ECLI:NL:RBLIM:2021:9175

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/03/285978 / HA ZA 20-617
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over erfdienstbaarheid en verjaring in civiele zaak tussen twee besloten vennootschappen

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Limburg op 1 december 2021, staat de vraag centraal of erfdienstbaarheden zijn ontstaan door verjaring tussen twee besloten vennootschappen, Berg en Dal Vastgoed B.V. en Berg en Dal Exploitatie B.V., en een eiser in conventie. De eiser vordert dat de rechtbank verklaart dat er geen erfdienstbaarheid bestaat ten laste van zijn perceel, en dat Berg en Dal het perceel niet mag betreden. De rechtbank oordeelt dat er geen erfdienstbaarheid bestaat, omdat de vereiste termijnen voor verjaring niet zijn verstreken en de akte van toedeling van 8 september 2010 titelzuiverende werking heeft. De rechtbank wijst de vorderingen van Berg en Dal in reconventie af, omdat niet is aangetoond dat er een erfdienstbaarheid bestaat. De eiser wordt in het gelijk gesteld en Berg en Dal wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/285978 / HA ZA 20-617
Vonnis van 1 december 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.S.B.E. Reinders,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERG EN DAL VASTGOED B.V.,
gevestigd te Epen, gemeente Gulpen-Wittem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERG EN DAL EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Epen, gemeente Gulpen-Wittem,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. L. Isenborghs.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie genoemd worden. Gezamenlijk zullen Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie, in vrouwelijk enkelvoud, Berg en Dal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de daarbij gevoegde producties 1 tot en met 12,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met de producties 1 tot en met 10,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met de producties 13 tot en met 15,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 19 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De huidige percelen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Berg en Dal vormden begin 1920 één geheel en waren eigendom van [naam 1] en diens echtgenote [naam 2] . Zij exploiteerden daar een boerenbedrijf. Later werd de boerderij opgedeeld in twee delen.
2.2.
De levering van het deel van het onroerend goed van de familie [naam 1] aan de familie [naam 3] heeft plaatsgevonden op 21 december 1925 (thans [adres 1] ). Het gedeelte van de inrit werd niet mee overgedragen. Gelijktijdig werd een handgeschreven notariële akte van erfdienstbaarheid opgemaakt (productie 1 bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie).
2.3.
Nadat [naam 2] in 1929 en [naam 1] in 1934 zijn overleden, waren de drie minderjarige kinderen de erfgenamen. In 1935 werd het eigendom van de inrit overgedragen aan [naam 3] , zijnde de vader van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . In dit kader is in 1935 een handgeschreven notariële akte opgemaakt waarin als volgt, voor zover thans van belang, staat vermeld (productie 2 bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie):
“(…). Voorts vindt ten laste van het voormelde aan [naam 3] verkochte gedeelte van [kadastrale aanduiding 1] , en ten behoeve van de percelen [kadastrale aanduidingen] overig deel, eigendom den minderjarige kinderen [naam 4] , verkoop en voornoemd gerechtigd het zakelijk recht van erfdienstbaarheid van weg van en naar de openbare straat, uit te oefenen op de wijze als de toestand ter plaatse duidelijk aanwijst en door de aldaar aangebrachte ijzeren barrière. (…).”
2.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] . Deze woning is gelegen op het perceel thans kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] (verder: [kadastrale aanduiding 2] ).
2.5.
Sinds 2009 is Berg en Dal Vastgoed eigenaar van het perceel [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 3] (verder: [kadastrale aanduiding 3] ). Berg en Dal Exploitatie exploiteert het op dit perceel gelegen pension/hotel.
2.6.
Bij notariële akte van toedeling van 8 september 2010 - welke in de procedure overigens niet integraal is overgelegd - zijn de percelen in het kader van herinrichting opnieuw ingedeeld en genummerd. Het overgelegde ‘Uittreksel uit de akte van toedeling herinrichting Mergelland-Oost’ (verder: akte toedeling) vermeldt onder meer, geciteerd voor zover hier van belang (productie 12 bij dagvaarding):
“Uittreksel uit de akte van toedeling herinrichting Mergelland-Oost
(…)
Akte is gepasseerd op 8 september 2010 en ingeschreven in het landelijk openbaar register en de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers in deel [deelnummer] nummer [nummer 1] (…).
(…)
HOOFDSTUK III:- HET PLAN VAN TOEDELING;
PARAGRAAF 2: TOEDELING VAN DE KAVELS;
BIJ DE HIERNA VOLGENDE TOEDELING VAN ONROERENDE ZAKEN EN BEPERKTE RECHTEN WORDEN ACHTEREENVOLGENS PER TENAAMSTELLING VERMELD:
HET VOLGNUMMER WAARONDER DE TENAAMSTELLING IN DE HERINRICHTINGSADMINISTRATIE VOORKOMT; DE NAAM EN VOORNAMEN VAN DE EIGENAAR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 1 VAN DE LANDINRICHTINGSWET, AAN WIE EEN ZAKELIJK OF BEPERKT RECHT ZOALS BEDOELD IN LAATST GENOEMD ARTIKEL OP IN DE HERINRICHTING BEGREPEN ONROERENDE ZAKEN WORDT TOEGEDEELD; INDIEN VAN TOEPASSING DE GEBOORTEDATUM EN PLAATS, DE BURGERLIJKE STAAT; HET ADRES EN DE WOONPLAATS DAN WEL, (…), HET AANDEEL IN EN DE OMSCHRIJVING VAN DE AARD VAN HET ZAKELIJK OF BEPERKT RECHT; (…); HET NUMMER OF DE NUMMERS VAN DE TOEGEDEELDE KAVELS F KAVELS ZOALS AANGEGEVEN OP DE IN HOOFDSTUK II VAN DEZE AKTE GENOEMDE KAVELKAART, MET VERMELDING VAN DE AAN DE DESBETREFFENDE KAVEL TOEGEKENDE KADASTRALE AANDUIDING; EVENTUEEL ACHTER ELK KAVELNUMMER TUSSEN HAAKJES ÉÉN OF MEER NUMMERS, WELKE VERWIJZEN NAAR OP DE BETREFFENDE KAVEL BETREKKING HEBBENDE BEPERKTE RECHTEN OF LASTEN ONDER DE TUSSEN HAAKJES VERMELDE NUMMERS VOORKOMENDE IN PARAGRAAF 4 VAN DIT HOOFDSTUK, VOOR ZOVER EEN EN ANDER EEN PUBLIEKRECHTELIKE EIGENDOMS- OF GEBRUIKSBEPERKING, DAN WEL EEN SCHULDPLICHTIGHEID MET ZAKELIJKE WERKING BETREFT IS HET NUMMER TUSSEN RECHTHOEKIGE HAAKJES VERMELD, DE NUMMERS VAN DE OVERIGE BEPERKTE RECHTEN EN LASTEN ZIJN TUSSEN RONDE HAAKJES AANGEGEVEN; EVENTUEEL ACHTER ELK KAVELNUMMER DE OP DE BETREFFENDE KAVEL, DAN WEL OP DE RECHTEN WAARAAN DE KAVEL ONDERWORPEN IS, RUSTENDE HYPOTHEKEN EN/OF BESLAGEN, WELKE ZIJN AANGEDUID MET HET DEEL EN NUMMER WAARONDER ZIJ ZIJN INGESCHREVEN IN DE REGISTERS VAN HET KANTOOR VAN DE DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS TE ROERMOND, DAN WEL HET DAARVOOR BESTEMDE LANDELIJK OPENBAAR REGISTER. IN HET LAATST BEDOELDE GEVAL WORDEN ACHTER HET DEEL EN NUMMER TUSSEN HAAKJES DE LETTERS LR VERMELD.
INGEVAL EEN GEDEELTE VAN EEN KAVEL IS BETROKKEN BIJ EEN MUTATIE DIE NOG NIET FINAAL VERWERKT KAN WORDEN IN DEZE AKTE, IS ACHTER HET BETREFFENDE KAVELNUMMER, TUSSEN ACCOLADES, EEN VOLGNUMMER OPGENOMEN. DIT VOLGNUMMER VERWIJST NAAR DE NADERE OMSCHRIJVING VAN DE VORENBEDOELDE MUTATIE IN HOOFDSTUK IV VAN DEZE AKTE.
--R-NUMMER [R-nummer]
[naam 3] , (…), WONENDE [adres 1] [woonplaats] , HET GEHEEL IN
EIGENDOM,
KAVEL [kavelnummer 1] ( [kadastrale aanduiding 4] ),
KAVEL [kavelnummer 2] ( [kadastrale aanduiding 2] ),
[ [nummer 2] ], KAVEL [kavelnummer 3] ( [kadastrale aanduiding 5]
);
(…).
LIJST VAN ERFDIENSTBAARHEDEN EN ANDERE BEPERKTE RECHTEN
IN PARAGRAAF 2 VAN HOOFDSTUK III VAN DEZE AKTE IS ACHTER VERSCHILLENDE KAVELS TUSSEN HAAKJES EEN VERWIJZING OPGENOMEN MET BETREKKING TOT DE OP DIE KAVELS RUSTENDE ERFDIENSTBAARHEDEN EN ANDERE BEPERKTE RECHTEN. HIERNA IS VERMELD WELK BEPERKT RECHT HET TUSSEN DIE HAAKJES AANGEGEVEN NUMMER BETREFT.
(…).”
2.7.
De percelen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Berg en Dal grenzen aan elkaar, waarbij, vanaf de openbare weg gezien, Berg en Dal aan de linkerzijde van de inrit is gelegen en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan de rechterzijde van de inrit. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in 2018 een ijzeren hek geplaatst bij de inrit.
2.8.
In het erfdienstbaarhedenonderzoek door het Kadaster van 31 juli 2019 (productie 11 bij dagvaarding) staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“ (…) De bewaarder van het kadaster en de openbare registers verklaart dat op verzoek van de aanvrager onderzoek in de openbare registers is gedaan naar inschrijvingen waarin mogelijk erfdienstbaarheden ontstaan of teniet gaan (tot stand komen of zijn vervallen) ten laste van het perceel kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 2] , inzake de periode van 30 juli 2019 tot en met 8 september 2010 (inschr. akte ingevolge de landinrichtingswet).
Voor dat doel werden de volgende inschrijvingen in de openbare registers ingezien:
Deel [deelnummer] nr. [nummer 1]
(Ruilverkaveling)
Gebleken is dat in genoemde inschrijvingen de gevraagde erfdienstbaarheden niet zijn aangetroffen.
Bijzonderheden: Deze Ruilverkaveling werkt titelzuiverend.
Er zijn geen voorlopige aantekeningen.(…).”

3.De vordering

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat er ten laste van het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] , en ten gunste van het erf van Berg en Dal Vastgoed, te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 3] , geen erfdienstbaarheid bestaat,
2. Berg en Dal hoofdelijk verbiedt tot het (laten) betreden van het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] , meer in het bijzonder de daarop gelegen en vanaf de openbare [straatnaam] bereikbare inrit, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere afzonderlijke overtreding,
3. Berg en Dal - des dat de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd - veroordeelt om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten, welke vergoeding begroot wordt op een bedrag van € 925,00,
4. Berg en Dal - des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd - veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder mede begrepen de kosten van het salaris van de advocaat en de verplichte verschotten, alsmede alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende, waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan zijn vorderingen in conventie ten grondslag dat Berg en Dal geen recht heeft om gebruik te maken van de oprit. Dat partijen zijn overeengekomen dat er geen gebruik meer zou worden gemaakt van het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] staat in de brief van 7 februari 2020 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Berg en Dal. Ondanks deze afspraak blijft Berg en Dal het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toch gebruiken. Door het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zonder recht of titel te gebruiken, maakt Berg en Dal een ontoelaatbare inbreuk op zijn eigendomsrecht.
3.3.
Berg en Dal voert verweer.
In reconventie
3.4.
Berg en Dal vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. voor recht verklaart dat er ten laste van het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te weten perceel kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 2] en ten gunste van het erf van Berg en Dal, te weten perceel kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 3] een erfdienstbaarheid (recht van overpad) bestaat waarbij het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als dienend erf en het perceel van Berg en Dal als heersend erf heeft te gelden,
2. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vastleggen van de erfdienstbaarheid (recht van overpad) in een notariële akte door een door Berg en Dal aan te wijzen notaris waarbij de kosten door beide partijen zullen worden gedeeld en, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet op eerste verzoek van Berg en Dal zijn medewerking hieraan verleent het in deze te wijzen vonnis als vervangende toestemming heeft te gelden en in plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter zake de door de notaris op te stellen akte met betrekking tot de gevestigde erfdienstbaarheid,
3. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verplicht de toegang tot zijn inrit vrij te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere keer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de vrije doorgang naar het perceel van Berg en Dal blokkeert of op welke wijze dan ook belemmert en een bedrag van
€ 250,00 per dag dat de belemmering/blokkade voortduurt althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
4. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verbiedt het (laten) betreden van het erf van Berg en Dal, te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 3] , meer in het bijzonder de daarop gelegen en vanaf de openbare [straatnaam] bereikbare deel van de inrit, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere afzonderlijke overtreding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
5. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van de advocaat, alsmede [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de nakosten, met bepaling dat indien deze (na)kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn betaald, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarover wettelijke rente is verschuldigd, vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
3.5.
Berg en Dal heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat ten laste van het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een erfdienstbaarheid is ontstaan door bevrijdende of verkrijgende verjaring. Vanaf 1956, dus ruim 60 jaar, gebruikten eerst de rechtsvoorgangers en nadien Berg en Dal de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toebehorende oprit. Er is sprake van een onafgebroken bezit van het recht van overpad. Sinds 1956 wordt, zo brengt Berg en Dal tijdens de mondelinge behandeling naar voren, de oprit van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gebruikt voor het voor korte duur lossen van goederen. Het gaat daarbij om een geregeld en voortdurend gebruik van de oprit. Dit gebruik van de oprit is ook na de ruilverkaveling voorgezet. Berg en Dal betwist dat de percelen [kadastrale aanduiding 2] en [kadastrale aanduiding 3] bij de ruilverkaveling zijn betrokken en van de ruilverkaveling in kennis te zijn gesteld. Berg en Dal is te goeder trouw, daar zij op grond van de handgeschreven notariële akte uit 1935 mocht vertrouwen op een rechtsgeldig gevestigde erfdienstbaarheid.
3.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan. Het perceel van Berg en Dal heeft in 2010 deel uitgemaakt van de ruilverkaveling ‘herinrichting Mergelland-Oost’. Deze ruilverkaveling heeft titel zuiverende werking, inhoudende dat vóór de betreffende ruilverkaveling bestaande erfdienstbaarheden - als er al sprake zou zijn van een ten gunste van het perceel van Berg en Dal ontstaan recht van erfdienstbaarheid, hetgeen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt betwist - zijn komen te vervallen. Ook zijn er, in het kader van de betreffende ruilverkaveling, geen nieuwe erfdienstbaarheden gevestigd. De voor verjaring vereiste termijnen van tien respectievelijk twintig jaar zijn - de ruilverkaveling van 8 september 2010 daarbij als aanvangspunt nemende - niet verstreken. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft Berg en Dal immers vóór het verstrijken van die tienjarentermijn aangeschreven over haar onrechtmatig gebruik van de oprit van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Van goede trouw kan dan ook geen sprake zijn. Voorts betwist [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat sprake is van voortdurend en onafgebroken bezit.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen in conventie en in reconventie zich, gelet op de nauwe samenhang, lenen voor een gezamenlijke behandeling.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deel heeft uitgemaakt van de akte toedeling (r.o. 2.6.). Voorts gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van Berg en Dal dat zij niet wist van de akte toedeling. Behalve dat Berg en Dal hier geen rechtsgevolg aan verbindt, heeft Berg en Dal deze stelling in het kader van de gemotiveerde betwisting door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende onderbouwd.
4.3.
Ingevolge artikel 208 Landinrichtingswet (als van toepassing ten tijde van het verlijden van de akte toedeling) geldt de akte van toedeling als titel voor de daarin omschreven rechten. Door de inschrijving van de akte in de openbare registers worden de daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen. Uit deze bepaling vloeit voort dat een akte van toedeling titel zuiverende werking heeft. Dit betekent - onder meer - dat erfdienstbaarheden voor zover zij niet in de akte van toedeling zijn opgenomen alsook lopende verjaringstermijnen komen te vervallen (ECLI:GHARL:2017:915).
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten behoeve van het perceel [kadastrale aanduiding 3] (van Berg en Dal) geen erfdienstbaarheid ten laste van het perceel [kadastrale aanduiding 2] (van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) is gevestigd (proces-verbaal van 19 juli 2021, pagina 2). Dit betekent dat een recht van erfdienstbaarheid alleen dan kan zijn ontstaan wanneer sprake is van verjaring (artikel 5:72 BW). Op grond van artikel 3:99 BW verkrijgt de bezitter te goeder trouw het recht op een onroerende zaak - en zo ook een erfdienstbaarheid - door een onafgebroken bezit van tien jaren (de zogenaamde verkrijgende verjaring), welke termijn begint met aanvang van de dag na het begin van het bezit (artikel 3:101 BW). Op grond van artikel 3:105 lid 1 BW in samenhang met artikel 3:306 BW is voor verkrijging door bevrijdende verjaring een onafgebroken bezit gedurende een termijn van twintig jaren vereist, welke termijn begint te lopen op het in artikel 3:314 BW omschreven tijdstip. Nu met de akte toedeling eventuele lopende verjaringstermijnen zijn vervallen (r.o. 4.3.) kan, gezien het tijdsverloop, van bevrijdende verjaring geen sprake zijn. Sinds de akte toedeling (van 8 september 2010) zijn immers nog geen twintig jaren verstreken.
4.5.
Volgens artikel 3:107 BW is bezit het houden van een goed voor zichzelf. Ingevolge artikel 3:108 BW wordt de vraag of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf doet naar vaar verkeersopvatting beoordeeld met inachtneming van de regels van titel 5 van Boek 3 BW en overigens op grond van uiterlijke feiten. Beslissend voor het aannemen van bezit zijn de uiterlijke feiten waaraan in het verkeer een erkenning van bezit wordt geknoopt. De interne wil om als rechthebbende op te treden, is hierbij van geen betekenis. Aangenomen wordt dat sprake is van bezit van een erfdienstbaarheid, wanneer er feitelijke omstandigheden aanwezig zijn waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om een bevoegdheid als gerechtigde tot een erfdienstbaarheid uit te oefenen. Die feitelijke omstandigheden kunnen bestaan uit gedragingen, een bestendige toestand van erf en dergelijke.
Van (ondubbelzinnig) bezit is sprake wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert een erfdienstbaarheid te hebben (ECLI:NL:HR:1993:ZC0826). Aldus is zeker dat van verjaring pas sprake kan zijn ingeval de werkelijk rechthebbende tegen wie de verjaring is gericht, uit de gedragingen van degene die zich op verjaring wil beroepen, duidelijk kan opmaken dat deze pretendeert rechthebbende te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen (ECLI:NL:GHARL:2019:5852).
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat leveranciers van Berg en Dal regelmatig - zo’n tweemaal per week - de oprit van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gebruiken om te laden en te lossen (randnr. 15 bij dagvaarding en proces-verbaal van 19 juli 2021, p. 2). Nog daargelaten of dit gebruik kan worden aangemerkt als zijnde ondubbelzinnig bezit van een erfdienstbaarheid en Berg en Dal te goeder trouw is, dient dit bezit onafgebroken te zijn voor de duur van tien jaren. Hiervan is geen sprake. Sinds november 2018 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een hekwerk geplaatst waardoor het niet langer mogelijk is om te laden en te lossen op de oprit, wanneer dit hekwerk gesloten is. Dit hekwerk is, aldus Berg en Dal constant dicht (randnrs. 9 en 38 e.v. bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, en productie 4 bij dagvaarding). Van verkrijgende verjaring is dan ook geen sprake.
4.6.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat niet is gebleken dat ten gunste van het perceel van Berg en Dal een erfdienstbaarheid bestaat waarbij het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als dienend erf heeft te gelden. De vorderingen in reconventie dienen dan ook te worden afgewezen.
De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde verklaring voor recht is daarmee toewijsbaar. Nu aan Berg en Dal geen recht toe komt om het perceel [kadastrale aanduiding 2] van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betreden, dient zij zich hiervan te onthouden. Het in conventie onder twee gevorderde kan eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als in het dictum van dit vonnis is bepaald. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
proceskosten in conventie
4.7.
Berg en Dal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden tot heden begroot op:
- dagvaarding € 92,58
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × € 563,00, tarief II)
Totaal € 2.155,58
proceskosten in reconventie
4.8.
Berg en Dal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden tot heden begroot op:
- salaris advocaat €
563,00(2,0 punten × 0,5 × € 563,00, tarief II)
Totaal € 563,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat er ten laste van het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] , en ten gunste van het erf van Berg en Dal Vastgoed, te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 3] , geen erfdienstbaarheid bestaat,
5.2.
verbiedt Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te (laten) betreden, te weten perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding 2] , meer in het bijzonder de daarop gelegen en vanaf de openbare [straatnaam] bereikbare inrit, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere afzonderlijke overtreding, zulks tot een maximum van € 15.000,00,
5.3.
veroordeelt Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie - des dat de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd - om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten, welke vergoeding begroot wordt op een bedrag van € 925,00,
5.4.
veroordeelt Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie - des dat de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd - in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 2.155,58,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 563,00,
in conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 (in conventie en in reconventie tezamen) aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Berg en Dal Vastgoed en Berg en Dal Exploitatie niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de (na)kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van het in 5.1. bepaalde, uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
1 december 2021.