Overwegingen
1. Eisers hebben op 5 februari 2018 bij verweerder een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade ingediend in verband met de inwerkingtreding op 11 maart 2015 van het Provinciaal Inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg 2012 (hierna: het inpassingsplan) dat de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg (de Buitenring) mogelijk heeft gemaakt. Eisers hebben de bouwkavel, waarop hun woning [adres] te [woonplaats] is gebouwd, op 25 november 1999 gekocht.
2. Verweerder heeft advies gevraagd aan de Schadecommissie Buitenring Parkstad Limburg (de Schadecommissie) die heeft geconcludeerd dat er als gevolg van de vaststelling van het inpassingsplan sprake is van een waardevermindering van de woning van eisers. De Schadecommissie concludeert verder dat ten tijde van de aankoop door eisers van het perceel als bouwkavel op 25 november 1999 het voorontwerp- en het ontwerpbestemmingsplan ‘Amstenraderveld” was vastgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld” heeft van 24 juni 1999 tot en met 21 juli 1999 ter inzage gelegen. In de toelichting bij genoemd bestemmingsplan was sprake van een randweg. Tevens gold ten tijde van de aankoop de Streekplanuitwerking Oostelijk Zuid-Limburg uit 1991 (de Streekplanuitwerking 1991) waarin een structuurweg ten noorden van de bouwkavel was geprojecteerd. De Schadecommissie heeft verweerder op grond daarvan geadviseerd de aanvraag van eisers op grond van actieve risicoaanvaarding af te wijzen omdat de ontwikkeling op de datum waarop zij hun bouwkavel hebben gekocht, voorzienbaar was.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eisers om planschade onder verwijzing naar het advies van de Schadecommissie afgewezen, omdat zij de schade voortvloeiend uit de inwerkingtreding van het inpassingsplan ten tijde van de aankoop van hun bouwkavel hebben aanvaard.
4. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt omdat zij zich er niet mee kunnen verenigen dat hen actieve risicoaanvaarding wordt tegengeworpen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van de Provincie Limburg gehandhaafd en de daartegen door eisers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
6. Eisers voeren daartegen aan dat uit de aanduiding van de S22 in het voorontwerp-bestemmingsplan “Amstenraderveld” geen actieve risicoaanvaarding kan worden afgeleid. Dat plangebied heeft verder alleen betrekking op het woongebied “Amstenraderveld” en niet op het buitengebied waarin uiteindelijk de buitenring is gerealiseerd. Voor dat gebied gold ten tijde van de aankoop van hun bouwkavel het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” en daarin was afgezien van de aanleg van de S22. Dat in de toelichting bij het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” wordt verwezen naar de aanleg van een structuurweg doet daar volgens eisers niet aan af. Met betrekking tot het bestemmingsplan “Amstenraderveld” wordt nog opgemerkt dat dit bestemmingsplan enkel betrekking heeft op het woongebied. Alle opmerkingen die daarin zijn gemaakt met betrekking tot het resterende buitengebied en daarmee buiten het plangebied vallen, kunnen niet tot gevolg hebben dat een wijziging van het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” heeft plaatsgevonden. Met laatstgenoemd bestemmingsplan hebben Gedeputeerde Staten ingestemd en zij hebben daarmee dus kennelijk afgezien van de aanleg van een randweg. Dat daarvan was afgezien blijkt ook uit de eerste pagina van een brief van 11 augustus 1992 aan een bewoner van Hoensbroek en uit een tweetal krantenartikelen uit 1992. Pas met het Provinciaal Omgevingsplan 2001 komt een randweg weer in beeld, aldus eisers.
7. Eisers voeren verder aan dat een eventuele voorzienbaarheid daarna is doorbroken omdat de provincie op 19 maart 1997 gronden die onder de huidige buitenring liggen aan graaf De Marchant et d’Ansembourg heeft terugverkocht. Deze terugverkoop is gebaseerd op provinciale besluitvorming, aldus eisers. Tevens wijzen eisers op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5083, waaruit blijkt dat de voorzienbaarheid op basis van een eerder streekplan niet meer kan worden tegengeworpen als daarna sprake is van nieuw beleid. In het onderhavige geval mochten eisers in 1999 uit de vaststelling van het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” en de terugverkoop aan de graaf afleiden dat het beleid om een ringweg aan te leggen was verlaten. Nog afgezien van het feit dat de voorziene ringweg buiten het plangebied van het bestemmingsplan “Amstenraderveld” valt, was dat bestemmingsplan ten tijde van de aankoop van hun perceel in 1999 nog niet eens vastgesteld. Eisers verwijzen verder naar een hoorzitting waar namens verweerder is gezegd dat de ringweg destijds bewust buiten het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” is gelaten om kopers van de bouwkavels niet af te schrikken. Eisers concluderen daarom dat er alsnog een planologische vergelijking moet worden gemaakt tussen het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” en het inpassingsplan. 8. De rechtbank overweegt als volgt.
Actieve risicoaanvaarding
9. In de overzichtsuitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) heeft de Afdeling onder 5.23 tot en met 5.30 onder meer het volgende overwogen. “De voorzienbaarheid van een planologische verandering wordt beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij wordt rekening gehouden met een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt. Niet is vereist dat dat beleidsvoornemen een formele status heeft.
Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.
Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen.
Bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade komt geen betekenis toe aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan.
Voor het aannemen van voorzienbaarheid is niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Beslissend is of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden.”
10. In geschil is of een redelijk denkend en handelend koper ten tijde van de aankoop van de bouwkavel door eisers op 25 november 1999 rekening had moeten houden met de kans dat ten noorden van het aangekochte perceel door de provincie een randweg zou worden aangelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van het meest recente beleidsvoornemen ten tijde van de aankoop (uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4421). Op provinciaal niveau is dat voor eisers de Streekplanuitwerking 1991 en op gemeentelijk niveau het ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld”. De rechtbank stelt vast dat deze rechtsvraag ook aan de orde is geweest in een andere zaak die heeft geleid tot de uitspraak van deze rechtbank van 30 april 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:3345. In die zaak was sprake van vrijwel dezelfde locatie en peildatum voor actieve risicoaanvaarding en waren de beroepsgronden nagenoeg dezelfde als de beroepsgronden van eisers. Tegen genoemde uitspraak is hoger beroep ingesteld waarop nu nog niet is beslist. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen ten aanzien van de (doorbreking van de) voorzienbaarheid en zij overweegt daartoe het volgende. 11. De rechtbank stelt voorop dat eisers op de hoogte konden zijn van (de toelichting bij) de Streekplanuitwerking 1991, waarin het sinds tientallen jaren bestaande provinciale beleidsvoornemen voor de realisatie van een nieuwe randweg (S22) is opgenomen. Dat de aanleg niet altijd een hoge prioriteit heeft gehad is daarbij niet van belang. Op basis van de door verweerder overgelegde publicatie twijfelt de rechtbank er niet aan dat de Streekplanuitwerking 1991 destijds officieel bekend is gemaakt en dat eisers van de inhoud daarvan hadden kunnen kennisnemen. De Schadecommissie heeft uit de Streekplanuitwerking 1991, die als een concreet beleidsstuk dient te worden aangemerkt, opgemaakt dat de S22 daarin was opgenomen en destijds al in verband werd gebracht met de ontwikkeling van de wijk Amstenraderveld. Mede op basis daarvan heeft de Schadecommissie verweerder geadviseerd eisers actieve risicoaanvaarding tegen te werpen. Verweerder heeft dat advies gevolgd en naar het oordeel van de rechtbank ook mogen volgen. Ook in deze zaak geldt dat eisers aan het bevoegd gezag de vraag hadden kunnen voorleggen of uit de door hen vermelde artikelen in kranten, de informatie in brieven van de provincie en de informatie over verkoop van voor de aanleg van de S22 benodigde gronden, mocht worden afgeleid dat het provinciaal beleidsvoornemen om een randweg te realiseren daadwerkelijk was verlaten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het geldend provinciaal beleid in eerste instantie bepalend is voor de voorzienbaarheid. Zolang dat niet officieel en uitdrukkelijk is verlaten, mag er op basis van informatie in de media en dergelijke niet zonder meer, dat wil zeggen zonder navraag bij het ter zake bevoegd gezag, op worden vertrouwd dat dit beleid is gewijzigd.
12. De rechtbank volgt eisers verder ook niet in hun betoog dat de voorzienbaarheid is doorbroken door de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van het bestemmingsplan “Buitengebied” en dat voor de beoordeling of sprake is van actieve risicoaanvaarding het (voor)ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld” niet relevant is. Eisers hebben daarvan kennis kunnen nemen vóórdat zij tot aankoop van hun bouwkavel zijn overgegaan. Op zich wijzen eisers er terecht op dat de planologische situatie ten tijde van de beslissing tot investering zo was dat voor de gronden waarop de Buitenring is gerealiseerd het bestemmingsplan “Buitengebied 1995 ” van kracht was. Dat bestemmingsplan voorzag niet (langer) in de aanleg van een randweg. Anders dan eisers acht de rechtbank van belang dat uit de toelichting bij dat bestemmingsplan volgde dat ook op gemeentelijk niveau onder voorwaarden met de aanleg van de S22 werd ingestemd en dat het gewenst werd geacht de daarvoor benodigde gronden vrij te houden. Eisers hadden van deze toelichting kunnen kennisnemen en op basis van de toelichting hadden zij rekening kunnen en moeten houden met de kans dat een randweg ten noorden van hun perceel zou worden aangelegd. Ook in dit verband is van belang dat het een onderwerp op provinciaal niveau betreft, waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegde gezag zijn. Uit het enkele feit dat Gedeputeerde Staten het bestemmingsplan “Buitengebied” in deze vorm hebben goedgekeurd mag volgens de rechtbank, anders dan eisers betogen, niet worden afgeleid dat de provincie daarmee haar beleidsvoornemen tot aanleg van een randweg (impliciet) had verlaten. Tevens had verweerder ook vóór 1 juli 2008 onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) de mogelijkheid om medewerking van de gemeente aan provinciale plannen af te dwingen (artikelen 37 en 38 van de WRO). Hierbij komt dat het ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld” voor eisers het meest recente, gemeentelijke planologische beleidsvoornemen is dat gold ten tijde van de aankoop van hun bouwkavel. Zoals de Schadecommissie heeft uiteengezet, blijkt uit de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld” en de daarin opgenomen stedenbouwkundige schets dat de aanleg van de S22 toen eigenlijk niet meer ter discussie stond. De omstandigheid dat hierin werd voorzien in de aanleg van de woonwijk Amstenraderveld en de plannen niet zagen op de gronden waarop de Buitenring is aangelegd, doet er niet aan af dat een redelijk denkend en handelend koper op grond van de toelichting bij dat ontwerpbestemmingsplan rekening had moeten houden met de kans dat de planologische situatie op de gronden waarop het bestemmingsplan “Buitengebied 1995” van toepassing was, in de toekomst zou kunnen veranderen. Uit de toelichting blijkt namelijk dat de gemeente er op dat moment van uitging dat de provinciale randweg er zou komen. Al in de Streekplanuitwerking 1991 is een relatie gelegd tussen de aanleg van de woonwijk Amstenraderveld en een randweg direct ten noorden daarvan en in de toelichting bij het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan “Amstenraderveld” komt dit terug. Dat eisers, zoals zij stellen, uit andere informatie, hebben afgeleid dat de aanleg van de randweg in de toekomst niet meer aan de orde was, kan daaraan niet afdoen.
13. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door eisers geleden schade als gevolg van de realisatie van de Buitenring ten tijde van de aankoop van hun bouwkavel voorzienbaar was, zodat de schade niet voor een tegemoetkoming in aanmerking kan komen.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.