ECLI:NL:RBLIM:2020:7124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
C/03/280920 / KG ZA 20-314
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot depot van verkoopopbrengst van bedrijfspand in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en twee gedaagden, waaronder een besloten vennootschap. De eiseres vorderde dat een deel van de verkoopopbrengst van een bedrijfspand in depot zou worden gehouden bij een notaris, ter zekerheid van haar vordering uit het huwelijksvermogensrecht. De eiseres stelde dat de gedaagde, haar ex-partner, niet meewerkte aan de echtscheiding en dat zij vreesde dat hij de opbrengst van de verkoop zou verkwisten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag is voor het gevorderde depot. Er bestaat een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht, en de eiseres had de mogelijkheid om beslag te leggen, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De rechtbank concludeerde dat er geen verplichting voor de gedaagde was om zekerheid te verschaffen door het toestaan van het gevorderde depot. Daarom zijn alle vorderingen van de eiseres afgewezen, en is iedere partij in de kosten van de procedure veroordeeld om haar eigen kosten te dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/280920 / KG ZA 20-314
Vonnis in kort geding bij vervroeging van 22 september 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERSAFE B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagden,
[gedaagde sub 1] verschenen in persoon en Intersafe B.V. vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1] .
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden, gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden en afzonderlijk [gedaagde sub 1] en Intersafe genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 7,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde sub 1] hebben op 20 december 2019 een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend, zonder dat op grond daarvan de echtscheiding is uitgesproken. [eiseres] is voornemens dat verzoek in te trekken en een eenzijdig verzoek in te dienen.
2.2.
[gedaagde sub 1] houdt alle aandelen in en is enig bestuurder van Intersafe. Intersafe is eigenaar van een pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] (verder te noemen: het bedrijfspand). In dat bedrijfspand is gevestigd de onderneming Profz Industrial B.V., waarvan Intersafe enig bestuurder en aandeelhouder is.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] recht heeft op de helft van de waarde in de aandelen van Intersafe.
2.4.
Het bedrijfspand staat thans te koop voor een vraagprijs van € 199.000,--. Het bedrijfspand is hypotheekvrij.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt dat zij al anderhalf jaar de echtscheiding met [gedaagde sub 1] probeert te regelen, doch dat [gedaagde sub 1] hieraan niet meewerkt. [eiseres] stelt dat de verwachting reëel is dat [gedaagde sub 1] de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand in rook zal doen opgaan.
3.2.
Om dit te voorkomen en om er voor te zorgen dat [gedaagde sub 1] nog over voldoende gelden beschikt om haar in het kader van de verdeling van het huwelijksvermogen haar deel te kunnen voldoen, acht [eiseres] het noodzakelijk dat een deel van de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand in depot blijft bij de notaris die het bedrijfspand levert, in afwachting van de uitkomst van de verdeling.
3.3.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiseres] dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] en Intersafe gebiedt [eiseres] en haar raadsman binnen twee dagen na ondertekening van het voorlopig koopcontract van het pand gelegen aan de [adres] [vestigingsplaats] een afschrift van dit voorlopig koopcontract te laten toekomen;
[gedaagde sub 1] en Intersafe gebiedt uiterlijk zeven dagen voor levering van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] , aan [eiseres] en haar raadsman schriftelijk mede te delen bij welke notaris de levering van het pand zal plaatsvinden;
[gedaagde sub 1] en Intersafe verbiedt na mededeling door [gedaagde sub 1] en/of Intersafe aan [eiseres] en haar raadsman van de naam van de notaris bij wie de levering zal plaats vinden, nog van notaris te wijzigen;
[gedaagde sub 1] en Intersafe veroordeelt medewerking te verlenen aan al hetgeen noodzakelijk is om er voor zorg te dragen dat de notaris bij wie de levering van het pand aan de [adres] [vestigingsplaats] zal plaatsvinden een bedrag van € 100.000,-- uit de verkoopopbrengst van genoemd pand in de depot zal stellen en zal houden totdat [eiseres] en [gedaagde sub 1] een verdeling zijn overeengekomen, dan wel dat er een onherroepelijke uitspraak gewezen is waarbij de verdeling is bepaald, dan wel vastgesteld;
bepaalt dat indien [gedaagde sub 1] en Intersafe weigerachtig zijn of weigerachtig blijven medewerking te verlenen, dan wel toestemming te geven, dan wel weigeren al hetgeen te doen dat noodzakelijk is om een bedrag van € 100.000,-- uit de verkoopopbrengst van genoemd pand door de notaris is depot te stellen en te houden, dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde sub 1] en Intersafe te verlenen toestemmingen, instemmingen en handtekeningen die noodzakelijk zijn voor de notaris om een bedrag van € 100.000,-- in depot te stellen en te houden tot [eiseres] en [gedaagde sub 1] een verdeling zijn overeengekomen, dan wel dat er een onherroepelijke uitspraak is gewezen, waarbij de verdeling in bepaald, dan wel is vastgesteld;
bij niet-nakoming van het bij a, b, c en d gevorderde, [gedaagde sub 1] en Intersafe veroordeelt tot betaling van een direct opeisbare dwangsom aan [eiseres] ad € 500,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij in gebreke blijven aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen, binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn;
[gedaagde sub 1] en Intersafe veroordeelt in de kosten van het geding.
3.4.
[gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar de kern genomen strekken de vorderingen er toe dat een deel van de verkoopopbrengst van het bedrijfspand in depot wordt gehouden. De hoofdvordering, de vordering onder d, strekt er toe dat een deel van de verkoopopbrengst in depot wordt gehouden, terwijl de andere vorderingen, die onder a, b, c, e en f, tot doel hebben om te bevorderen dat het depot ook daadwerkelijk, ook bij gebreke van medewerking door [gedaagde sub 1] en Intersafe, wordt aangelegd en kan worden aangelegd, en om te controleren of dat is gebeurd.
4.2.
Het gaat, zoals ook tijdens de zitting besproken, in deze niet om de vraag wat de grondslag is van de vordering van [eiseres] op [gedaagde sub 1] . Dat [eiseres] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat de grondslag van de vordering is te vinden in het bepaalde in artikel 3:185 en 3:186 BW is derhalve niet relevant. Het gaat immers om de vraag wat de (wettelijke) grondslag is voor de vordering dat (een deel van) de verkoopopbrengst van het bedrijfspand in depot blijft bij de notaris door wie de leveringsakte wordt gepasseerd, en niet om de vraag wat de (huwelijksvermogensrechtelijke) grondslag is van de vordering van [eiseres] op [gedaagde sub 1] .
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen wettelijke grondslag aan te wijzen voor het gevorderde depot. In feite, en [eiseres] stelt dat zelf ook onder nummer 23 van de dagvaarding, dient het depot tot zekerheid van haar mogelijke aanspraken uit het huwelijksvermogensrecht. [eiseres] vreest dat, indien het depot niet zal worden gelegd, er als gevolg van handelingen van [gedaagde sub 1] geen vermogen zal blijken te resteren, wanneer het huwelijksvermogen moet worden gedeeld.
4.4.
Er bestaat een gesloten stelsel van dwangmiddelen en middelen tot bewaring van recht (ECLI:NL:HR:2001:AD6098). Buiten de wettelijke mogelijkheid om zich zekerheid te verschaffen door het leggen van beslag, bestaat slechts een mogelijkheid tot bewaring van recht indien dat contractueel is overeengekomen of de wet - anders dan het reeds genoemde beslag - in die mogelijkheid voorziet.
4.5.
Om de door [eiseres] gewenste zekerheid te krijgen, heeft de wetgever de mogelijkheid in het leven geroepen om (derden)beslag te leggen. [eiseres] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
4.6.
Gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat er voor [gedaagde sub 1] een verplichting bestaat om zekerheid te verschaffen door het toestaan van het gevorderde depot, noch kent de wet een verplichting in een zaak als de onderhavige om die zekerheid te verschaffen door het toestaan van het gevorderde depot.
4.7.
Om die reden al zal de vordering tot het in depot houden van een deel van de verkoopopbrengst (de vordering onder d) moeten worden afgewezen. Dat betekent dat ook de vorderingen onder a, b, c, e en f, die zijn ingesteld in functie van het gevorderde in depot houden van een deel van de verkoopopbrengst, het lot van de vordering onder d moeten delen en eveneens als niet op het recht gebaseerd moeten worden afgewezen.
4.8.
In het feit dat partijen echtgenoten zijn, ziet de rechtbank voldoende reden om elke partij haar eigen proceskosten te laten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT