ECLI:NL:RBLIM:2020:7898

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8218962 CV EXPL 19-8305
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over verboden 'treintje rijden' in parkeergarage met betrekking tot parkeerovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd. Q-Park vorderde betaling van € 365,70 van de gedaagde, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan 'treintje rijden' in de parkeergarage 'Maastricht - Brusselse Poort'. Dit houdt in dat de gedaagde zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs de parkeerfaciliteit heeft verlaten. Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden duidelijk gemaakt dat dit niet is toegestaan en dat de gedaagde in dat geval het tarief voor een verloren kaart verschuldigd is, evenals een aanvullende schadevergoeding.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 november 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en repliek. De gedaagde heeft betwist dat hij de bestuurder van de auto was ten tijde van het verlaten van de parkeeraccommodatie, maar de kantonrechter oordeelde dat het vermoeden bestaat dat de kentekenhouder ook de bestuurder is. De gedaagde heeft niet voldoende bewijs geleverd om dit vermoeden te weerleggen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de parkeerovereenkomst heeft geschonden door 'treintje rijden' en heeft Q-Park in het gelijk gesteld. De vordering van Q-Park is toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8218962 CV EXPL 19-8305
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen worden hierna Q-Park en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 november 2019
  • de akte van Q-Park van 22 januari 2020
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de DVD die aan de zijde van Q-Park ter depot is afgegeven
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert de parkeeraccomodatie ‘Maastricht - Brusselse Poort’ (hierna: de parkeeraccomodatie) en zij biedt tegen betaling een parkeerplaats aan.
2.2.
Er is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen waarop de Algemene Voorwaarden Parkeren (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
2.3.
Op 2 mei 2019 om 11.20 uur is een Opel Corsa-B X1.2XE met kenteken [kenteken] de parkeeraccomodatie uitgereden. Het kenteken van deze auto staat op naam van [gedaagde] .
2.4.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden voor zover van belang het volgende opgenomen:
(…)
Artikel 5.9: “De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.4: “Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade.” Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart.”
Artikel 6.6:”In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief) De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
2.5.
Bij brieven van 13 juni 2019 en 5 juli 2019 is [gedaagde] gesommeerd tot betaling. Hiertoe is hij niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Q-Park te betalen € 365,70 ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten parkeerovereenkomst, doordat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan “treintje rijden” en zonder betaling de parkeeraccomodatie heeft verlaten. Q-park lijdt hierdoor schade en vordert vergoeding daarvan. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] tot voldoening van de onderhavige vordering over te gaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat bij het inrijden van de parkeeraccomodatie een parkeerovereenkomst tot stand gekomen is en erkent dat op het beeldmateriaal van Q-Park van 2 mei 2019 (productie 1 bij dagvaarding) een auto te zien is waarvan hij kentekenhouder is. [gedaagde] betwist echter dat hij de bestuurder van de auto was ten tijde van het verlaten van de parkeeraccomodatie, waardoor hij niet als contractuele wederpartij van Q-Park kan worden aangemerkt.
4.2.
Uit een registratie in het kentekenregister kan het vermoeden worden afgeleid dat de kentekenhouder ook de bestuurder van de auto is. Indien de kentekenhouder niet de bestuurder van de auto is geweest, dan ligt het op de weg van de kentekenhouder om dat vermoeden te weerleggen.
4.3.
[gedaagde] stelt dat hij de ontvangen aangetekende brief van Q-Park aan zijn vader heeft gegeven en dat zijn vader een en ander zou regelen. Voorts stelt [gedaagde] dat zijn vader contact heeft gezocht met de gemachtigde van Q-Park en zijn vader heeft te kennen gegeven dat hij de bestuurder van de auto was met achterlating van de van belang zijnde gegevens. [gedaagde] zou dit verweer in een vroeg stadium kenbaar hebben gemaakt.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het vermoeden dat hij als kentekenhouder tevens bestuurder is geweest niet heeft weten te weerleggen en overweegt daartoe het volgende. Anders dan [gedaagde] bij dupliek stelt, betwist Q-Park dat zij de vereiste gegevens van [gedaagde] dan wel van zijn vader heeft gekregen op grond waarvan Q-Park tijdig op de hoogte werd gesteld dat zij een andere persoon als bestuurder in rechte had kunnen betrekken. Q-Park stelt bij repliek dat zij pas bij conclusie van antwoord op de hoogte is geraakt van het verweer van [gedaagde] dat zijn vader de vermeende bestuurder was en dat dit niet in een eerder stadium aan haar kenbaar is gemaakt. Dit standpunt wordt gestaafd doordat [gedaagde] bij antwoord stelt dat zijn vader pas na dagvaarden contact heeft gezocht met (de gemachtigde van) Q-Park. Bovendien heeft [gedaagde] nagelaten zijn verweer nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met een schriftelijke verklaring van zijn vader dan wel is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] zelf contact heeft opgenomen met Q-Park. Noch zijn feiten en omstandigheden gesteld, laat staan onderbouwd met stukken, dat [gedaagde] ten tijde van het uitrijden elders verbleef, maar in ieder geval niet op de parkeeraccomodatie Brusselse Poort in de auto zat. Nu [gedaagde] heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen en te verfeitelijken, ziet de kantonrechter geen aanleiding tot het toelaten van nader bewijs.
Op grond hiervan gaat de kantonrechter in het navolgende ervanuit dat [gedaagde] als bestuurder van de auto moet worden aangemerkt.
4.5.
Voorts stelt [gedaagde] dat aan zijn moeder door een medewerker van Q-Park die aanwezig was op de parkeeraccomodatie is toegezegd, dat de defecte auto kosteloos het terrein kon verlaten nadat degene die de auto kwam ophalen zich zou melden bij het ‘kantoortje’ van Q-Park. De vader van [gedaagde] heeft de auto daags erna opgehaald, heeft zich gemeld bij het kantoortje van Q-Park en heeft contact gezocht via de intercom, aldus [gedaagde] . Uit het door Q-Park overgelegde overzicht van meldingen van 2 mei 2019 blijkt dat er om 11.17 uur een melding ‘technische storing’ is binnengekomen met als vermelding onder het kopje ‘note’ geen reactie, wat volgens [gedaagde] erop duidt dat de vader eerst geen contact kon maken. Q-Park heeft dit betwist en gesteld dat zij haar camerabeelden, anders dan de beelden waarop “treintje rijders” te zien zijn, 24-uur na opname wist.
4.6.
Gelet op de betwisting door Q-Park zal de kantonrechter bij gebrek aan een nadere onderbouwing door [gedaagde] aan dit verweer voorbij gaan. Uit de door Q-Park overgelegde meldingsgegevens (productie 8 bij dagvaarding) kan immers niet worden afgeleid dat de vader van [gedaagde] contact heeft opgenomen via de intercom met Q-Park. Ook de gestelde toezegging door een medewerker van Q-Park mist nadere onderbouwing.
4.7.
Door [gedaagde] is het bestaan van een parkeerovereenkomst niet betwist. Nadat is komen vast te staan dat [gedaagde] de bestuurder was van de auto moet ervan worden uitgegaan dat de parkeerovereenkomst tussen hem en Q-Park tot stand gekomen is. Ook de aanvaarding van de algemene voorwaarden van Q-Park is niet betwist door [gedaagde] , zodat in het navolgende van aanvaarding zal worden uitgegaan. Q-Park verwijt [gedaagde] dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de artikelen 5.9, 6.4 en 6.6 van de algemene voorwaarden (zie r.o. 2.4). [gedaagde] heeft niet betwist dat de bestuurder van de Open Corsa (hij dus) op 2 mei 2019 rond 11.20 uur vlak achter een andere auto onder de slagboom van de parkeeraccomodatie Brusselse Poort is doorgereden, zonder gebruik te maken van een parkeerbewijs. Dit kan worden betiteld als ‘treintje rijden’, waardoor hij in strijd heeft gehandeld met de artikelen 5.9, 6.4 en 6.6 van de algemene voorwaarden. Op grond hiervan zal het gevorderde ‘tarief verloren kaart’ van € 18,00 en de schadevergoeding van € 300,00 worden toegewezen. De wettelijke rente zal als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen over de hoofdsom van € 318,00, vanaf 2 mei 2019.
4.8.
Ten aanzien van het beroep op matiging van de schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. De in artikel 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (vgl. HR 27 april 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ6638). Q-Park heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat de aanvullende schadevergoeding die zij op grond van haar algemene voorwaarden vordert, de schade moet vergoeden die zij ten gevolgde van het “treintje rijden” lijdt. De hoogte van de boete staat in redelijke verhouding tot het belang van Q-Park om het fenomeen “treintje rijden” tegen te gaan, waardoor het beroep op matiging van de schadevergoeding niet slaagt.
4.9.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Door [gedaagde] worden de buitengerechtelijke incassokosten onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarden.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Q-Park worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
-
dagvaarding € 83,52
- griffierecht € 121,00
- gemachtigde salaris €
144,00(2 punten x € 72,00)
Totaal € 348,52

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van 365,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2019 over
€ 318,00 en over € 47,70 vanaf 4 november 2019, beide tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Q-Park tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 348,52;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: LS