10.4.Bij e-mailbericht van 6 december 2018 heeft eiser zijn aanstelling (zonder voorbehoud) aanvaard.
11. Uit het door verweerder -en door eiser niet althans onvoldoende weersproken- gegeven feitenrelaas is het volgende gebleken. [-] , HR-adviseur, had eiser reeds voor zijn aanstelling als concernjurist een ‘template’ (als leidraad voor het pop) toegestuurd en een afspraak geïnitieerd voor december 2018. Dit gesprek heeft in januari 2019 plaatsgevonden, waarbij eiser nog vrijwel niets op papier had gezet. Pas op 9 mei 2019 heeft, op initiatief van [-] , een (pop) vervolggesprek met eiser plaatsgevonden, waarbij bleek dat eiser zijn pop nog niet volledig gereed had. Eisers leidinggevende heeft hem op
31 mei 2019 verzocht zijn pop SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden) op te stellen. Bij een gesprek met eiser op 11 juni 2019 is aan eiser door zijn leidinggevende medegedeeld dat zijn pop nog onvoldoende SMART was geformuleerd en daardoor onvoldoende meetbaar was. Vervolgens heeft eiser op 1 juli 2019 zijn (definitief) pop ingediend.
12
.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het feit dat eiser zijn pop eerst na het verstrijken van zes maanden na zijn aanstelling gereed had, hem kan worden verweten, aangezien het opstellen van het pop, zo heeft verweerder onbestreden ter zitting uiteengezet, eisers verantwoordelijkheid was.
13
.Voor wat betreft eisers ontwikkelgesprek in het kader van de, met alle medewerkers in juni 2019 geplande TOP-gesprekken overweegt de rechtbank dat uit de gedingstukken is gebleken dat dit gesprek meermaals niet is doorgegaan, omdat eiser het gespreksformulier niet had ingevuld c.q. ge-upload, waardoor het gesprek niet kon worden voorbereid. Aangezien de medewerkers (onder wie eiser) uitdrukkelijk was meegedeeld dat het formulier voorafgaand aan het gesprek ingevuld moest worden (uiterlijk één dag voor het gesprek via ‘Youpp’) is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit eiser is aan te rekenen. Het TOP-gesprek vond uiteindelijk plaats op 3 oktober 2019. In dat gesprek is het formulier niet meer besproken, omdat verweerder eiser toen heeft meegedeeld dat de aanstelling niet zou worden voortgezet.
14. Met betrekking tot het ontwikkelassessment respectievelijk de 360-feedback overweegt de rechtbank het volgende. Partijen verschillen van mening over het waarom van het niet doorgaan van het ontwikkelassessment. Volgens verweerder was het houden van een assessment gelet op eisers opstelling, niet zinvol. Wat daar verder van zij, besloten is -in onderling overleg, zo stelt eiser ook in zijn gronden van beroep- een 360-feedback te laten uitvoeren door GITP. Daarbij mocht eiser zelf personen selecteren voor het invullen van deze feedback, hetgeen hij ook heeft gedaan.
15. Blijkens het Reflector 360-rapport van augustus 2019 heeft eiser op de competenties: delegeren, overtuigingskracht en mondelinge communicatie, een min (-) gescoord, wat betekent dat deze competenties een minder sterk punt van eiser vormen en verdere ontwikkeling geadviseerd wordt. Ook blijkt uit dit rapport dat eisers zelfbeeld met name op deze competenties, beduidend positiever was dan het beeld dat de (12) respondenten daarvan hadden. In het naar aanleiding van dit rapport met eiser op 22 augustus 2019 gevoerde gesprek is door GITP ( [naam 5] ) ernstige twijfel geuit of voornoemde ontwikkelpunten, gelet op eisers houding, (überhaupt) wel te ontwikkelen zouden zijn, zo heeft verweerder onbestreden gesteld. Immers accepteerde eiser de uitkomst van het onderzoek niet.
16. Eiser heeft betoogd dat de 360-feedback betrekking had op zijn leidinggevende capaciteiten in verband met zijn ambitie een coördinerende en aansturende rol te vervullen en niet op zijn ontwikkelpunten, zodat de uitkomst ook niet mag meewegen bij de beoordeling van de in het aanstellingsbesluit genoemde aandachtspunten. Uit de verklaring van [naam 5] van 15 december 2020 blijkt dat volgens hem de 360-feedback zag op het verkrijgen van een beeld van hoe eiser zijn eigen functioneren zag op de voor de functie (concernjurist) relevante competenties, alsook hoe mensen in zijn werkomgeving zijn functioneren waardeerden. De rechtbank acht dit aannemelijk. Het feit dat eiser op competentieniveau vier is beoordeeld, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Immers niet alleen leidinggevenden, maar ook andere schaal 12-functionarissen dienen overwegend op niveau vier te scoren voor wat betreft hun competenties. Dit geldt ook voor de functie van concernjurist, zoals blijkt uit het HPO Competentieprofiel Schaal 12 (niet leidinggevend).