ECLI:NL:RBLIM:2020:7914

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8485709 CV EXPL 20-1940
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en huurachterstand met ontruiming van opslagruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over de ontbinding van een huurovereenkomst en een huurachterstand. De eisers, vertegenwoordigd door mr. L.T. Kroon, vorderden ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een opslagruimte, alsook betaling van een huurachterstand van € 8.950,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.H.S. Brinkman, betwistte de huurprijs en voerde aan dat er gebreken aan de opslagruimte waren, maar de kantonrechter oordeelde dat de huurprijs van € 350,00 per maand vaststond en dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij de gebreken had gemeld en verholpen.

De kantonrechter concludeerde dat de huurachterstand van € 9.300,00, die door de eisers was onderbouwd met een specificatie, de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van de eisers toe, inclusief de ontruiming van de opslagruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van de eisers waren begroot op € 938,96. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8485709 CV EXPL 20-1940
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en
2.
[eiser sub 2],
beiden wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.T. Kroon,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] aan de [adres 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.S. Brinkman.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 17 april 2020
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds enig moment de opslagruimte aan de [adres 2] te Kerkrade (verder te noemen: de opslagruimte), aanvankelijk van dhr. [naam] . Laatstgenoemde heeft de loods op enig moment verkocht aan [eisers] , van welke verkoop [gedaagde] bij brief van 16 maart 2017 van de beheerder van de opslagruimte (die onderdeel uitmaakt van een complex) op de hoogte is gesteld.

3.De vordering en het geschil

3.1.
[eisers] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de opslagruimte binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, alsmede tot betaling van:
- € 8.950,00 aan achterstallig huur tot en met april 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2020 tot aan de dag van voldoening;
- de huurbedragen respectievelijk gebruiksvergoeding ter hoogte van de huur tot aan de dag van ontruiming;
- € 952,88 als vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
[eisers] stelt bij exploot dat de overeengekomen huurprijs € 350,00 per maand bedraagt. Ter onderbouwing van de omvang van huurachterstand verwijst [eisers] bij repliek naar een specificatie (productie 10). Volgens die specificatie is maandelijks € 350,00 verschuldigd, maar heeft [gedaagde] sinds april 2017 slechts de navolgende betalingen gedaan:
juni 2017 € 700,00
januari 2018 € 2.800,00
juni 2019 € 500,00.
Het totaal verschuldigde bedrag over die periode is € 13.300 (38 x € 350,00) terwijl [gedaagde] over die periode slechts € 4.000,00 heeft betaald, waardoor ten tijde van de repliek
€ 9.300,00 openstond (één termijn meer dan ten tijde van het exploot).
3.3.
Bij antwoord merkt [gedaagde] op dat geen huurcontract is opgemaakt, dat de loods is leeggemaakt en dat er een lekkage was aan het dak, hetgeen door de verhuurder nooit is hersteld. Tevens stelt [gedaagde] bij antwoord dat hij eerder een loods huurde in Hoensbroek voor € 300,00 (per maand, zo neemt de kantonrechter aan) en dat die huur al is geëindigd.

4.De beoordeling

4.1.
Dat [gedaagde] voorafgaand aan de huur van de onderhavige opslagruimte een andere opslagruimte heeft gehuurd voor een prijs van € 300,00 per maand, doet niets af aan de stelling van [eisers] , inhoudende dat de huur van de
onderhavigeopslagruimte € 350,00 per maand bedraagt. Pas bij dupliek, en derhalve te laat want in strijd met een goede procesorde, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij met [naam] een huurprijs van € 300,00 per maand voor de onderhavige opslagruimte was overeengekomen, zodat aan die stelling voorbij gegaan wordt. Dientengevolge dient het er in deze procedure voor te worden gehouden dat een huurprijs van € 350,00 per maand is overeengekomen.
4.2.
Dat het gehuurde gebreken heeft (een lekkend dak), zoals [gedaagde] stelt, kan hem, wat daar ook verder van zij, in deze procedure niet baten nu gesteld noch gebleken is dat hij dat vermeende gebrek - na [eisers] daartoe vruchteloos te hebben aangemaand - zelf heeft verholpen en de kosten daarvan op de huurprijs in mindering heeft gebracht (art. 7:206 lid 3 BW) en hij evenmin een vordering tot huurprijsvermindering heeft ingesteld. Dat [gedaagde] vanaf het moment van melden van het gebrek geen huur meer verschuldigd is, zoals hij in de negende alinea van de tweede pagina van zijn dupliek aanvoert, is een stelling die
geen steun vindt in het recht.
4.3.
De specificatie van de huurachterstand (genoemde productie 10) is verder naar aard en inhoud onbetwist gelaten, zodat in deze procedure tussen partijen vaststaat dat de huurachterstand tot en met mei 2020 € 9.300,00 bedroeg. Die huurachterstand rechtvaardigt (ruimschoots) de gevorderde ontbinding van de huurachterstand en de ontruiming van de opslagruimte, zodat die, inclusief de vordering tot betaling van de huurachterstand met rente, zullen worden toegewezen.
4.4.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat [eisers] genoodzaakt was om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden niet door [gedaagde] worden betwist en deze het kostenbedrag - berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten - rechtvaardigen. De brief van 25 februari 2020 waarnaar [eisers] in dit kader verwijst (productie 5) voldoet aan de daaraan in art. 6:96 lid 6 BW gestelde eisen (zie ook HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704).
4.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 938,96, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 236,00 aan griffierecht en
€ 102,96 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ter zake van de opslagruimte gelegen aan de Kokelerstraat 9439 te Kerkrade;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om die opslagruimte binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] € 8.950,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2020 tot aan de dag van voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] € 350,00 per maand te betalen voor iedere ingegane maand vanaf mei 2020 tot aan de dag van ontruiming;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot de datum van dit vonnis begroot op € 938,96;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
RK