ECLI:NL:RBLIM:2020:9451

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8389366 \ CV EXPL 20-1077
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een dienstverband en de strekking van een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 december 2020, gaat het om de afwikkeling van een dienstverband tussen een besloten vennootschap en een werknemer die arbeidsongeschikt is geraakt na een auto-ongeluk. De werknemer, gedaagde partij in conventie, en de werkgever, eisende partij in conventie, hebben een meningsverschil over de re-integratie-inspanningen van de werkgever en de betaling van het loon. Het UWV heeft een loonsanctie opgelegd aan de werkgever, die het loon van de werknemer tot een bepaalde datum moet doorbetalen. De werknemer vordert betaling van onverschuldigd loon en een transitievergoeding, terwijl de werkgever terugbetaling van eerder betaald loon vordert.

De procedure omvat verschillende conclusies en een vonnis waarin de kantonrechter oordeelt over de geldigheid van een vaststellingsovereenkomst die tussen partijen is opgesteld. De kantonrechter concludeert dat, hoewel de overeenkomst niet door beide partijen is ondertekend, er wel degelijk sprake is van een geldige overeenkomst door de aanvaarding van de voorwaarden door de werknemer. De rechter wijst de vorderingen van de werkgever af en kent de werknemer de gevorderde transitievergoeding en vergoeding voor niet genoten verlofuren toe, evenals de wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de betekenis van de Haviltex-norm bij de uitleg van overeenkomsten en de rol van juridische bijstand in het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen recht meer heeft op terugvordering van het onverschuldigd betaalde loon, omdat dit onder de finale kwijting valt die in de overeenkomst is opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8389366 \ CV EXPL 20-1077
Vonnis van de kantonrechter van 2 december 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. S.H.O. Aben,
tegen:
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde ARAG SE, mr. H.A.P. van Straten.
Partijen zullen hierna [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie houdende wijziging van eis en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is in dienst bij [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] .
2.2.
Als gevolg van een auto-ongeval raakt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] arbeidsongeschikt. Tussen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ontstaat een meningsverschil over de mate van arbeidsongeschiktheid van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te verrichten re-integratie inspanningen.
2.3.
Bij beslissing van 26 juni 2019 legt het UWV aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] een loonsanctie op wegens het onvoldoende in acht nemen van de vereiste re-integratie inspanningen. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] moet het loon van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] doorbetalen tot uiterlijk 25 augustus 2020.
2.4.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is van oordeel dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] het loon over de maanden september tot en met november 2019 niet goed heeft berekend en bovendien te laat heeft uitbetaald. In kort geding vordert hij betaling van het te weinig ontvangen loon en de wettelijke verhoging wegens te late betaling. Bij vonnis in kort geding van 19 december 2019 worden deze vorderingen toegewezen. Onder dwang van executie van het vonnis betaalt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie]
€ 2.161,59 aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .
2.5.
Het bezwaar van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] tegen de opgelegde loonsanctie wordt bij beslissing van het UWV van 13 januari 2020 gegrond verklaard. Het einde van de 104 weken periode was gelegen op 3 juni 2019 en vanaf 4 juni 2019 is de loonbetalingsverplichting van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geëindigd.
2.6.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] maakt tegenover [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aanspraak op betaling van het onverschuldigd betaalde netto loon ad € 13.443,43 en de betalingen naar aanleiding van het kort geding vonnis ad € 2.161,59.
2.7.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt dat, nu hij langer dan 104 weken arbeidsongeschikt is, er sprake is van een slapend dienstverband aan de beëindiging waarvan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] moet meewerken. Hij maakt aanspraak op een transitievergoeding ter hoogte van € 11.407,26, een vergoeding voor 39 niet genoten vakantiedagen ad € 6.775,44 bruto alsmede de wettelijke verhoging terzake structureel te laat betaald salaris in de periode februari – oktober 2019 ad € 6.859,06 bruto.
2.8.
Op 2 maart 2020 stuurt de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een concept beëindigingsovereenkomst. Voor zover nu relevant staat daar in:
Artikel 1. De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zal met wederzijds goedvinden eindigen met ingang van 3 maart 2020
Artikel 2. Uiterlijk één maand na de beeindigingsdatum zal werkgever zorgdragen voor uitbetaling van 296 vakantie-uren.
Artikel 4. Werkgever zal binnen een maand na de beeindigingsdatum aan werknemer een vergoeding betalen van € 11.023,47 bruto. In deze ontslagvergoeding is de transitievergoeding begrepen. Werkgever zal een beroep doen op het compensatiefonds transitievergoeding.
Artikel 5. De postcontractuele bepalingen uit de arbeidsovereenkomst blijven van kracht.
Artikel 6. Alle goederen en bescheiden waarover werknemer beschikt en die eigendom zijn van werkgever moeten bij ondertekening van deze overeenkomst in goede staat aan de werkgever worden geretourneerd.
Artikel 7. Behoudens het bepaalde in lid 1 (= recht van de werknemer de overeenkomst binnen 14 dagen te herroepen)
doen partijen afstand van het recht zich ter zake van deze overeenkomst op enig wilsgebrek te beroepen.
Artikel 9. Deze vaststellingsovereenkomst regelt alle afspraken die partijen in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben gemaakt.
Artikel 11. Met inachtneming en na uitvoering van het vorenstaande zullen partijen over en weer algeheel finaal en onherroepelijk jegens elkander gekweten zijn en zullen zij niets meer van elkaar te vorderen hebben, noch uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, noch uit hoofde van de uitvoering en de beeindiging daarvan, noch uit welke andere hoofde dan ook.
2.9.
Op verzoek van de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wordt de vaststellingsovereenkomst nog op enkele punten aangepast door de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . Op 13 maart 2020 stuurt een medewerkster van de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] deze aangepaste vaststellingsovereenkomst naar de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met het verzoek: “Graag verneem ik of de vaststellingsovereenkomst akkoord is. Zo ja, dan zal ik de vaststellingsovereenkomst definitief maken en cliënte verzoeken deze te ondertekenen”. Die zelfde dag bevestigt de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat de vaststellingsovereenkomst akkoord is.
2.10.
De aangepaste vaststellingsovereenkomst wordt niet getekend door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . De gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] stuurt nogmaals een aangepast exemplaar naar de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] . De belangrijkste afwijking is dat de toe te kennen transitievergoeding en andere betalingen aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zullen worden verrekend met de vordering van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] op [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met betrekking tot het onverschuldigd betaalde salaris en de betaling naar aanleiding van het kort geding.
2.11.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt zich op het standpunt dat op 13 maart 2020 overeenstemming is bereikt, dat er met in acht name van hetgeen in die overeenstemming staat over en weer finale kwijting is verleend en er dus geen recht meer bestaat op terugvordering van het onverschuldigd betaalde salaris of hetgeen betaald is naar aanleiding van het kort geding.
2.12.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is het standpunt toegedaan dat de finale kwijting geen betrekking heeft op het onverschuldigd betaalde salaris en de betaling naar aanleiding van het kort geding.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert na wijziging van eis (samengevat):
I. Te verklaren voor recht dat:
i. De loondoorbetalingsverplichting van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vanaf 4 juni 2019 is gestopt;
ii. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vanaf deze datum geen loon meer verschuldigd was aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ;
iii. Het loon vanaf 4 juni 2019 zonder rechtsgrond aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is betaald;
iv. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] over de maanden september tot en met november 2019 geen aanspraak had op wettelijke rente, wettelijke verhoging, incassokosten en proceskosten;
v. Het kort geding vonnis van 19 december 2019 zijn werking heeft verloren;
II. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 17.439,40, althans € 6.171,87 (indien en voor zover [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] akkoord is met verrekening van transitievergoeding en verlofuren), vermeerderd met rente, incassokosten alsmede de proceskosten (van de kort geding procedure en deze procedure) met rente en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voert verweer tegen deze vordering.
3.3.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert (samengevat):
Primair
 [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen - onder verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties en de jaaropgave 2019 op straffe van een dwangsom - tot betaling van € 11.407,26 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met rente alsook € 6.427,98 bruto aan vergoeding voor 296 niet genoten verlofuren, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente;
Subsidiair
  • [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen mee te werken aan een beëindiging met wederzijds goedvinden of opzegging van de arbeidsovereenkomst, op straffe van een dwangsom;
  • [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 11.407,27 aan transitievergoeding en/of (schade)vergoeding ex artikel 7:611 BW, vermeerderd met rente;
  • [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 6.775,44 bruto aan vergoeding voor 39 niet genoten vakantiedagen en € 7.752,65 bruto aan wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon in 2019;
  • [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties van voormelde bedragen, op straffe van een dwangsom;
Primair en subsidiair
 [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.4.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer tegen de vorderingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zal de kantonrechter de conventie en reconventie gezamenlijk behandelen.
Is de vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen?
4.2.
Vast staat dat geen enkele versie van de opgestelde vaststellingsovereenkomst uiteindelijk door beide partijen is ondertekend. Maar dat wil nog niet zeggen dat er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen is. Een overeenkomst komt immers tot stand door een aanbod gevolgd door de gave aanvaarding daarvan. Is daarvan sprake, dan is een overeenkomst tot stand gekomen.
4.3.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft haar gemachtigde een vaststellingsovereenkomst laten opstellen en dat concept is vervolgens naar de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gezonden. Die heeft enkele wijzigingen in het concept voorgesteld, waarmee feitelijk sprake is van een tegenvoorstel. De gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze aanpassingen in het concept verwerkt en het daarna weer naar de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gezonden met het verzoek aan te geven “of de vaststellingsovereenkomst zo akkoord is”. Zo ja, dan zal [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] die ondertekenen. Door het opnemen van de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voorgestelde wijzigingen in het concept, en door daarbij geen enkel voorbehoud te maken, geeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] onomstotelijk aan dat zij het aangepaste voorstel van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft geaccepteerd. Feitelijk is er op dat moment al sprake van aanvaarding van het aanbod van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zodat de vaststellingsovereenkomst een feit is. Dat wordt daarna nog door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bevestigd, die zegt in te stemmen met het gewijzigde concept, maar strikt genomen was dat al niet meer nodig geweest om de vaststellingsovereenkomst tot stand te brengen.
4.4.
De inhoud van de vaststellingsovereenkomst is de tekst zoals die door een medewerkster van de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] op 13 maart 2020 als bijlage van een e-mail is meegezonden aan de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] . Dat is inclusief het beding van finale kwijting.
Door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is niet aangevoerd dat zij dat beding niet heeft gewild, er is geen beroep gedaan op een wilsgebrek bij het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst. Overigens is die mogelijkheid ook uitdrukkelijk uitgesloten in artikel 7 van de overeenkomst. Daarmee staat vast dat de overeenkomst tussen partijen geldig is en hen bindt.
De strekking van het beding van finale kwijting
4.5.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voert echter aan dat de kwestie van het ten onrechte aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] uitbetaalde salaris en het naar aanleiding van het kort geding vonnis uitbetaalde bedrag niet onder deze finale kwijting vallen. Dat had [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] moeten begrijpen omdat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] nog op 2 maart 2020 de dagvaarding in de onderhavige zaak deed uitgaan. Dat zou zij toch niet gedaan hebben als overeenstemming aanstaande was. Daarnaast wordt er ook met geen enkel woord gerept over deze posten in de vaststellingsovereenkomst zodat het voor de hand ligt dat deze posten niet onder de finale kwijting vallen.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt daar tegenover dat de vaststellingsovereenkomst door de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] , advocaat van beroep, is opgesteld, dat deze uitdrukkelijk ziet op alle vorderingen uit de arbeidsovereenkomst – waartoe de betreffende posten die [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] buiten de finale kwijting wil laten vallen ontegenzeggelijk behoren – en dat er geen enkel voorbehoud is gemaakt met betrekking tot die posten. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hoefde daarom niet anders te verwachten dan dat deze posten onderdeel waren van de vaststellingsovereenkomst en onder de finale kwijting vielen.
4.6.
Partijen verschillen dus van mening over de betekenis van de tussen hen gesloten vaststellingsovereenkomst, in het bijzonder de strekking van de finale kwijting. Dat betekent dat de rechter deze zal moeten uitleggen. De stelling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat uitleg niet nodig is omdat de bedoeling van de vaststellingsovereenkomst glashelder is, deelt de kantonrechter niet. De strekking van het beding van finale kwijting staat immers ter discussie en de tekst van de overeenkomst geeft niet zonder meer antwoord op de verschillende interpretaties. Met name niet nu daarin niet expliciet wordt ingegaan op diverse posten waarover partijen verdeeld zijn. De overeenkomst laat dus een leemte.
4.7.
Bij de invulling van die leemte is de Haviltex-norm van belang:
“het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht”.Indachtig die norm overweegt de kantonrechter als volgt.
4.8.
De betreffende vaststellingsovereenkomst inclusief het beding van finale kwijting is opgesteld door de advocaat van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] was ten tijde van het tot stand komen van deze overeenkomst dus voorzien van deskundige juridische bijstand. De betreffende advocaat is ook de advocaat die door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is ingeschakeld voor het terugvorderen van het onverschuldigd betaalde salaris en de betalingen naar aanleiding van het kort geding. Met andere woorden, de advocaat was precies op de hoogte van wat speelde tussen partijen. Een en ander speelt bovendien gelijktijdig zodat verondersteld mag worden dat alle belangen “op het netvlies” staan.
“Last but not least” is de letterlijke formulering van het beding op zich niet onduidelijk. Als men afgaat op de gebruikte bewoordingen, dan staat er een coherente afspraak.
Onder die omstandigheden hoeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] er in beginsel niet op bedacht te zijn dat de formulering van het kwijtingsbeding – alle vorderingen uit de arbeidsovereenkomst over en weer vervallen met uitzondering van hetgeen in de overeenkomst is vastgelegd – niet overeenkomt met wat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voor ogen stond.
Dat zou enkel anders kunnen zijn als de overeenkomst kennelijk zeer ongunstig is voor [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daarom in redelijkheid begrepen moet hebben dat haar wederpartij dat niet beoogd kan hebben. Maar naar het oordeel van de kantonrechter is van een dergelijke situatie geen sprake.
4.9.
In de eerste plaats komt door deze overeenkomst een einde aan het dienstverband met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] . Het is duidelijk dat de arbeidsrelatie tussen [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] inmiddels ernstig is vertroebeld. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is weliswaar arbeidsongeschikt maar onvoldoende om voor een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking te komen. Zou het dienstverband blijven voortbestaan, dan blijft dus ook het risico bestaan dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op enig moment, al dan niet gedwongen door een uitkeringsinstantie, weer aanspraak maakt op invulling ervan. Dat zal ongetwijfeld voor complicaties en kosten bij [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zorgen. Door de vaststellingsovereenkomst kan zij “het boek [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ” echter definitief sluiten. Alleen al daarom is er een duidelijk belang voor [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] bij deze overeenkomst.
4.1
In de tweede plaats moet [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] op grond van de vaststellingsovereenkomst de transitievergoeding aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] betalen. Maar omdat het gaat om een slapend dienstverband wordt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gecompenseerd en krijgt zij dat bedrag weer terug van het UWV. Volgens de vaststellingsovereenkomst is dat ook de bedoeling van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . Dat betekent dat het betalen van de transitievergoeding [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] per saldo niets kost.
Bovendien, mocht zij de vaststellingsovereenkomst niet zijn aangegaan en mocht zich op enig moment in de toekomst de situatie zoals hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 4.9. voordoen, dan is het nog maar de vraag of [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] dan ook zou kunnen aankloppen bij het UWV voor compensatie van de transitievergoeding. Als partijen dan een regeling zouden willen treffen om alsnog een einde te maken aan het dienstverband is het niet zeker dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nog steeds niet zou kunnen hervatten bij [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] . Zou hij dat wel kunnen, dan is het dienstverband niet meer slapend en kan er geen beroep gedaan worden op de compensatieregeling. [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zou een transitievergoeding dan uit eigen zak moeten betalen.
4.11.
In de derde plaats heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bij sommatiebrief van 10 februari 2020 aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging wegens het te laat betalen van het salaris over de periode februari tot en met oktober 2019. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] becijferde die vordering op € 6.895,06 bruto. Als gevolg van de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hier geen recht meer op. Bovendien wordt een procedure over het al dan niet verschuldigd zijn ervan, en de daarmee verband houdende kosten, vermeden.
4.12.
Gelet op de hiervoor opgesomde voordelen die voor [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan de vaststellingsovereenkomst kleven – en het belang dat zij er dus bij had dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zou instemmen met de regeling - hoefde [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid niet te denken dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] deze overeenkomst, inclusief de ruime strekking van het kwijtingsbeding, niet gewild heeft.
4.13.
Hetgeen [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ter zake aanvoert maakt dat niet anders. Het moge zo zijn dat de afstand van de vordering tot terugbetaling van salaris en kosten kort geding niet expliciet in de overeenkomst wordt genoemd, maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor het vervallen van de aanspraak van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op de wettelijke verhoging wegens te laat betaald salaris. Het feit dat deze post ook niet is benoemd geeft bovendien steun aan de mogelijke gedachte dat de gehanteerde algemene omschrijving in de finale kwijting voldoende was en de posten niet nog eens per onderdeel benoemd hoefden te worden.
De dagvaarding in de onderhavige zaak is op 2 maart 2020 door de deurwaarder op het huisadres van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] achtergelaten. Op die dag is door de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ook de eerste concept vaststellingsovereenkomst aan de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] toegestuurd. Tussen partijen bestond op dat moment nog geen overeenstemming over de vaststellingsovereenkomst. Het uitbrengen van de dagvaarding hoefde er daarom niet op te wijzen dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] geen afstand zou doen van haar aanspraken op het onverschuldigd betaalde loon en de betaling kort geding. De dagvaarding zou ook uitgebracht kunnen zijn omdat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] druk heeft willen zetten op [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om de vaststellingsovereenkomst te accepteren. Zo heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het in ieder geval kunnen begrijpen.
4.14.
Zeker in het licht van wat hiervoor is overwogen maken de door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] genoemde omstandigheden niet dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet in redelijkheid de vaststellingsovereenkomst mocht begrijpen zoals hij dat heeft gedaan. Het feit dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] het achteraf anders bedoeld heeft moet onder de genoemde omstandigheden voor haar rekening komen.
4.15.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding van finale kwijting ook betrekking heeft op de vordering tot terugbetaling van het salaris dat na 3 juni 2019 nog aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is betaald alsmede op de betaling naar aanleiding van het kort geding heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] geen belang meer bij vaststelling van het onder I gevorderde (na wijziging van eis). Deze vorderingen zullen worden afgewezen. De vorderingen onder II, III en IV (na wijziging van eis) zullen eveneens worden afgewezen.
4.16.
De in reconventie primair ingestelde vorderingen tot betaling van de transitievergoeding ad € 11.407,26 bruto alsmede de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen ad € 6.427,98, dit laatste bedrag verhoogd met de wettelijke verhoging, zal worden toegewezen. Het zelfde geldt voor het verstrekken van de gevorderde bruto/netto specificaties en jaaropgave, met dien verstande dat deze verstrekt moeten worden binnen 30 dagen na betekening van het vonnis en de dwangsom gemaximeerd zal worden op € 5.000,- per niet verstrekt stuk.
4.17.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] worden begroot op:
  • salaris gemachtigde conventie 720,00 (2 x tarief € 360,00)
  • salaris in reconventie
totaal € 1.080,00
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.18.
De kantonrechter zal dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te betalen een bedrag van € 11.407,26 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 april 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te betalen een bedrag van € 6.427,98 bruto aan vergoeding voor 296 niet genoten verlofuren, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 3 april 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te verstrekken de jaaropgave over 2019 en deugdelijke bruto/netto specificaties waarin het bedrag en de betaling van voormelde bedragen zijn verwerkt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] hiermee in gebreke blijft, gemaximeerd op een totaalbedrag van € 5.000,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gevallen en tot op heden begroot op € 1.080,00,vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: rvl/no
coll: