In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 BW, nadat zijn arbeidsovereenkomst met Rockwool B.V. niet is verlengd. De werknemer was op 1 februari 2020 in dienst getreden als 'Basis Operator' en had bij indiensttreding de toezegging gekregen dat hij een opleiding tot operator zou krijgen. Echter, door de uitbraak van de Covid-19 pandemie en de daaruit voortvloeiende maatregelen, is het Rockwool niet gelukt om de opleiding te starten. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst op 5 januari 2021 niet verlengd, en de werknemer heeft een transitievergoeding van € 1.147,00 ontvangen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2021 heeft de werknemer aangevoerd dat het niet aanbieden van de opleiding niet redelijk is en dat de werkgever de gevolgen van de Corona-crisis niet volledig op hem mag afwentelen. De werkgever heeft echter betoogd dat de werknemer niet de vereiste technische kennis en inzicht had voor de functie van Operator, en dat de opleiding door overheidsmaatregelen niet kon worden aangeboden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, aangezien de omstandigheden rondom de Corona-crisis buiten de invloedssfeer van de werkgever lagen.
De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Rockwool zijn begroot op € 747,00. De beschikking is uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen op 12 juli 2021.