ECLI:NL:RBLIM:2021:1764

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
04 8858900 cv expl 20-5879
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met betrekking tot de aanwezigheid van hennep in de woning

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, staat de vraag centraal of er voldoende grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst tussen de stichting Wonen Zuid en de gedaagde. De zaak is ontstaan na een doorzoeking van de woning van de gedaagde, waarbij een sterke hennepgeur werd waargenomen en een weegschaal werd aangetroffen. De gedaagde betwist echter dat er hennep in zijn woning aanwezig was en stelt dat de hennep in de auto van zijn zoon is aangetroffen. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waarbij de verklaringen van de gedaagde en zijn zoon van groot belang zijn. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de hennep in de woning aanwezig was, en dat de aangetroffen voorwerpen niet voldoende zijn om te concluderen dat de gedaagde in strijd met de huurvoorwaarden heeft gehandeld. De vordering van Wonen Zuid tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen, en Wonen Zuid wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 3 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8858900 \ CV EXPL 20-5879
Vonnis van de kantonrechter van 3 maart 2021
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.J.W.M. Theunissen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.P.H. Hameleers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wonen Zuid de woning aan de [adres] in [plaats] .
2.2.
Naar aanleiding van een MMA- melding (anonieme misdaadmelding) heeft op 11 februari 2020 een doorzoeking van de woning van [gedaagde] plaatsgevonden. De politie heeft op 24 februari 2020 het volgende gerapporteerd:
“(..) Onderzoek
Op dinsdag 11 februari 2020 werd door afdeling opsporing een onderzoek ingesteld in de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Bewoner [gedaagde] was niet in de woning aanwezig.
Dit onderzoek richtte zich op het aantreffen van verdovende middelen cq de mogelijke handel daarin. In de woning werd een zeer sterke verse hennepgeur waargenomen en een weegschaal aangetroffen. Tevens werd een zelfde zak aangetroffen als de zak waarin de hennep zat, die bij de verdachte [zoon] werd aangetroffen.
Eigen gebruik en/of handel
De verdachte [zoon] verklaarde dat de woning gelegen aan [adres] van zijn vader [gedaagde] was en dat de aangetroffen hennep niet in de woning had gelegen maar in zijn auto De verdachte verklaarde in de woning van zijn vader een dikke joint te hebben gerookt.
(..)”.
2.3.
Bij brief van 23 maart 2020 schrijft de burgemeester van de gemeente Roermond aan Wonen Zuid dat naar aanleiding van de rapportage bestuurlijke maatregelen genomen worden.
2.4.
Bij brief van 10 september 2020 geeft de burgemeester aan dat er niet wordt overgegaan tot sluiting van de woning maar dat er een éénmalige schriftelijke waarschuwing wordt gegeven.
2.5.
Bij brief van 16 september 2020 geeft Wonen Zuid aan dat zij de huurovereenkomst wil laten ontbinden door de rechter, maar dat [gedaagde] deze gerechtelijke procedure kan voorkomen door vrijwillig de huur op te zeggen.
2.6.
Op 7 oktober 2020 vindt er een gesprek plaats tussen Wonen Zuid, [gedaagde] en zijn gemachtigde. In dit gesprek geeft [gedaagde] aan dat de politie foutief heeft gerapporteerd. De verdovende middelen zijn in de auto van de zoon van [gedaagde] aangetroffen en niet in de woning.
2.7.
Bij brief van 15 oktober 2020 laat Wonen Zuid weten dat zij navraag heeft gedaan naar de juistheid van de aangeleverde rapportage en dat de gemeente Roermond aangeeft geen twijfels te hebben over de juistheid daarvan. Wonen Zuid geeft aan [gedaagde] in rechte te zullen betrekken.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Wonen Zuid stelt dat [gedaagde] door de aanwezigheid van de aangetroffen hennep in strijd met de algemene huurvoorwaarden handelt, maar ook in strijd met de eisen van goed huurderschap als bedoeld in artikel 7:213 BW en de verplichting om het gehuurde overeenkomstig de bestemming te gebruiken.
Ter zake hennep en drugs voert Wonen Zuid al jarenlang een niet-gedoogbeleid. Dit beleid is in overleg met politie en gemeenten uit de regio tot stand gekomen en wordt ook actief uitgedragen naar de huurders.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat er geen drugs is aangetroffen in zijn huis. Hij verwijst naar het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal waarin staat vermeld dat er geen goederen in beslag zijn genomen. Er is daarom geen grondslag voor een ontbinding van de huurovereenkomst. Verder voert [gedaagde] aan dat artikel 7 lid 7 van de Algemene huurvoorwaarden ziet op een hennepkwekerij. Hiervan is zeker geen sprake geweest. Bovendien is [gedaagde] niet gebonden aan deze huurvoorwaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het om de vraag of er een grondslag is voor ontbinding van de huurovereenkomst. Wonen Zuid stelt dat dit het geval is. Er is hennep in de woning aangetroffen en dit levert een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op. [gedaagde] betwist daarentegen dat er hennep in de woning aanwezig was.
4.2.
Gelet op de betwisting door [gedaagde] is het aan Wonen Zuid om te bewijzen dat [gedaagde] in strijd met de bepalingen van de huurovereenkomst of wet heeft gehandeld. Wonen Zuid baseert haar standpunt dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dan wel dat in strijd met de wettelijke bepalingen is gehandeld op de brieven van de burgemeester en de rapportage van de politie van februari 2020. Uit deze laatste rapportage blijkt echter niet dat er hennep in de woning is aangetroffen. Het rapport vermeldt weliswaar dat er een zeer sterke hennepgeur werd waargenomen maar niet dat er hennep in de woning aanwezig was. Uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen blijkt verder dat er tijdens de doorzoeking geen goederen in beslag zijn genomen. Indien er daadwerkelijk hennep in de woning aanwezig was geweest, dan was deze zeker in beslag genomen.
4.3.
In dit verband is ook de verklaring van de zoon van belang. Deze verklaart uitdrukkelijk dat de zak met hennep in de auto is aangetroffen bij zijn aanhouding in [plaats] en niet in de woning.
4.4.
Het feit dat in de woning een weegschaal en een zelfde zak als de zak waarin de hennep zat die bij de zoon van [gedaagde] werd aangetroffen heeft Wonen Zuid wellicht tot de overtuiging gebracht dat de hennep eerst in de woning van [gedaagde] heeft gelegen, dat de zoon de woning heeft gebruikt als een bewaarplaats voor de hennep. Maar deze aanwijzingen zijn daarvoor onvoldoende.
In de eerste plaats is een weegschaal een normaal gebruiksvoorwerp dat in de meeste huishoudens niet ontbreekt. Dat zegt dus niets. Verder vertoont deze weegschaal geen sporen op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat deze weegschaal gebruikt is voor activiteiten in de hennepproductie of verkoop daarvan.
Ook de betreffende plastic zak – zonder verdere beschrijving of andere aanwijzing voor het tegendeel - vormt geen aanwijzing voor opslag van hennep in de woning. Ook niet als de hennep in een zelfde zak is gevonden in de auto.
4.5.
Tenslotte acht de kantonrechter het feit dat de burgemeester besloten heeft niet tot sluiting van de woning over te gaan eveneens veelzeggend.
4.6.
Op grond van het bovenstaande komt de kantonrechter daarom tot het oordeel dat niet vast staat dat er hennep in de woning aanwezig was. Van een overtreding van de huurvoorwaarden is daarom geen sprake.
4.7.
Wonen Zuid wijst er verder op dat een dergelijke hoeveelheid hennep wijst op een handelsvoorraad, bestemd om aan derden te verkopen. Zij stelt dat dealen leidt tot overlast voor omwonenden en tot verloedering van de wijk en verminderde verhuurbaarheid van de woning. Dit mag in zijn algemeenheid wel zo zijn, maar het is aan Wonen Zuid om deze stelling te onderbouwen. Hiervoor is al overwogen dat niet is komen vast te staan dat de hennep in de woning aanwezig is geweest. In het verlengde daarvan is evenmin aangetoond dat vanuit de woning werd gedeald, terwijl ook niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat er sprake was van overlast voor omwonenden. Dit leidt er ook toe dat [gedaagde] het gehuurde niet strijd met de woonbestemming heeft gebruikt, althans is dit niet aangetoond door Wonen Zuid.
4.8.
Kort en goed komt het er dus op neer dat handelen in strijd met de huurovereenkomst en meer in het bijzonder met de algemene huurvoorwaarden of de artikelen 7:213 BW en 7:214 BW niet is komen vast te staan. Dit leidt ertoe dat de vordering van Wonen Zuid wordt afgewezen.
4.9.
Wonen Zuid wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 374,00 ( 2 x tarief € 187,00).
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Wonen Zuid in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 374,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: