Uitspraak
RECHTBANK limburg
[naam] , te [woonplaats] , verzoekster
de Burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 1 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een bewoner van een woning die door de burgemeester van Heerlen was gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 23 juli 2021 een last onder bestuursdwang opgelegd, die de sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden inhield, na het aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning. De verzoekster, die zich had laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat zij door de sluiting van de woning voor een lange periode niet in haar woning kan verblijven. De rechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid onevenredige gevolgen heeft. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder de impact op haar kinderen en de financiële gevolgen van de sluiting, niet als voldoende geacht om het besluit van de burgemeester te weerleggen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de burgemeester de bevoegdheid had om de woning te sluiten en dat de gevolgen van deze sluiting niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen van het beleid. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.