Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek.
1.De procedure
2.De feiten
)…Vervolgens zag ik, dat [naam 3] een sigaret ging roken op een lege cel. Ik ben naar hem toegegaan. Toen ik de cel binnenkwam, zie [naam 3] gelijk; jij zag toch ook dat hij wilde slaan naar mij. Waarop ik tegen hem zei, de volgende keer weet ik ook wat er gaat gebeuren. Ik stond op dat moment met de mond vol tanden. Ik wist niet hoe ik moest reageren of vertellen, Ik wist dat dit niet de waarheid was. Waarop [naam 3] nog eens zei, [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] en ik hoeven elkaar maar aan te kijken, we weten wat we van elkaar kunnen verwachten.
: U schreef in het rapport dat gedetineerde [naam gedetineerde] bij binnenkomst in de cel snel uit bed kwam. Vervolgens kwam u hier in uw verklaring van 20 november 2019 op terug dat hij een plotselinge beweging maakte als zijnde dat hij uit bed wilde stappen. Ook verklaarde u op 20 november 2019 dat u vanuit uw ooghoek een gebalde hand van [naam gedetineerde] zag. Diverse getuigen verklaren dat hij niet uit zijn bed is gekomen en ook geen poging daartoe heeft kunnen ondernemen. Deze getuigen verklaren eveneens dat [naam gedetineerde] geen kans kreeg om zijn handen te bewegen omdat hij direct in bedwang werd gehouden. Wat is uw reactie hierop?
Als ik het voor de geest probeer te halen: Toen wij de cel op gingen, liep ik achter [naam 3] . In mijn beleving kwam [naam gedetineerde] naar mij toe en toen hebben we [naam gedetineerde] direct op bed geplaatst. Er ontstond toen een worsteling. Ik weet dat we dit ook zo hebben besproken. Dus wat ik in het rapport heb gezet, klopt. Wat ik op 20 november 2019 heb gezegd, klopt dus niet. Ik heb gewoon heel veel moeite om alles te herinneren.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Bij het openen van de deur liepen wij naar gedetineerde [naam gedetineerde] toe met de vraag of hij deze uitspraak had gedaan. Betrokkene stond op uit bed en liep met gebalde handen op ons af. Wij zagen dat gedetineerde [naam gedetineerde] een achterwaartse beweging maakte met zijn rechterhand met het oogmerk personeel te beschadigen cq te raken. Hierop duwde ik samen met collega [naam 3] gedetineerde [naam gedetineerde] op zijn bed voordat hij ons eventueel had kunnen beschadigen. Betrokkene was vervolgens niet voor rede vatbaar en wilde opstaan. (…) wij hebben uiteindelijk met veel moeite gedetineerde [naam gedetineerde] op zijn buik gekregen om hem af te boeien.”
“Ik zag dat gedetineerde [naam gedetineerde] op zijn bed lag onder de dekens. Ik zag dat [naam 3] naar het hoofdeinde van het bed liep, en [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] liep naar het midden van het bed ter hoogte van het onderlichaam. Ik hoorde hun zeggen, je maakt mijn collega niet uit voor hoer, of woorden van die strekking. Ik hoorde gedetineerde [naam gedetineerde] zeggen, ik was dit niet, ik lig toch op mijn bed. Vervolgens zag ik dat [naam 3] gedetineerde [naam gedetineerde] klappen verkocht. Ik zag dat hij hem raakte op zijn gezicht. (…) en ik zag dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] het onderlichaam in bedwang hield, en vervolgens hem 3 a 4 keer met zijn knie raakte in het onderlichaam.”
“Toen ik de deur opende vroeg ik meteen aan betrokkene waarom hij mijn collega was aan het uitschelden. Hij zei dat hij dat niet gedaan had en zei: ‘wat moet je dan’. Ik voelde mij zo respectloos behandeld door betrokkene dat ik mijn zelfbeheersing verloor en hem een klap met mijn vlakke hand in zijn gezicht gaf. Collega [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] is ook boven op de betrokkene gesprongen en gaf hem wat ik heb kunnen zien een aantal knietjes op zijn lichaam.”
€ 720,00