ECLI:NL:RBLIM:2021:5539

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
9184010/AZ/21-72 12072021
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst door Corona-crisis

In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 BW, nadat zijn arbeidsovereenkomst met Rockwool B.V. niet is verlengd. De werknemer was op 1 februari 2020 in dienst getreden als 'Basis Operator' en had bij indiensttreding de toezegging gekregen dat hij een opleiding tot operator zou krijgen. Echter, door de uitbraak van de Covid-19 pandemie en de daaruit voortvloeiende maatregelen, is het Rockwool niet gelukt om de opleiding te starten. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst op 5 januari 2021 niet verlengd, en de werknemer heeft een transitievergoeding van € 1.147,00 ontvangen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2021 heeft de werknemer aangevoerd dat het niet aanbieden van de opleiding niet redelijk is en dat de werkgever de gevolgen van de Corona-crisis niet volledig op hem mag afwentelen. De werkgever heeft echter betoogd dat de werknemer niet de vereiste technische kennis en inzicht had voor de functie van Operator, en dat de opleiding door overheidsmaatregelen niet kon worden aangeboden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, aangezien de omstandigheden rondom de Corona-crisis buiten de invloedssfeer van de werkgever lagen.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Rockwool zijn begroot op € 747,00. De beschikking is uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen op 12 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9184010 \ AZ VERZ 21-72
Beschikking van de kantonrechter van 12 juli 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend te [plaats] ,
werknemer,
gemachtigde mr. C.R.N. de Boer,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROCKWOOL B.V.,
gevestigd te Roermond,
werkgever,
gemachtigde mr. A.P.J. Cordang,
verwerende partij in het verzoek,
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Rockwool worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 28 april 2021 ontvangen verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de mondelinge behandeling d.d. 14 juni 2021
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.2. De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 1 februari 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Rockwool in dienst getreden in de functie van ‘Basis Operator’.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover thans van belang, het volgende overeengekomen:

(..)
DiplomaPartijen zijn overeengekomen dat het door werknemer te behalen van het diploma Operator A noodzakelijk is voor het adequaat kunnen vervullen van de vakvolwassen functie en eventuele doorgroei. Werkgever biedt deze opleiding aan werknemer aan (..)”
2.2.
Na indiensttreding van [verzoeker] is de Covid 19 Pandemie (hierna: Corona-crisis) uitgebroken. Als gevolg hiervan zijn door de overheid in maart 2020 diverse maatregelen getroffen. Deze hebben weerslag gehad op de mogelijkheid voor Rockwool om cursussen te organiseren.
2.3.
Per brief van 5 januari 2021 heeft Rockwool te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet te zullen verlengen.
2.4.
Aan [verzoeker] is een transitievergoeding betaald ter hoogte van € 1.147,00 bruto.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] vordert bij beschikking om aan hem een transitievergoeding en een aanvullende billijke vergoeding toe te kennen.
3.2.
Rockwool voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat Rockwool, in weerwil van hetgeen in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, heeft nagelaten om hem de toegezegde opleiding aan te bieden. Het is niet redelijk om de gevolgen van de Corona-crisis volledig op hem af te wentelen. Bovendien had Rockwool toegezegd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en ook dat heeft Rockwool niet gedaan. Als gevolg van deze handelswijze heeft [verzoeker] geen werk meer en ook geen vooruitzicht op een diploma binnen afzienbare tijd. Deze handelswijze acht [verzoeker] van dien aard, dat een billijke vergoeding naast de reeds toegekende transitievergoeding, op zijn plek is.
4.2.
[verzoeker] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 BW. Volgens dat artikel kan de kantonrechter aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien, na een einde van rechtswege, het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34 en pag. 113). Er kan alleen dan een billijke vergoeding worden toegekend als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst is toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van een werkgever. Dat betekent in het geval van artikel 7:673 lid 9 BW dat voldoende moet komen vast te staan dat het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever de oorzaak is van het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Indien de kantonrechter al toe komt tot het oordeel dat een billijke vergoeding in de rede ligt, dan ligt het op de weg van werknemer te stellen dát hij schade heeft geleden als gevolg van de handelswijze van de werkgever, alsmede om gezichtspunten aan te dragen die kantonrechter handvaten bieden om de omvang van de schade te begroten.
4.3.
Door Rockwool is tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat vanwege de Corona-crisis en het stopzetten van alle fysieke opleidingsmogelijkheden van overheidswege, sinds de indiensttreding van [verzoeker] geen nieuwe opleidingen zijn gestart waar [verzoeker] voor in aanmerking kwam. Toen [verzoeker] op 1 februari 2020 in dienst trad, met een proeftijd van een maand, is weliswaar gelijktijdig een klas gestart, maar die zat al vol en is bovendien per 16 maart 2020 ook gestaakt omdat fysiek onderwijs niet meer was toegestaan op last van de overheid. Dit is op zichzelf door [verzoeker] niet weersproken. Nadien is de opleiding niet opnieuw gestart.
Tegen deze achtergrond heeft [verzoeker] onvoldoende duidelijk gemaakt welke verwijten Rockwool te maken zijn, laat staan dat deze zo ernstig zouden zijn dat van ernstig verwijtbaar handelen of nagelaten sprake zou zijn.
4.4.
Ook het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst, is geen omstandigheid die maakt dat Rockwool ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Rockwool heeft toegelicht dat [verzoeker] de vereiste technische kennis en inzicht ontbeerde voor een goede vervulling van de functie van Operator. Dat weerspreekt [verzoeker] niet. Dat een werkgever een intentie uitspreekt om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te willen aangaan bij gebleken geschiktheid, maakt niet dat een werkgever die daar gemotiveerd van afwijkt, schadeplichtig handelt.
4.5.
De slotsom is dat het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen. [verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Rockwool worden tot op heden begroot op € 747,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Rockwool tot op heden begroot op € 747,00,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: SM
coll: