Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
2 [gedaagde partij 2] ,beiden wonende [adres] , [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 86,80
- griffierecht € 996,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap BOUWSERVICE VAN DER HEIJDEN B.V. en twee gedaagden. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. M.J. Mookhram, vorderde een verklaring voor recht en schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. De gedaagde partijen, vertegenwoordigd door mr. H.J. Meijering, hebben na verkregen uitstel niet meer geantwoord op de dagvaarding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij als consument wordt vermoed. De rechter heeft ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toegepast, maar heeft geoordeeld dat er geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden. De vordering van de eisende partij is als onvoldoende betwist toegewezen, met uitzondering van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, omdat de eisende partij niet specifiek heeft aangegeven vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim was. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat er geen kosteloze aanmaning heeft plaatsgevonden. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 13.069,27, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook aansprakelijk gesteld voor de proceskosten, die zijn begroot op € 1.442,80. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.