ECLI:NL:RBLIM:2020:7899

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8266813 CV EXPL 20-263
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over verboden 'treintje rijden' in parkeergarage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd. Q-Park vorderde betaling van € 365,70 van de gedaagde, wegens het niet voldoen aan de parkeervoorwaarden, specifiek het zogenaamde 'treintje rijden' bij het verlaten van de parkeeraccommodatie. De procedure begon met een dagvaarding op 16 december 2019, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Q-Park exploiteert de parkeeraccommodatie 'Maastricht - Brusselse Poort' en had een parkeerovereenkomst met de gedaagde, waarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Op 14 september 2019 verliet de gedaagde de parkeeraccommodatie zonder een geldig parkeerbewijs, wat in strijd was met de voorwaarden. Q-Park had de gedaagde herhaaldelijk gesommeerd tot betaling, maar dit was niet gebeurd.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij het verschuldigde parkeertarief had voldaan. Het verweer van de gedaagde dat hij problemen had met de slagboom werd verworpen, omdat hij geen bewijs had geleverd van deze problemen. De rechter concludeerde dat de gedaagde zich schuldig had gemaakt aan 'treintje rijden', wat in strijd was met de algemene voorwaarden van Q-Park. De vordering van Q-Park werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de procedure. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8266813 CV EXPL 20-263
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen worden hierna Q-Park en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2019
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de DVD die aan de zijde van Q-Park ter depot is afgegeven
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert de parkeeraccomodatie ‘Maastricht - Brusselse Poort’ (hierna: de parkeeraccomodatie) en zij biedt tegen betaling een parkeerplaats aan.
2.2.
Tussen partijen is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen waarop de Algemene Voorwaarden Parkeren (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
2.3.
Op 14 september 2019 om ongeveer 13.10 uur is een Opel Astra-G Sedan X1.6XEL automatic met kenteken [kenteken] de parkeeraccomodatie uitgereden. Het kenteken van deze auto staat op naam van [gedaagde] .
2.4.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden voor zover van belang het volgende opgenomen:
(…)
“Artikel 5.9: “De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.4: “Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade.” Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart.”
Artikel 6.6:”In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief) De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
2.5.
Bij brieven van 24 oktober 2019 en 14 november 2019 is [gedaagde] gesommeerd tot betaling. Hiertoe is hij niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Q-Park te betalen € 365,70 ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten parkeerovereenkomst, doordat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan “treintje rijden” en zonder betaling de parkeeraccomodatie heeft verlaten. Q-park lijdt hierdoor schade en vordert vergoeding daarvan. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] tot voldoening van de onderhavige vordering over te gaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat tussen partijen op 14 september 2019 een parkeerovereen-komst tot stand gekomen is en dat de algemene voorwaarden van Q-Park op deze overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn. De centrale vraag die in deze zaak beantwoord dient te worden is of [gedaagde] de door Q-Park gevorderde bedragen verschuldigd is, nu hij stelt het parkeergeld te hebben voldaan, geen sprake is geweest van ‘treintje rijden’, maar van (technische) problemen met de slagboom ten tijde van het uitrijden.
4.2.
Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [gedaagde] te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij het verschuldigde parkeertarief heeft voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is hij hierin niet geslaagd. [gedaagde] heeft namelijk geen enkel bewijs van betaling overgelegd, zoals een bankafschrift of kwitantie. Nu [gedaagde] heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen, ziet de kantonrechter geen aanleiding tot het toelaten van nader bewijs. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat [gedaagde] het verschuldigde parkeertarief van Q-Park heeft voldaan. Het verweer van [gedaagde] dat artikel 6.4 algemene voorwaarden impliceert dat iemand die voor zijn parkeerticket heeft betaald het terrein middels “treintje rijden” kan verlaten dient tevens te worden gepasseerd.
4.3.
Het door Q-Park bij repliek overgelegde beeldmateriaal wordt niet betwist. Op het beeldmateriaal is de auto met kenteken [kenteken] te zien die op naam staat van [gedaagde] . Vervolgens is op het beeldmateriaal te zien hoe de auto van [gedaagde] zich achter een andere auto (hierna: de voorste auto) voor een uitrijslagboom van de parkeeraccomodatie opstelt en de bestuurder van de voorste auto een handeling verricht bij de kaartautomaat. De slagboom opent voor deze voorste auto en wanneer deze onder de slagboom doorrijdt, rijdt de auto van [gedaagde] vlak daarachteraan. De slagboom sluit niet tussen de twee auto’s. [gedaagde] verricht bij het verlaten van de parkeeraccomodatie geen handelingen rondom de kaartautomaat, zoals het invoeren van het parkeerticket. Op grond van hetgeen te zien is op dit beeld-materiaal is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van “treintje rijden” zoals beschreven door Q-Park in haar algemene voorwaarden onder artikel 6.4.
4.4.
Voorts stelt [gedaagde] dat er bij het uitrijden met zijn auto sprake was van een probleem met de slagboom. Uit het door Q-Park bij repliek overgelegde overzicht blijkt dat op 14 september 2019 rondom het tijdstip dat [gedaagde] het parkeerterrein verliet meerdere technische storingen waren, die zouden kunnen duiden op een probleem met de slagboom, aldus [gedaagde] . Q-Park betwist dit.
4.5.
De kantonrechter is het met Q-Park eens dat uit het door Q-Park overgelegde beeldmateriaal niet blijkt dat sprake is van een probleem met een (half) openstaande slagboom, maar van het verlaten van het terrein middels “treintje rijden” (zie r.o. 4.2). Het had op de weg van [gedaagde] gelegen het gestelde probleem met de slagboom en het mogelijke verband met de technische storingen nader te onderbouwen, hetgeen niet is geschied. Dat [gedaagde] geen noodzaak ziet om contact op te nemen met de Q-Park Control Room (QCR) middels de verschillende belknoppen die aanwezig zijn op de parkeer-accomodatie, dan wel het 0900-nummer heeft gebeld of nadien contact zocht met Q-Park middels het online contactformulier komt voor zijn rekening en risico. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.6.
Voorts stelt [gedaagde] dat uit artikel 5.9 van de algemene voorwaarden blijkt dat de parkeerder de parkeeraccomodatie uitsluitend met
gebruikmakingvan een geldig parkeerbewijs of middel kan verlaten. [gedaagde] stelt dat hij het parkeerterrein met een geldig parkeerticket heeft verlaten, hetgeen wordt betwist door Q-Park, waarbij volgens [gedaagde] uit artikel 5.9 van de algemene voorwaarden niet blijkt dat daartoe het parkeerbewijs in de automaat dient te worden geplaatst. Zoals in r.o. 4.2 is overwogen is niet komen vast te staan dat [gedaagde] het parkeerticket heeft betaald, waardoor niet gebleken is dat [gedaagde] beschikte over een geldig parkeerbewijs of middel zoals bedoeld in artikel 5.9 algemene voorwaarden. Tevens is het in artikel 5.9 algemene voorwaarden bedoelde parkeerbewijs of middel niet door [gedaagde] overgelegd, waardoor dit verweer eveneens dient te worden gepasseerd.
4.7.
Ten aanzien van het beroep op matiging van de schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. De in artikel 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (vgl. HR 27 april 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ6638). Q-Park heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat de aanvullende schadevergoeding die zij op grond van haar algemene voorwaarden vordert, de schade moet vergoeden die zij ten gevolgde van het “treintje rijden” lijdt. De hoogte van de boete staat in redelijke verhouding tot het belang van Q-Park om het fenomeen “treintje rijden” tegen te gaan, waardoor het beroep op matiging van de schadevergoeding niet slaagt.
4.8.
Op grond van het voren overwogene zal het gevorderde ‘tarief verloren kaart’ van
€ 18,00 en de schadevergoeding van € 300,00 worden toegewezen.
4.9.
De wettelijke rente zal als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen over de hoofdsom van € 318,00, vanaf (de primair gevorderde datum van) 14 september 2019.
4.10.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Door [gedaagde] worden de buitengerechtelijke incassokosten onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarden.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Q-Park worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 83,52
- griffierecht € 124,00
- gemachtigde salaris €
144,00(2 punten x € 72,00)
Totaal € 351,52

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 365,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2019 over € 318,00 en over € 47,70 vanaf 16 december 2019, beide tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Q-Park tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 351,52;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: LS