In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd. Q-Park vorderde betaling van € 365,70 van de gedaagde, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan 'treintje rijden' in de parkeergarage 'Maastricht - Brusselse Poort'. Dit houdt in dat de gedaagde zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs de parkeerfaciliteit heeft verlaten. Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden duidelijk gemaakt dat dit niet is toegestaan en dat de gedaagde in dat geval het tarief voor een verloren kaart verschuldigd is, evenals een aanvullende schadevergoeding.
De procedure begon met een dagvaarding op 4 november 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en repliek. De gedaagde heeft betwist dat hij de bestuurder van de auto was ten tijde van het verlaten van de parkeeraccommodatie, maar de kantonrechter oordeelde dat het vermoeden bestaat dat de kentekenhouder ook de bestuurder is. De gedaagde heeft niet voldoende bewijs geleverd om dit vermoeden te weerleggen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de parkeerovereenkomst heeft geschonden door 'treintje rijden' en heeft Q-Park in het gelijk gesteld. De vordering van Q-Park is toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.