ECLI:NL:RBLIM:2021:2671

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8693293 CV EXPL 20-3810
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een nota voor dierengeneeskundige behandeling door de Paardenkliniek

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paardenkliniek De Molenweg B.V. (hierna: de Paardenkliniek) betaling van een nota voor diergeneeskundige behandeling en/of medicamenten van een gedaagde partij. De vordering betreft een nota van 7 oktober 2018, met een hoofdsom van € 106,- en aanmaningskosten van € 22,50, wat het totaal op € 128,50 brengt. De gedaagde partij voert verweer en stelt dat er eerder afspraken zijn gemaakt over de kosten per consult, en dat hij al te veel heeft betaald. De kantonrechter heeft de procedure op 24 maart 2021 behandeld, waarbij de gedaagde partij zijn verweer heeft gepresenteerd, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De kantonrechter wijst de vordering van de Paardenkliniek toe voor het bedrag van € 106,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de nota. De gedaagde partij wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 285,20. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8693293 CV EXPL 20-3810
Vonnis van de kantonrechter van 24 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAARDENKLINIEK DE MOLENWEG B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.E. Cuppen.
Partijen worden hierna de Paardenkliniek en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juli 2020
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De Paardenkliniek vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een nota voor dierengeneeskundige behandeling en/of medicamenten. Het betreft een nota van 7 oktober 2018 (met vervaldatum van 21 oktober 2018) voor een bedrag van € 106,- vermeerderd met € 22,50 aanmaningskosten tot € 128,50 aan hoofdsom.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] stelt dat mevrouw [naam dierenarts] , dierenarts bij de Paardenkliniek, een dierenartsbezoek heeft afgelegd op 31 juli 2018 bij [gedaagde] alwaar partijen zijn overeengekomen dat de kosten per consult € 45,- bedroegen, waarna [gedaagde] ter plekke het consult van € 45,- contant heeft voldaan. Bij factuur van 1 september 2018 heeft de Paardenkliniek het consult van 31 juli 2018 volgens [gedaagde] onterecht nogmaals in rekening gebracht, alsmede een verhoging van € 8,- per consult in strijd met hetgeen partijen eerder waren overeengekomen. [gedaagde] heeft de factuur volledig voldaan, maar hij wil het gevorderde bij factuur van 7 oktober 2018 niet voldoen, aangezien hij naar zijn zeggen reeds € 61,- (€ 45,- en € 16,-) teveel heeft betaald aan de Paardenkliniek.
De Paardenkliniek stelt dat niet mevrouw [naam dierenarts] maar een collega op 31 juli 2018 het dierenartsbezoek heeft afgelegd en dat de door [gedaagde] verrichte contante betaling van
€ 45,- ziet op een dierenartsbezoek van mevrouw [naam dierenarts] op 14 juli 2018. Tevens betwist de Paardenkliniek dat prijsafspraken tussen partijen zijn gemaakt.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] dat hij de dierenartsvisite op 31 juli 2018 tweemaal heeft voldaan (contant en overgeboekt op 26 september 2018) ziet op de factuur van
1 september 2018. De factuur van 1 september 2018 maakt echter geen onderdeel uit van het gevorderde. In geding is de factuur van 7 oktober 2018. [gedaagde] heeft niet betwist dat de gefactureerde diergeneeskundige behandelingen op 12 september 2018 en 1 oktober 2018 zijn verricht, waardoor hij het bedrag van de daarop betrekking hebbende factuur van 7 oktober 2018 ad € 106,- is verschuldigd.
3.3.
Voor zover [gedaagde] een beroep op verrekening doet, hetgeen niet uit de conclusie van antwoord blijkt, kan dit beroep ook niet slagen aangezien de Paardenkliniek het bestaan van een (tegen)vordering betwist waardoor de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
3.4.
Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat op 31 juli 2018 met de Paardenkliniek is overeengekomen dat voor een consult € 45,- in rekening wordt gebracht, hetgeen wordt betwist door de Paardenkliniek, wordt op geen enkele wijze door [gedaagde] nader onderbouwd waardoor de kantonrechter geen aanleiding ziet hem toe te laten tot bewijslevering.
3.5.
Aan [gedaagde] verweer dat de algemene voorwaarden niet ter kennis zijn gebracht bij het aangaan van de overeenkomst, gaat de kantonrechter voorbij aangezien noch gesteld noch gebleken is dat de Paardenkliniek haar vordering hierop baseert.
3.6.
Op grond van het voorgaande wijst de kantonrechter € 106,00 van de gevorderde hoofdsom van € 128,50 van de Paardenkliniek toe. Het overige deel van de hoofdsom betreft aanmaningskosten en die maken deel uit van de eveneens gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en worden aldus dubbel gevorderd.
3.7.
De Paardenkliniek vordert betaling van de hoofdsom vermeerderd met wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW worden toegewezen vanaf 21 oktober 2018 tot de dag van algehele voldoening.
3.8.
De Paardenkliniek maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
3.9.
De kosten van juridische bijstand voor een bedrag van € 211,75 worden afgewezen. Daarvoor bestaat geen grondslag naast de kosten die hierna onder 3.10 staan vermeld.
3.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de Paardenkliniek worden begroot op:
- dagvaarding € 87,20
- griffierecht € 124,00
- gemachtigde salaris €
74,00(2 punten x € 37,00)
Totaal € 285,20
De wettelijke rente over de proceskosten zal niet worden toegewezen, aangezien deze niet is gevorderd in het petitum.
3.11.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten niet zal worden toegewezen aangezien deze niet is gevorderd in het petitum.
3.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Paardenkliniek te betalen een bedrag van € 106,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de Paardenkliniek gevallen en tot op heden begroot op € 285,20,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door de Paardenkliniek volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op :
- € 18,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
type: LS