In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Verkeersschool Osseforth B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde partij]. De procedure is gestart door Osseforth, die vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde partij] wegens vermeende overtreding van een non-concurrentiebeding. De kantonrechter heeft op 29 september 2020 uitspraak gedaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde partij] is op 3 december 2017 in dienst getreden bij ANWB Rijopleiding en op 8 juli 2019 bij Osseforth. In het arbeidscontract is een non-concurrentiebeding opgenomen dat [gedaagde partij] verbiedt om binnen een straal van 30 kilometer van haar standplaats werkzaam te zijn voor een concurrerend bedrijf. Na haar ontslag bij Osseforth op 1 februari 2020, is [gedaagde partij] in dienst getreden bij Keijbeck Opleidingen. Osseforth vordert nu dat [gedaagde partij] stopt met haar werkzaamheden voor Keijbeck en een contractuele boete betaalt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de plaats waar de werkzaamheden feitelijk worden verricht, doorslaggevend is voor de vraag of het concurrentiebeding is overtreden. [gedaagde partij] heeft betoogd dat zij haar werkzaamheden in de regio Venlo verricht, wat buiten de 30 kilometer van de standplaats van Osseforth ligt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat [gedaagde partij] in strijd met het concurrentiebeding handelt, en heeft de vorderingen van Osseforth afgewezen. Tevens is Osseforth veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde partij].