachte 2] ook in de loods heeft gezien. Uit de verklaring van [Medeverdachte 3] blijkt dat zij op 19 mei 2019 omstreeks 12:30 bij de loods zijn aangekomen. Dit tijdstip wordt ondersteund door het feit dat een telefoon die vermoedelijk door [Medeverdachte 3] in gebruik was ongeveer 20 minuten later een mobiele mast heeft aangestraald die dekking geeft in een gebied waarin de loods zich bevindt. De verdachte en diens medeverdachten werden kennelijk allemaal toegelaten tot de loods waarin zich de cocaïnewasserij bevond. Zowel [Medeverdachte 2] als [Medeverdachte 3] hebben verklaard dat zij de loods zijn binnengereden en dat zij die daarna niet meer hebben verlaten. De politie is omstreeks 18.00 uur bij de loods gearriveerd waarna omstreeks 18.20 uur de zwarte personenauto met onder andere [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] uit de loods is gevlucht, de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [Medeverdachte 1] in de loods werden aangehouden en de politie in de loods een in werking zijnde cocaïnewasserij aantrof. De medeverdachten [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 3] en de verdachte [verdachte] hebben die dag dus ruim 5 uur in de loods verbleven terwijl daarin op dat moment in de beslotenheid van de loods cocaïne werd bewerkt. Enkel die omstandigheid vormt reeds een sterkte aanwijzing voor verdachtes betrokkenheid bij het bewerken van cocaïne in de cocaïnewasserij.
Het van de verdachte afkomstige DNA-spoor dat op een flesje is aangetroffen wijst ook op verdachtes betrokkenheid bij de cocaïnewasserij nu dit in de grote ruimte van de loods (door de politie ook aangeduid als de loods zelf) is aangetroffen. Het flesje zat bovendien in een vuilzak die of in een aanhanger stond waarin zich goederen geschikt voor het bewerken van cocaïne bevonden dan wel naast de keuken op en blauw zeil stond waarop allerlei blauwe tonnen stonden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel in de grote ruimte van de loods (door de politie ook aangeduid als de loods zelf) als in de keuken cocaïne werd bewerkt. Daarnaast is van zowel de verdachte [verdachte] als de medeverdachten [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 1] gebleken dat zij in het deel van de loods aanwezig zijn geweest waar het bewerken van de cocaïne feitelijk plaats vond. Ten aanzien van de medeverdachte [Medeverdachte 1] en de verdachte [verdachte] blijkt dit uit aangetroffen DNA-sporen, ten aanzien van de medeverdachte [Medeverdachte 4] blijkt dit uit de verklaring van [verdachte] en uit het van hem afkomstige DNA-spoor dat op het stuurwiel van de auto is aangetroffen, en ten aanzien van medeverdachten [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] blijkt dit onder meer uit hun eigen verklaringen. Het feit dat in de keuken een latex handschoen waarop aan de binnenzijde DNA afkomstig van de medeverdachte [Medeverdachte 1] is aangetroffen wijst er bovendien op dat [Medeverdachte 1] betrokken was bij het bewerken van cocaïne. Dat de medeverdachte [Medeverdachte 4] de loods huurde wijst dan weer op zijn betrokkenheid bij het bewerken van de cocaïne.
De verdachte heeft voor dit alles geen, althans geen aannemelijke, verklaring gegeven, in het bijzonder niet met betrekking tot het aangetroffen DNA-spoor en haar langdurige aanwezigheid in de loods, terwijl deze omstandigheden nopen tot een verklaring. De verdachte heeft wisselend verklaard over de reden waarom zij in de loods was, als vertaler voor de medeverdachte [Medeverdachte 1] of gewoon als zijn ‘meisje’. Zij verklaarde in eerste instantie dat ze niet wist wat [Medeverdachte 1] in de loods deed toen zij daar samen met hem was, maar verklaarde later dat hij daar was om auto’s te kopen. Daarnaast heeft zij wisselend verklaard over hoe zij naar Nederland is gereisd, bijvoorbeeld of dit met of zonder de medeverdachte [Medeverdachte 1] was, die blijkens de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaring reeds op 17 mei 2019 in Nederland was. [Medeverdachte 1] heeft bovendien verklaard dat hij voor 19 mei 2020 in Nederland in een hotel heeft verbleven. Gelet op het voorgaande hecht de rechtbank weinig waarde aan deze onderdelen van verdachtes verklaring.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken (HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733,
NJ1997/584).
De feiten en omstandigheden met betrekking tot deze cocaïnewasserij kunnen in dit concrete geval in onderlinge samenhang bezien tot geen andere conclusie luiden dan dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het bewerken van cocaïne door een organisatie, bestaande uit verdachte [verdachte] en haar medeverdachten [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] . De cocaïnewasserij is immers aangetroffen in een loods die door de medeverdachte [Medeverdachte 4] werd gehuurd en waarin de verdachte en enkele medeverdachten op 19 mei 2019 gedurende ruim vijf uur aanwezig waren terwijl op dat moment in de beslotenheid van die loods een in werking zijnde cocaïnewasserij met ruim 15 kilogram cocaïne aanwezig was. Daarbij betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat van zowel de verdachte [verdachte] als haar medeverdachten [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] is gebleken dat zij in het deel van de loods aanwezig zijn geweest waar het bewerken van de cocaïne feitelijk plaats vond terwijl het bewerken van cocaïne een zeer complex proces is, waarvoor in de regel meerdere mensen met specifieke deskundigheid nodig zijn. Het bewerken (wassen) van cocaïne vormt daarnaast een belangrijke en onmisbare schakel bij de handel en verkoop van cocaïne waarbij voertuigen zoals de in de loods aangetroffen auto met een verborgen ruimte bij kunnen worden gebruikt. In de cocaïnewasserij is immers ruim 15 kilo cocaïne aangetroffen. Dat betreft zonder meer een handelshoeveelheid die bestemd is voor de markt.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat bij het bewerkingsproces van de cocaïne sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de exacte rolverdeling niet volstrekt duidelijk is geworden. Dat laatste is echter ook niet vereist voor een bewezenverklaring van medeplegen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 mei 2019 in de loods te Herkenbosch tezamen en in vereniging met anderen cocaïne heeft bewerkt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 19 mei 2019 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt 15.260 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 72 maanden (omgerekend 6 jaar) met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. De strafeis in deze zaak is hoger dan die in de zaken van enkele medeverdachten omdat de verdachte recentelijk in Spanje is veroordeeld voor een ernstig drugsdelict.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie disproportioneel hoog is. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring voor het bezit van 2 kilo cocaïne zou komen dan is een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden overeenkomstig het toepasselijke oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geïndiceerd. Als de rechtbank echter tot een bewezenverklaring van het bezit van ruim 15 kilo cocaïne komt dan kan worden volstaan met een straf die lager is dan het daarop van toepassing zijnde oriëntatiepunt van het LOVS in verband met verdachtes zeer geringe rol. Dat wordt in vergelijkbare zaken vaker gedaan, aldus de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is afkomstig uit Uruguay en is kennelijk vanuit een verblijf in Spanje naar Nederland gekomen om samen met anderen in een zogenoemde cocaïnewasserij aan het werk te gaan. Samen met haar medeverdachten heeft de verdachte in die cocaïnewasserij in georganiseerd verband een grote hoeveelheid (ruim 15 kilogram) cocaïne bewerkt. De organisatie bestond voor zover bekend uit een in Spanje verblijvende Colombiaan, een in Spanje verblijvende Uruguayaanse (verdachte) en uit personen woonachtig in Nederland. Wanneer deze cocaïnewasserij niet door de politie zou zijn ontmanteld, zou deze cocaïne waarschijnlijk in Nederland of elders op de markt zijn gebracht met alle schadelijke gevolgen van dien.
Het bewerken (wassen) van cocaïne vormt een belangrijke en onmisbare schakel bij de handel en verkoop van cocaïne, waarbij voertuigen zoals de in de loods aangetroffen auto met een verborgen ruimte bij kunnen worden gebruikt. Het wassen van cocaïne gaat bovendien vaak gepaard met milieuschade, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen die meestal in natuurgebieden plaatsvinden. Dergelijke dumpingen vinden zelfs in of in de buurt van woonwijken plaats. Deze dumpingen zijn, zeker in de zuidelijke provincies, aan de orde van de dag. Daarmee is dit een enorm maatschappelijk probleem.
De productie van en de (internationale) handel in harddrugs, waaronder cocaïne, wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van (zware) criminaliteit en overlast, en kan dan ook leiden tot ernstige ontwrichting van de samenleving. Het gaat doorgaans om strafbare feiten zoals witwassen, geweldsdelicten en zelfs liquidaties. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden wordt verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht.
De rechtbank stelt vast dat de productie van en de (internationale) handel in harddrugs in Nederland niet afneemt. De rechtbank doelt daarmee onder andere op het recente fenomeen van buitenlandse drugskartels die harddrugs (deels) in Nederland verhandelen dan wel produceren. Gelet daarop dienen daders van dergelijke strafbare feiten streng te worden bestraft, zodat daardoor een sterk signaal wordt afgegeven dat dit soort criminaliteit in Nederland niet wordt getolereerd. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de handel in harddrugs de negatieve beeldvorming van Nederland in het buitenland op het gebied van haar drugsbeleid versterkt.
Het is voorts algemeen bekend dat verdovende middelen als cocaïne, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien is het gebruik van cocaïne bezwarende voor de samenleving omdat veel gebruikers veelvuldig (vermogens)delicten plegen om zo hun verslaving te bekostigen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Het verwerken van harddrugs dient dan ook zeer krachtig te worden bestreden.
Het voorgaande maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan één die vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS bij het bepalen van de strafmaat. Hiervoor is het aantal gram harddrugs dat is bewerkt bepalend. In het LOVS is voor de bestraffing van het verwerken van en hoeveelheid van 10.000 tot 20.000 gram harddrugs als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden (omgerekend vier jaar en twee maanden) vastgesteld indien daarbij sprake is van een organisatie. Dit uitgangspunt is van toepassing op verdachten die zich voor het eerst schuldig hebben gemaakt aan het bewerken van harddrugs.
Dit is voor verdachte echter niet het geval. Blijkens een haar betreffend uittreksel ECRIS (Spanje) d.d. 20 april 2020 is de verdachte in Spanje eerder onherroepelijk veroordeeld voor drugshandel tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en twee maanden. Ter terechtzitting is bovendien gebleken dat de verdachte deze straf pas op 3 april 2019 had uitgezeten. De verdachte had dus net een langdurige gevangenisstraf voor een drugsdelict uitgezeten. Dat verdachte, amper op vrije voeten, vrijwel direct recidiveert en in een ander land wederom een ernstig drugsdelict heeft begaan rekent de rechtbank haar zwaar aan. Zij heeft van de lange vrijheidsbenemende straf klaarblijkelijk niet geleerd en slechts gekeken naar haar eigen financieel gewin, zonder oog te hebben voor de (maatschappelijke) gevolgen van haar handelen. De rechtbank ziet daarin dan ook een forse strafverzwarende omstandigheid.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden.

7.Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis

De raadsman heeft ter terechtzitting onmiddellijke opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis verzocht. Dat verzoek heeft de rechtbank afgewezen. Voorts heeft de raadsman opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis bepleit.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot deze verzoeken.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu de ernstige bezwaren en gronden die ten grondslag liggen aan de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn en zich de situatie als bedoeld in artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet voordoet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaar;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. M. Koster-van der Linden, voorzitter, mr. drs. J. M. A. van Atteveld en mr. R.J. M. G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 19 mei 2019 te Herkenbosch, in elk geval in de
gemeente Roerdalen tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15260 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2020, waaruit volgt dat verdachte is gepresenteerd bij de ambassade van Uruguay te Den Haag ter controle van haar identiteit, en dat deze identiteit aan de hand van haar vingerafdrukken is bevestigd. Sindsdien is haar volledige naam bekend die in plaats van zoals vermeld in het procesdossier niet volledig [verdachte] luidt maar [verdachte] .
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Noord en Midden Limburg, [Nummer 6] , proces-verbaalnummer [Nummer 7] , gesloten d.d. 7 december 2019 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 846.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, de tweede en derde alinea van pagina 386 en de eerste alinea van pagina 387.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, pagina 388 vanaf de vierde alinea en de eerste alinea van pagina 389, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, de tweede, derde en vijfde alinea op pagina 394 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, de vierde en de vijfde alinea op pagina 395.
5.De eigen waarneming van de rechtbank van de foto van de ID staat die zich op pagina 60 bevindt en de eigen waarneming van de rechtbank van de foto van de ID staat die zich op pagina 222 bevindt.
6.De eigen waarneming van de rechtbank van de foto die zich bevindt op pagina 326, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [Medeverdachte 1] d.d. 19 juni 2019, de eerste regel op pagina 302 en de tweede alinea van pagina 108 van het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 4 september 2019.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2019, derde alinea van pagina 388.
8.Proces-verbaal aanhouding d.d. 19 mei 2019, tweede alinea van pagina 272.
9.Proces-verbaal aanhouding d.d. 19 mei 2019, tweede alinea van pagina 146.
10.Proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 11 november 2019, de tweede alinea op pagina 620 en de tabel op de pagina’s 622 tot en met 629, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport identificatie veelvoorkomende drugs d.d. 27 mei 2019, tabel 1 op pagina 619 en het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de alinea’s onder het kopje ‘loods’ op pagina 451.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2019, vanaf de tweede alinea van pagina 560 tot en met de tweede alinea onder het kopje ‘ [naam winkel] Roermond [Adres 2] ’ op pagina 560, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2019, pagina’s 434 en 435 en de pagina’s 437 en 438.
12.Proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 11 november 2019, de tweede alinea op pagina 620 en de laatste alinea’s onder het kopje ‘interpretatie LFO’ op pagina 629.
13.SIN staat voor spoor identificatie nummer.
14.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de eerste alinea onder het kopje ‘omschrijving onderzoekslocatie’ op pagina 449, de laatste alinea van pagina 450 en de eerste alinea van pagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 25 juli 2019, tabel 1 op pagina 497 en de alinea onder het kopje ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek op pagina 497.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de laatste alinea onder het kopje ‘loods’ op pagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 17 juli 2019, tabel 1 op pagina 493.
16.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de laatste alinea onder het kopje ‘loods’ op pagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 9 oktober 2019, tabel 2 op pagina 508.
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de alinea onder het kopje ‘Aanleiding onderzoek’ op pagina 448, in onderlinge samenhang bezien met de laatste alinea onder het kopje ‘loods’ op pagina 451, de eigen waarneming van de rechtbank van de twee foto’s die zich bevinden op pagina 459 die onderdeel vormen van de fotomap die als bijlage bij voornoemd proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019 zijn gevoegd, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2019, de laatste alinea van pagina 543, de eigen waarneming van de rechtbank van de twee foto’s die zich bevinden op pagina 554, die als bijlage zijn gevoegd bij voornoemd proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2019, het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 21 mei 2019, de tweede alinea en de alinea onder het kopje ‘omschrijving locatie’ op pagina 599 en de eigen waarneming van de rechtbank van de twee foto’s die zich bevinden op pagina 607, die onderdeel zijn van een fotomap die als bijlage is gevoegd bij voornoemd proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO d.d. 21 mei 2019.
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de derde alinea onder het kopje ‘loods’ op pagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 17 juli 2019, tabel 1 op pagina 493.
19.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [Adres 1] Herkenbosch) d.d. 16 juni 2019, de tweede alinea onder het kopje ‘loods’ op pagina 451, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een maatwerkonderzoek gepleegd in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 17 juli 2019, tabel 1 op pagina 493, het schriftelijk bescheid, zijnde een brief met als onderwerp ‘Match met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 19 juli 2019, pagina 514 en het schriftelijk bescheid, zijnde een ambtsbericht met als onderwerp ‘Antwoord op het verzoek om informatie van de Nederlandse autoriteiten in het EOB nr. 147/2019’, pagina 533.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2019, de eerste alinea onder het kopje aanleiding onderzoek op pagina 543 en de laatste alinea van pagina 543, de derde regel onder het kopje ‘Eerste overzicht aangetroffen goederen in de loods op pagina 544, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal forensisch onderzoek mogelijk ontvreemd voertuig d.d. 30 mei 2019, de alinea onder het kopje ‘voorafgaande informatie’ en de alinea onder het kopje ‘omschrijving voertuig’ op pagina 470 en de tweede alinea onder het kopje ‘Biologische sporen’ op pagina 471, en het schriftelijke bescheid, zijnde een door het NFI opgesteld rapport DNA onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Herkenbosch op 19 mei 2019 d.d. 22 november 2019, tabel 2 op pagina 511.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2019, de tweede en de vijfde alinea van pagina 645.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 mei 2019, pagina’s 167 en 168.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 1 november 2019, pagina 205.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 1 november 2019, pagina 202.
25.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de zesde tot en met de achtste alinea van pagina 691, de twee laatste alinea’s van pagina 695 en de (vanaf onder geteld) tiende en elfde regel van de tabel op pagina 736.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2019, de derde alinea van pagina 409, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijke bescheid, zijnde een factuur d.d. 1 februari 2019, pagina 411.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 4 september 2019, pagina’s 103, 104 en 106.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 3] d.d. 20 juni 2019, pagina 239.
29.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de twee laatste alinea van pagina 693 en de tweede alinea van pagina 700.
30.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de tweede alinea van pagina 693 en de laatste alinea van pagina 698, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 4 september 2019, pagina 102.
31.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de tweede alinea van pagina 693 en de voorlaatste alinea van pagina 698, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 4 september 2019, pagina 102.
32.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de tweede alinea van pagina 693 en de laatste alinea van pagina 698, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] d.d. 4 september 2019, pagina 102.
33.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de twee laatste alinea’s van pagina 693, de drie laatste regels van pagina 698 en de vier eerste regels van pagina 699.
34.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de eerste twee alinea’s van pagina 692 en de zeven laatste regels van de eerste alinea op pagina 699.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] d.d. 20 mei 2019, pagina’s 289 en 290.
36.Proces-verbaal bevindingen d.d. 16 september 2019, de tabel op de pagina’s 781 en 782.
37.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [Getuige 1] d.d. 17 september 2019, pagina’s 807 en 808, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor van de getuige [Getuige 2] d.d. 17 september 2019, pagina’s 812 en 813.
38.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de zesde tot en met de achtste alinea van pagina 691, de laatste alinea van pagina 694 en de eerste drie regels van pagina 695.
39.Proces-verbaal telecom cocaïne wasserij d.d. 23 september 2019, de eerste twee alinea’s van pagina 692, de laatste alinea van pagina 694 en de eerste drie regels van pagina 695.