ECLI:NL:RBLIM:2020:6121

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
8098657 \ CV EXPL 19-7088
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomst wegens non-conformiteit van een auto

In deze zaak heeft eiser op 25 mei 2018 een koopovereenkomst gesloten met gedaagde voor de aankoop van een gereviseerde BMW 318d Touring uit 2006. De auto vertoonde binnen zes maanden na de koop gebreken, waaronder problemen met de koppeling, boordcomputer, radio en airconditioning. Eiser heeft de auto meermalen ter reparatie aangeboden, maar de gebreken zijn niet verholpen. Op 17 mei 2019 heeft eiser gedaagde laten weten de koop te ontbinden en aanspraak te maken op schadevergoeding van € 9.069,00. Gedaagde heeft niet gereageerd op deze brief.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 hebben partijen afspraken gemaakt over het opvragen van offertes voor herstel van de gebreken, maar beide partijen hebben deze afspraken niet nagekomen. De kantonrechter oordeelt dat de gebreken aan de auto aanwezig waren ten tijde van de koop, en dat eiser terecht de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. De kantonrechter wijst de primaire vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van € 9.897,45, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

De kantonrechter overweegt dat de gebreken aan de auto niet zijn hersteld en dat eiser niet langer kan wachten op een juiste uitvoering van de koopovereenkomst. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, evenals de proceskosten, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8098657 \ CV EXPL 19-7088
Vonnis van de kantonrechter van 19 augustus 2020
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. K.A.M.J. Horsch,
tegen:
[gedaagde] handelende als eenmanszaak onder de naam [handelsnaam],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 4 februari 2020
- de aktes van beide partijen met betrekking tot doorhaling van de zaak van de rol
- de akte wijziging / vermeerdering van eis van [eiser]
- de conclusie van antwoord met betrekking tot de wijziging / vermeerdering van eis
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 25 mei 2018 een overeenkomst met [gedaagde] gesloten tot koop van een auto, een gereviseerde BMW 318d Touring van bouwjaar 2006.
2.2.
De revisie bestond uit onder meer de vervanging van de motor, door een andere gebruikte motor. De aankoopprijs bedroeg € 7.500,00.
2.3.
[eiser] heeft daarnaast een bedrag van € 1.049,00 aan [gedaagde] voldaan ten behoeve van de vervanging van de accu en koppeling, alsmede – op wens van [eiser] – een set wielen.
2.4.
Op 22 augustus 2018 werd de APK in orde gemaakt en op 24 augustus 2018 is de auto aan [eiser] geleverd.
2.5.
Op 17 september 2019 is door partijen afgesproken dat de auto wegens gebreken op 24 oktober 2018 kon worden aangeboden ter reparatie. Op 20 december 2018 heeft [eiser] de auto opgehaald. De roetfilter en turbolader zijn bij deze reparatie vervangen.
2.6.
Medio januari 2019 is door partijen afgesproken dat de auto wegens gebreken aan de boordcomputer, koppeling, radio en airconditioning op 27 februari 2019 kon worden aangeboden ter reparatie. [eiser] heeft de auto op 7 mei 2019 kunnen ophalen.
2.7.
Bij brief van 17 mei 2019 heeft [eiser] [gedaagde] laten weten de koop te ontbinden en aanspraak te maken op een schadevergoeding ad € 9.069,00.
2.8.
[gedaagde] heeft op de brief van 17 mei 2019 niet gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis – primair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.069,00, vermeerderd met rente.
Subsidiair vordert [eiser] voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst d.d. 25 mei 2018 geheel is vernietigd, althans deze overeenkomst geheel te vernietigen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 9.069,00, vermeerderd met rente.
Primair en subsidiair worden de buitengerechtelijke kosten ad € 825,45, alsmede de proces- en nakosten, vermeerderd met rente gevorderd.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de door hem gekochte auto niet beantwoordt aan de tussen partijen op 25 mei 2018 gesloten overeenkomst.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en betwist dat de auto niet heeft voldaan aan de overeenkomst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 afspraken gemaakt. Deze houden in:
- Er zijn (nog) problemen aan de door [eiser] bij [gedaagde] gekochte auto, te weten aan de koppeling, de boordcomputer, de radio en de airconditioning;
- Beide partijen zullen binnen twee weken na heden drie offertes opvragen bij garagebedrijven betreffende de kosten van herstel van deze gebreken;
- Aansluitend zullen partijen uit deze offertes er een uitkiezen;
- Kosten van het herstel komen voor rekening van gedaagde.
4.2.
Bij e-mail van 5 maart 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de rechtbank laten weten dat [eiser] drie verschillende garagebedrijven heeft benaderd voor het opstellen van deze offertes. Deze bedrijven hebben echter aangegeven dat met het opstellen van een offerte aanzienlijke tijd en kosten zijn gemoeid. Hij heeft geen offertes laten opstellen. Hij verzoekt de rechtbank vonnis te wijzen.
4.3.
[gedaagde] stelt meerdere garagebedrijven te hebben benaderd voor het opstellen van een offerte. Deze bedrijven zeggen tot het opstellen van een offerte bereidt te zijn maar dat zij daarvoor wel over de auto moeten beschikken. [gedaagde] heeft deze stelling niet nader onderbouwd door het overleggen van de betreffende verklaringen van deze garagebedrijven. Evenmin blijkt dat hij bij [eiser] om terbeschikkingstelling van de auto heeft gevraagd.
4.4.
De kantonrechter constateert dan ook dat partijen niet hebben voldaan aan de afspraak om binnen twee weken na datum van de mondelinge behandeling een offerte, laat staan drie, te overleggen met betrekking tot de kosten van herstel van de auto.
De onderhavige situatie is bij het treffen van de regeling op 4 februari 2020 niet voorzien. Uit het feit echter dat zowel [eiser] als [gedaagde] kenbaar maken dat zij van de kantonrechter een vonnis verlangen maakt de kantonrechter op dat beide partijen het er in ieder geval over eens zijn dat de gemaakte afspraken hen niet meer binden. De kantonrechter zal beide partijen daarin dan ook volgen.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de door [eiser] op 25 mei 2018 bij [gedaagde] gekochte auto aan de overeenkomst moet beantwoorden. De aanwezige gebreken: de problemen met de koppeling, de boordcomputer, de radio en de airconditioning maken dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt indien deze ten tijde van de koop aanwezig waren. Dit is zelfs het geval indien de verkoper, [gedaagde] , van de aanwezigheid ervan niet op de hoogte geweest zou zijn.
Omdat er in dit geval sprake is van een consumentenkoop, worden de gebreken geacht aanwezig te zijn geweest ten tijde van de koop indien deze zich binnen zes maanden na de koop manifesteren (art. 7:18 lid 2 BW). [eiser] heeft de auto binnen zes maanden na de aankoop meermalen aangeboden ter reparatie. Vermoed kan daarom worden dat de gebreken aanwezig waren ten tijde van de koop. [gedaagde] heeft tegen dit vermoeden geen tegenbewijs aangeboden. De kantonrechter ziet geen aanleiding hem daartoe ambtshalve in de gelegenheid te stellen. Het staat daarmee dus vast dat de genoemde gebreken aanwezig waren ten tijde van de verkoop van de auto.
Bij een consumentenkoop kan de koper pas aanspraak maken op ontbinding van de koopovereenkomst indien herstel en vervanging onmogelijk zijn of de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting tot – kort gezegd – herstel (art. 22 lid 2 BW). Het staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat [eiser] meerdere keren de auto heeft aangeboden aan [gedaagde] voor herstel, dat deze er ook aan heeft gewerkt, maar dat afdoende herstel niet heeft plaatsgevonden. Van [eiser] kan niet verwacht worden dat hij nog langer op juiste uitvoering van de koopovereenkomst wacht.
[eiser] heeft de koopovereenkomst op 17 mei 2019 daarom, naar het oordeel van de kantonrechter, terecht buitengerechtelijk ontbonden.
De overige stellingen van [eiser] behoeven gelet op deze uitkomst geen bespreking meer.
De primaire vordering zal dus worden toegewezen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Uit de inhoud van de stukken blijkt naar het oordeel van de kantonrechter van voldoende incasso-activiteiten, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 828,45 toewijsbaar worden geacht.
4.8.
Dit betekent dat er een totaal van € 9.897,45 (9.069,00 + 828,45) zal worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,71
  • griffierecht 231,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.233,71
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.897,45, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.069,00 vanaf 25 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 1.233,71, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: DT
coll: