9.2.Ten aanzien van het bestreden besluit 1 (de weigering) hebben eiseressen nog aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluiten ten onrechte artikel 3.5, derde en vijfde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Roermond als aanvullende weigeringsgronden heeft opgevoerd.
Beoordeling beroepsgronden
10. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief, actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
11. In de onderhavige zaken gaat het in beide procedures om persoonsgebonden vergunningen. Dit betekent dat eiseres 1 zonder meer als belanghebbende kan worden aangemerkt bij de procedure inzake de weigering en eiseres 2 zonder meer bij de procedure inzake de intrekkingen.
12. Ten aanzien van de vraag of ook de overige eiseressen in de respectievelijke procedures als zodanig kunnen worden aangemerkt, overweegt de voorzieningenrechter dat
uit de “conclusie van Widdershoven” van 7 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3474) waar eiseressen naar hebben verwezen, volgt dat onder bepaalde omstandigheden ook diegene die als gevolg van een besluit wordt geraakt in een zakelijk recht als belanghebbende kan worden aangemerkt. 13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseressen 1, 2 en 4 geen zakelijke recht hebben, zoals door Widdershoven bedoeld. Eiseressen exploiteren allemaal ondernemingen in hetzelfde pand. Hierdoor is het niet onaannemelijk dat zij financieel nadeel ondervinden door teruglopende klandizie als eiseres 1 en 2 geen activiteiten meer kunnen ontplooien door het ontbreken van een vergunning. Het proberen te voorkomen / beperken van financieel nadeel door teruglopende omzet door minder klanten bij “de buren”, is echter geen zakelijk recht als hier bedoeld.
14. Ten aanzien van eiseres 3 is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij -als eigenaresse/verhuurster van het pand waarin de ondernemingen van eiseres 1 en 2 zijn gevestigd- wel een zakelijk recht heeft. Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:269) is een zakelijk recht van een verhuurder echter niet voldoende om als belanghebbende te worden aangemerkt, als dit niet rechtsreeks tot gevolg heeft dat het pand niet meer verhuurd kan worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres 3 niet heeft aangetoond dat zij het pand niet langer kan verhuren. De enkele stelling dat het pand/perceel volledig is ingericht voor verhuur als saunaclub en daardoor moeilijk aan anderen of voor iets anders is te verhuren, is daartoe onvoldoende. 15. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder:
- bij het bestreden besluit 1 de bezwaren van eiseressen 2, 3 en 4 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard;
- bij het bestreden besluit 2 de bezwaren van eiseressen 1, 3 en 4, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De inhoudelijke beroepsgronden
16. Waar in het onderstaande over “eiseressen” wordt gesproken, wordt gelet op rechtsoverweging 15 alleen nog bedoeld: eiseres 1 en 2.
17. Bij de beoordeling van de beroepsgronden is het volgende toetsingskader van belang:
18. In artikel 3, eerste lid, van Wet Bibob -zoals die luidde ten tijde van de bestreden besluiten- is bepaald dat voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, zij kunnen weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (de zogenoemde a-grond), of
b. strafbare feiten te plegen (de zogenoemde b-grond).