8.3.In het bestreden besluit heeft verweerder voorts gesteld dat sprake zou zijn van brandgevaar als gevolg van het gebruik van gaskookstellen en BBQ’s. De rechtbank is van oordeel dat het besluit ook op dit punt onvoldoende is onderbouwd, aangezien niet inzichtelijk is waar verweerder dit op heeft gebaseerd. Bovendien heeft eiser een rapport overgelegd van BK bouw- & milieuadvies, waarin staat vermeld dat er geen reden is aan te nemen dat er brandgevaar gaat ontstaan. Verweerder is hier in het geheel niet op ingegaan.
9. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het besluit van 25 september 2018 onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat het beroep van eiser tegen dit besluit ook gegrond moet worden verklaard.
10. De Afdeling heeft in zijn uitspraak van 27 november 2019 overwogen dat de rechtbank (opnieuw) zal moeten beoordelen of er aanleiding bestaat om verweerder te veroordelen in de vergoeding van de kosten voor het onderzoek van BK. Voor beantwoording van die vraag is van belang of het rapport van BK verband houdt met een beroepsgrond die aanleiding is voor de proceskostenveroordeling. Aangezien eisers beroepsgrond, dat verweerder niet heeft onderbouwd dat sprake zou zijn van brandgevaar, slaagt, bestaat er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze deskundige. Voor de hoogte van deze kosten verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 16 juli 2019 (€ 2.032,80).
11. Het beroep is derhalve gegrond. De rechtbank vernietigt de besluiten van 9 juli 2018 en 25 september 2018. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, aangezien verweerder nader zal dienen te onderzoeken en motiveren of sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het perceel van belanghebbende. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt in de zaak AWB 18/1672. In onderhavige zaak heeft eiser geen griffierecht betaald.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op (in totaal) € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1,5 punt voor het verschijnen ter (nadere) zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Alsmede de reis- en verletkosten van eiser voor het bijwonen van de zitting van 15 februari 2019 (voor de hoogte hiervan verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 16 juli 2019).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de besluiten van 9 juli 2018 en 25 september 2018;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- in de zaak AWB 18/1672 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 3.437,26 (€ 2.032,80 + € 16,96 + € 75,- + € 1.212,50).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 juli 2020