Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
MAYFRAN LIMBURG B.V.,
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 26 februari 2020 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis
- de conclusie van dupliek
2.De feiten
het niet past bij de belastbaarheid van de werknemer maar wellicht passend te maken is, mits het rug- en met name knie sparend werk is, waarbij met name zwaar tillen, staan en lopen beperkt is”
3.De vordering en het geschil
- € 6.470,55 bruto ter zake van achterstallig loon (subsidiair: € 499,63 bruto)
- € 1.194,61 netto ter zake van onterechte inhoudingen
- € 758,26 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten (subsidiair: € 254,14)
- de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de respectieve tijdstippen van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening
- de proceskosten.
4.De beoordeling
Voor zover de gevorderde voorziening betrekking heeft op de periode voorafgaand aan 2 juli 2019 zal deze worden afgewezen. Zoals ter zitting reeds te kennen is gegeven, dient het deskundigenoordeel van het UWV van 24 juni 2019 naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter aldus te worden uitgelegd dat in de periode daarvóór (vanaf november 2018) het aangeboden aangepaste werk in de clean room wel passend was. Als onweersproken staat immers vast dat de FML van 7 mei 2019 niet heeft geleid tot enige aanpassing in de werksituatie en dat deze situatie blijkens het deskundigenonderzoek passend was. Daarom zal in een bodemprocedure waarschijnlijk geoordeeld worden dat over de meerdere periodes dat [eisende partij] tot 2 juli 2019 dat aangeboden werk niet verricht heeft ook geen recht op loon bestaat. [eisende partij] heeft - tegenover de gemotiveerde betwisting van de zijde van Mayfran - onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat hij in die periode te weinig loon heeft ontvangen om ter zake op de uitkomst van een bodemprocedure vooruit te kunnen lopen. Het is aannemelijk dat [eisende partij] gedurende een of meer periodes teveel is gekort - namelijk op basis van 8 uur per dag terwijl niet in geschil is dat [eisende partij] in ieder geval niet meer dan 6 uur per dag kon werken - maar [eisende partij] heeft niet voorgerekend tot welke vordering dat leidt, zodat Mayfran daar ook niet op heeft kunnen reageren. In zoverre is de vordering daarom onvoldoende onderbouwd.”