ECLI:NL:RBLIM:2022:1536

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
C/03/283721 / HA ZA 20-519
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en oplevering van werk in civiele bouwgeschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen FREYSSINET ZUIDWEST B.V. (hierna: Tebecon) en BEDI VOCHTTECHNIEK B.V. (hierna: Bedi) over de uitvoering van aannemingsovereenkomsten voor twee projecten: de renovatie van de parkeergarage van het Maastrichts Universitair Medisch Centrum (MUMC) en de parkeergarage van ziekenhuis Zuyderland. Tebecon vordert betaling van openstaande facturen en meerwerk, terwijl Bedi zich beroept op tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden door Tebecon, wat zou leiden tot schade en een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat Tebecon tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot het project Heerlen, maar dat het project Maastricht als opgeleverd moet worden beschouwd. De rechtbank heeft Bedi veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Tebecon, maar ook de vorderingen van Tebecon in conventie afgewezen. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van Bedi toegewezen, met inbegrip van buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/283721 / HA ZA 20-519
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FREYSSINET ZUIDWEST B.V.,
gevestigd te Oud Gastel, gemeente Halderberge,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.J.M. van Limpt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDI VOCHTTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Schimmert, gemeente Beekdaelen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig.
Partijen zullen hierna Tebecon en Bedi genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 september 2020, met producties 1 tot en met 19,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 33,
  • het tussenvonnis van 13 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte tot wijziging van eis in conventie, met producties 20 tot en met 24,
  • de akte uitlaten producties en eiswijziging Tebecon tevens akte overlegging producties en eiswijziging Bedi, met producties 34 tot en met 43,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 juli 2021, met de pleitnotities van Tebecon en de comparitieaantekeningen van Bedi, tevens akte eiswijziging ter zitting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Project Maastricht

2.1.
Het Maastrichts academisch ziekenhuis (hierna: MUMC) heeft voor de renovatie van haar parkeergarage met Bedi gecontracteerd.
Tebecon heeft als onderaannemer van Bedi op 3 juli 2018 met Bedi een overeenkomst aanneming van werk gesloten voor het project parkeergarage MUMC (hierna: project Maastricht) voor onder meer de coating van de hellingbanen tegen een aanneemsom van
€ 171.183,81 ex btw (productie 1 bij dagvaarding).
2.2.
Tijdens de uitvoering zijn partijen aanvullende werkzaamheden (meerwerk) overeengekomen ten bedrage van € 19.472,95 ex btw (productie 2 bij dagvaarding).
2.3.
Na uitvoering van de werkzaamheden door Tebecon is de parkeergarage in juli 2019 weer volledig in gebruik genomen.
2.4.
De hoofdsom van € 171.183,81 ex btw voor project Maastricht is in drie termijnfacturen door Bedi betaald. De meerwerkfactuur van € 19.472,95 ex btw is, ondanks aanmaning, onbetaald gebleven.
2.5.
Bij e-mail van 29 april 2020 (productie 9 Tebecon) deelt Bedi mee dat zij de overeenkomst van 3 juli 2018 gedeeltelijk ontbindt
“voor deze overeenkomst niet of ondeugdelijk is uitgevoerd (waaronder meer in het bijzonder begrepen de te verrichten herstelwerkzaamheden)”. Voorts wordt meegedeeld dat volgens Bedi de herstelkosten de (meerwerk)vordering van Tebecon (zullen) overstijgen en er niets meer betaald zal worden.
2.6.
Bij brief van 6 mei 2020 (productie 10 Tebecon) geeft Tebecon aan de ontbinding niet te accepteren, het herstelwerk te willen verrichten en een en ander in der minne te willen oplossen, maar dat zij tot rechtsmaatregelen zal overgaan en op betaling zal staan als dat niet lukt.
2.7.
MUMC heeft Bedi bij brief van 28 juli 2020 (productie 4 Bedi) in gebreke gesteld ter zake het project Maastricht.
2.8.
Inzake de schades in het project Maastricht heeft (nog) geen herstel plaatsgevonden.
Project Heerlen
2.9.
Het ziekenhuis Zuyderland (hierna: Zuyderland) heeft voor de renovatie van haar parkeergarage te Heerlen met BAM als hoofdaannemer gecontracteerd, die op haar beurt met Bedi als onderaannemer heeft gecontracteerd.
Tebecon heeft als onderaannemer van Bedi op 27 september 2018 met Bedi een overeenkomst aanneming van werk gesloten voor het project parkeergarage Zuyderland (hierna: project Heerlen) voor de renovatie (bestaande uit onder meer het verwijderen van de bestaande vloerafwerking en het aanbrengen van een nieuwe vloerafwerking en coating) van het bovendek tegen een aanneemsom van € 412.888,96 ex btw (productie 11 van Tebecon), een en ander volgens een door Bedi geaccordeerd werkplan van 19 oktober 2018.
2.10.
Gedurende de uitvoering is - in overleg met en na goedkeuring van Bedi - van het werkplan afgeweken. Tebecon heeft op 8 augustus 2019 per e-mail aan Bedi vijf afwijkingsrapporten meer- en minderwerk gestuurd (productie 12 van Bedi).
2.11.
In project Heerlen zijn schades ontstaan. Bedi heeft op 3 en 4 juli 2019 Tebecon ingelicht over de bezwaren van BAM (en Zuyderland) bij het werk van Tebecon (productie 6 van Tebecon en productie 7 van Bedi). Tebecon heeft vervolgens een herstelplan gepresenteerd. Bedi zag geen bezwaren in de voorgestelde herstelwijze. Op 20 september 2019 zijn er proefherstellingen gedaan. Bedi heeft deze proefherstellingen op 23 september 2019 goedgekeurd. Daarna verricht herstelwerk werd door BAM (en Zuyderland) afgekeurd. Bedi heeft op 26 september 2019 het herstelwerk stil laten leggen (productie 18 van Bedi).
2.12.
Bedi heeft € 371.588,96 betaald, zijnde de gehele aanneemsom met uitzondering van factuur 10 (van 12 juli 2019 van € 37.170,00) en factuur 11 (van 12 augustus 2019 van € 4.130,00) (productie 13 van Tebecon). De meerwerkfactuur van 12 augustus 2019 (€ 33.591,43) heeft Bedi evenmin voldaan.
2.13.
Bedi heeft bij brief van 2 december 2019 Tebecon in gebreke gesteld ter zake het project Heerlen (productie 19 van Bedi).
2.14.
Bij brief van 16 december 2019 laat Bedi aan Tebecon weten dat zij de herstelwerkzaamheden zelf ter hand zal nemen en de daarmee gemoeide kosten op Tebecon zal verhalen (productie 20 van Bedi).
2.15.
Solid Services B.V. (hierna: Solid Services) brengt - in opdracht van Bedi en in samenspraak met Tebecon - als deskundige een (eerste) inspectierapport inzake het bovendek van de parkeergarage uit op 18 februari 2020 (productie 15 van Tebecon).
2.16.
Op een voorstel van Tebecon van 10 april 2020 om tot afrekenen te komen (productie 25 van Bedi) wordt niet gereageerd. Bij e-mail van 29 april 2020 (productie 9 van Tebecon) deelt Bedi mee dat zij de overeenkomst van 27 september 2018 gedeeltelijk ontbindt in verband met het te verrichten herstelwerk en dat de herstelkosten de (meerwerk)vordering van Tebecon (zullen) overstijgen en er niets meer betaald zal worden (productie 9 van Tebecon).
2.17.
Solid Services brengt op 15 juli 2020 een tweede rapport uit inzake het bovendek van de parkeergarage (productie 16 van Tebecon).
2.18.
Bedi heeft zelf herstellingen verricht in het project Heerlen.
2.19.
Tebecon heeft op 16 september 2020 conservatoir beslag laten leggen op
bankrekeningen van Bedi (producties 17 tot en met 19 van Tebecon).
2.20.
Bedi heeft ten aanzien van de coating van de hellingbanen in project Heerlen Tebecon op 27 mei 2021 in gebreke gesteld (productie 35 van Bedi).
2.21.
Bedi heeft op 9 juni 2021 conservatoir beslag laten leggen op bankrekeningen van Tebecon (producties 37 van Bedi).
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Tebecon vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, na eiswijziging:
1. Bedi veroordeelt tot betaling van € 92.545,56 ter zake van de openstaande termijn- en meerwerkfacturen, althans een door de rechtbank in goede jusititie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
2. Bedi veroordeelt om aan Tebecon te voldoen het bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 1.700,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het uitbrengen van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
3. Bedi veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder de kosten van het door Tebecon ten laste van Bedi onder derde gelegde conservatoire beslagen ten bedrage van
€ 255,00, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op € 255,00, te verhogen met € 85,00 indien de proceskosten niet binnen veertiendage na dagtekening van het vonnis zijn voldaan en betekening.
3.2.1.
Tebecon vordert betaling van het door Tebecon uitgevoerde en door Bedi geaccordeerde meerwerk voor een bedrag van € 17.654,15 dat uitgevoerd is ten behoeve van het project Maastricht. Tebecon stelt dat het project Maastricht is opgeleverd (23 juni 2019) en in gebruik is genomen.
3.2.2.
Tebecon stelt dat het project Heerlen is vooropgeleverd (4 en 8 juli 2019) en na het afwerken van restpunten - die niet aan een ingebruikname van de parkeergarage in de weg stonden, de garage is immers in gebruik genomen - is opgeleverd (9 augustus 2019). Bedi is dan ook gehouden tot betaling van de openstaande facturen 10 en 11, en de meerwerkfactuur van € 74.891,41. Opschorting van de betaling en gedeeltelijke ontbinding door Bedi zijn ongegrond.
3.3.1.
Bedi voert gemotiveerd verweer. Ten aanzien van project Maastricht heeft te gelden dat het werk niet is opgeleverd. Voorts heeft Bedi met het meerwerk ingestemd onder de uitdrukkelijke voorwaarden dat de op dat moment reeds vastgestelde gebreken tijdig zouden worden verholpen èn het minderwerk correct zou worden verrekend. Die voorwaarden zijn niet vervuld. Ook is project Maastricht niet deugdelijk uitgevoerd. Zo is er onder meer sprake van scheurvorming.
Project Heerlen is niet opgeleverd. De niet deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden staan hieraan in de weg. Dat de garage in gebruik is genomen, impliceert niet dat er sprake is van oplevering: de bruikbaarheid van de parkeergarage is voor een ziekenhuis van groot belang. Nu niet is opgeleverd, is de vordering niet opeisbaar.
3.3.2.
Bedi heeft haar betalingsverplichtingen zowel ten aanzien van project Maastricht als project Heerlen opgeschort in afwachting van deugdelijk herstel van de gebreken door Tebecon, waarna zij uiteindelijk de overeenkomsten partieel heeft ontbonden. Bedi heeft ten aanzien van beide projecten schade geleden. Bedi heeft (aldus) een tegenvordering (die zij in reconventie vordert). Bedi beroept zich op verrekening.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Bedi vordert - na eiswijziging - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat:
- Tebecon tekort is geschoten in de nakoming van (a) de aanneemingsovereenkomst van 3 juli 2018 en (b) de aannemingsovereenkomst van 27 september 2018, en
- deze overeenkomsten per 24 april 2020 partieel, te weten voor zover deze nog niet zijn uitgevoerd, ontbonden zijn, dan wel (subsidiair) deze alsnog (partieel) te ontbinden, en
2. Tebecon veroordeelt tot vergoeding aan Bedi van de door haar geleden schade van
€ 309.116,59, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 4 juli 2019, althans vanaf de dag van indienen van de eis in reconventie, tot aan de dag der algehele voldoening,
3. Tebecon veroordeelt tot vergoeding aan Bedi van de kosten van herstel van de gebreken aan de coating van de hellingbanen van de parkeergarage van ziekenhuis Zuyderland, nader te begroten door een door de rechtbank te benomen deskundige,
4. Tebecon veroordeelt tot betaling aan Bedi van € 3.320,58 ten titel van buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
5. Tebecon beveelt het door haar ten laste van Bedi conservatoir gelegde beslag binnen twee dagen na het te wijzen vonnis op te heffen en opgeheven te houden, evenals zich te weerhouden van verdere beslagleging ten laste van Bedi, een en ander op straffe van
verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat Tebecon niet aan deze
veroordeling voldoet,
6. Tebecon veroordeelt tot vergoeding aan Bedi van de kosten van herstel van de gebreken op project Maastricht van € 24.737,50 (ex btw), althans op een door de rechtbank te benoemen deskundige te begroten bedrag,
7. Tebecon veroordeelt in de kosten van de procedure, de beslagkosten daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.6.1.
Bedi stelt zich op het standpunt dat bij project Maastricht sprake is van verschillende gebreken. Bedi onderbouwt een en ander met een fotorapportage (productie 3 van Bedi) en een staat van herstelwerkzaamheden (productie 29 van Bedi). Bedi stelt het totaal van de schade in het project Maastricht op € 24.737,50. Bedi heeft de overeenkomst met Tebecon ontbonden voor zover de overeenkomst niet is uitgevoerd.
3.6.2.
Inzake het project Heerlen stelt Bedi dat Tebecon het werk niet heeft uitgevoerd conform de voorgeschreven detaillering, waardoor er sprake is van scheurvorming in coating en betonranden, van gebrekkige kitvoegen, van schade aan de betonnen opleggingen en van gebreken aan de coating. Tebecon heeft, ondanks dat zij daartoe meerdere malen in de gelegenheid is gesteld, nagelaten over te gaan tot herstel. Project Heerlen had in de eerste week van juli 2019 opgeleverd moeten worden, echter is het nooit tot oplevering gekomen.
Bedi mocht de overeenkomst dan ook ontbinden voor zover deze niet reeds door Tebecon was uitgevoerd. Bedi heeft omvangrijke herstelwerkzaamheden verricht op basis van de rapporten van Solid Services. Bedi stelt zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt dat Tebecon een nieuw argument aanvoert als zij stelt dat de constructie van de parkeergarage(s) de onderliggende oorzaak is van de schade(s) (proces-verbaal van 1 juli 2021, p. 4). Bedi heeft de overeenkomst met Tebecon ontbonden voor zover deze niet is uitgevoerd.
Zij brengt ter onderbouwing van deze herstelwerkzaamheden een overzicht van kosten en facturen in geding (producties 30, 31 en 32 van Bedi). Onder de streep komt het herstelwerk van project Heerlen erop neer dat Bedi alle door Tebecon verrichte werkzaamheden ongedaan heeft moeten maken, en vervolgens de werkzaamgeden alsnog op een deugdelijke manier heeft uitgevoerd. Met het afbreken en uitvoeren van de werkzaamheden is, aldus Bedi, een bedrag gemoeid van € 285.223,41. Dit bedrag is als volgt opgebouwd (randnrs. 69 tot en met 72 CvA in conventie):
- € 217.757,33 ten behoeve van 3.446,01 werkuren (productie 30, bijlagen 2 tot en met 4 en productie 32),
- € 43.818,83 aan materiaalkosten (productie 30 bijlage 5b en productie 31),
- € 12.674,75 aan gehuurde materieel (productie 30 bijlage 2),
- € 10.972,50 aan uitvoeringskosten (productie 30 bijlage 2 en 3) .
3.6.3.
Voorts vordert Bedi de kosten gemaakt voor onderzoek, bestaande uit de kosten gemaakt voor het opmaken van de rapporten van Solid Services ten bedrage van € 7.610,00 (randnr. 72 CvA in conventie) en € 16.283,18 aan misgelopen garantie aanspraken. Primair stelt Bedi dat partijen een garantie zijn overeengekomen, waarbij Bedi verwijst naar de productie 2 en 38 tot en met 41 van Bedi. Subsidiair is sprake van een wettelijke garantie gedurende 20 jaar na oplevering ingevolge arikel 7:761 lid 2 BW. Bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag van € 16.283,18 gaat Bedi - aansluiteng zoekende bij de jurisprudentie van de Raad van Arbitrage voor de Bouw - uit van 3 % van beide aanneemsommen van beide projecten (randnrs. 75 tot en met 77 bij de CvA in conventie).
3.7.1.
Tebecon voert gemotiveerd verweer. Project Maastricht is uitgevoerd en opgeleverd. Dat sprake is van ondeugdelijk werk wordt betwist. De schades zijn niet toe te rekenen aan Tebecon. De oorzaak ligt in de constructie van de parkeergarage. Er is geen grond voor gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst noch voor schadevergoeding, nog afgezien van het feit dat de beweerdelijke omvang van de schade(vergoeding) niet deugdelijk is onderbouwd.
3.7.2.
Inzake het project Heerlen erkent Tebecon dat er fouten in de uitvoering zijn gemaakt, maar zij stelt dat Tebecon altijd bereid is (geweest) om herstel uit te voeren.
Bedi heeft dat onmogelijk gemaakt en vervolgens herstel zelf uitgevoerd, deels buiten de scope van het contract. Tebecon betwist dat zij voor de gebreken (volledig) aansprakelijk is.
De schade is niet toe te rekenen aan Tebecon, dit volgt ook niet uit de rapporten van Solid Services. De oorzaak van de schade ligt in de constructie van de parkeergarage. De grondslag voor schadevergoeding ontbreekt en de hoogte van de schade wordt betwist (zie overwegingen 3.7.2.1 tot en met 3.7.2.4). Opschorting van de betaling en gedeeltelijke ontbinding zijn ongegrond, volgens Tebecon. Ontbinding is niet alleen ongerechtvaardigd gezien de erkende tekortkoming (het niet zorgvuldig uitzagen van de voegen) maar er is ook herstel aangeboden.
Tebecon is met betrekking tot het tweede rapport van Solid Services door Bedi niet betrokken bij de formulering van de onderzoeksvraag. Ook is niet duidelijk welke documenten en informatie bij dat onderzoek zijn betrokken. Er is geen twijfel over de deskundigheid van Solid Services, maar de 100 % onafhankelijkheid wordt wel betwist, omdat Solid Services is ingeschakeld en betaald door Bedi.
3.7.2.1. Het aantal manuren wordt betwist. De mandagstaten lijken achteraf te zijn opgesteld en de werkzaamheden als opgenomen in de productie 30 (bijlage 4) en 32 van Bedi lijken niet met elkaar te rijmen. De herstelposten ‘kitten onderzijde’ en ‘herstelwerk holklinkende vloerdelen’ stond niet in de scope, en kunnen alleen daarom al niet voor vergoeding in aanmerking komen. De post ‘slopen en reiniging’ als door Bedi opgevoerd voor € 33.822,31 is absurd hoog, daar in de overeenkomst met Bedi € 6.752,14 is opgenomen. De posten ‘vullen onderlaag met epoxy’, ‘inzagen epoxy ivm scheurvorming’ en ‘testen proefstukken plus overig’ komen niet terug in het mandagenregister. De hoogte van het aantal manuren voor de post ‘stellen profielen en troffelmortel aanbrengen’ als door Bedi gesteld op € 46.831,53 klopt niet, gezien de eigen ervaringen van Tebecon: het is mogelijk met 2 man 10 meter profiel te stellen per uur. Nu er 1.090 meter voegprofielen gesteld moeten worden, gaat het daarmee om 109 uur en dus om ongeveer 14 dagen.
Bedi heeft 301,5 uur aan reisuren in het kostenoverzicht opgenomen: dit aantal is niet realistisch omdat in de offerte van Tebecon - terwijl zij op veel grotere afstand van project Heerlen was gesitueerd - 780 reisuren zijn opgenomen. Ook is onbegrijpelijk dat voor die uren een normaal manuren tarief van € 65,63 wordt berekend. Dit hoort gemiddeld € 10,00 lager te liggen. Voorts is onduidelijk of de overwerk uren zijn gemaakt.
3.7.2.2. Tebecon stelt ten aanzien van de materiaalkosten geen verband te kunnen leggen tussen de verschillende door Bedi overgelegde producties en het kostenoverzicht. De facturen bij productie 31 komen niet overeen met productie 30 bijlage 5 en daarmee is de vordering onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de opgevoerde kosten aan materieel heeft te gelden dat een onderbouwing mist. Facturen zijn niet in geding gebracht en voorts is onduidelijk waarom er zulke grote bedragen zijn uitgegeven.
De uitvoeringskosten worden weliswaar gespecificeerd, maar aannemelijk is dat de uren zwaar zijn aangedikt om een zo hoog mogelijke schadepost te creëren. De noodzaak van de aanwezigheid en de voorbereiding van twee personen (de projectleider en de uitvoerder) bij de bouwvergadering zijdens Bedi alsook de inhoud en omvang van de voorbereidingswerkzaamheden door de werkvoorbereider worden betwist. Een herstelplan was immers al gemaakt.
3.7.2.3. De kosten voor de rapporten van Solid Services zijn weliswaar ter vaststelling van de schade gemaakt, maar komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat er geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat.
3.7.2.4. Tebecon stelt zich op het standpunt dat er nooit een garantie overeen gekomen is, laat staan een onvoorwaardelijke garantie. Er is weliswaar gesproken over de mogelijkheid van garanties (op de coating), maar deze zijn nooit onderdeel geworden van de aanbieding van Tebecon van 27 september 2018. Dat er wel een garantie is overeengekomen, volgt niet uit de e-mails waar Bedi zich op beroep. Mocht er al een garantie zijn overeengekomen tussen BAM en Bedi dan betekent dit nog niet dat die garantie ook is overeengekomen tussen Bedi en Tebecon. Aan artikel 7:761 lid 2 BW kan geen contractuele garantie worden ontleend.
Voorts is de overeenkomst slechts partieel ontbonden. Voor zover er al een percentage aan gemiste garantieaanspraken zou kunnen worden toegekend, dan geldt dit percentage slechts over dat gedeelte van de overeenkomst als door Bedi ontbonden (randnrs. 16 en 17 van pleitnotities van Tebecon, en randnrs. 90 tot en met 96 van de CvA van Tebecon).
3.8.
Het door Tebecon gelegde beslag is rechtmatig en proportioneel en Tebecon heeft het wettelijke recht om het beslag te doen voortduren zelfs indien haar vorderingen in eerste aanleg worden afgewezen. Voor zover Bedi daadwerkelijk in financiële nood zou komen
- Bedi onderbouwt dit niet- dan lag het voor de hand dat er inmiddels een aanbod tot vervangende zekerheid zou zijn gedaan.
3.9.
Tebecon kan nooit in verzuim verkeren vanaf 4 juli 2019. De wettelijke rente kan dan ook niet vanaf die dag worden toegewezen, aldus Tebecon. Voor de buitengerechtelijke incassokosten heeft te gelden dat daarvoor geen grondslag bestaat. Voorts is dit bedrag niet redelijk daar uit niets blijkt dat Tebecon niet bereid zou zijn geweest het herstel zelf uit te voeren.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Project Maastricht
4.1.
Tussen Tebecon en Bedi is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen inzake het project Maastricht. Deze overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd, anders dan door de door Tebecon gemaakte begroting van kosten, het uitvoeringsplan en de planning van werkzaamheden. Er zijn geen algemene voorwaarden van toepassing (randnr. 12 van de CvA in conventie van Bedi).
4.2.
In de e-mail van 14 september 2018 waarmee Tebecon de aangepaste (definitieve) begroting aan Bedi toezendt (productie 1 van Tebecon) is over de wijze waarop met minderwerk of meerwerk wordt omgegaan geen voorstel gedaan. Kosten en manuren die voor Bedi komen zijn in de aangepaste begroting al in mindering gebracht.
4.3.
Het project Maastricht kent een vaste aanneemsom. Opgedragen en/of gebleken minderwerk zal (los van het geval van gedeeltelijke ontbinding) in het algemeen naar evenredigheid moeten worden afgerekend. Uitgangspunt voor meerwerk is artikel 7:755 BW. Meerwerk buiten de scope van de opdracht zal in het algemeen overeengekomen moeten worden, als dit tot prijsverhoging leidt.
De meerwerkfactuur
4.4.
Tussen partijen is niet in geding dat door Bedi mondeling (telefonisch door de heer [naam directeur] , directeur van Bedi) akkoord is gegeven op de werkzaamheden en de begroting van het daarmee gemoeide bedrag van € 19.472,95 ex btw (overweging 2.2.).
Is project Maastricht opgeleverd?
4.5.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Tebecon op 23 juni 2019 het project Maastricht gereed heeft gemeld (randnr. 22 CvA in conventie). Dat de parkeergarage omstreeks juli 2019 in gebruik is genomen door het MUMC na die gereedmelding is bovendien door Bedi niet weersproken.
4.6.
De stelling van Bedi dat Bedi en MUMC het werk na die gereedmelding hebben opgenomen en afgekeurd vanwege scheurvorming wordt door Tebecon weersproken. Bedi draagt voor de gestelde feiten geen concrete onderbouwing aan waaruit een en ander blijkt. Een datum van opname of een rapport van oplevering ontbreekt, laat staan dat op enig moment een deugdelijke lijst van beweerdelijke gebreken is opgesteld. De als productie 3 door Bedi overgelegde fotorapportage is daartoe onvoldoende, niet in de laatste plaats omdat onduidelijk is waar de foto’s zijn gemaakt - zo bieden de foto’s geen aanknopingspunt om aan te nemen dat ze zien op project Maastricht en ontbreekt een overzicht of plattegrond die duidelijkheid verschaft over waar de foto’s zijn genomen, waarmee onduidelijk is of deze foto’s überhaupt op het door Bedi uitgevoerde werk zien - en omdat een datum ontbreekt. Uit productie 4 van Bedi volgt, anders dan Bedi stelt, niet dat project Maastricht is afgekeurd. Ook valt niet in te zien dát en waarom Bedi met succes ‘voor een inhoudelijke onderbouwing van de oorzaak en gevolgen van de problemen’ kan ‘aanhaken’ bij de rapporten van Solid Services inzake het project Heerlen (randnr. 22 CvA in conventie). Beide rapporten zien op de inspectie P-garage Zuyderland Ziekenhuis en in deze rapporten wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan het project Maastricht (productie 15 en 16 van Tebecon).
4.7.
Gezien het hier voren overwogene gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat project Maastricht is aanvaard en het werk als opgeleverd (artikel 7:758 BW) dient te worden beschouwd. Het verweer van Bedi dat de vordering niet opeisbaar is omdat het werk niet is geleverd, kan dan ook niet slagen.
Meerwerk overeengekomen onder voorwaarden?
4.8.
De stelling dat Bedi slechts onder voorwaarden heeft ingestemd met het meerwerk in het project Maastricht (randnrs. 17 en 80 CvA in conventie) wordt door Bedi niet onderbouwd. De verwijzing (in randnr. 17 CvA in conventie) naar bijlage H bij productie 6 (bij dagvaarding) is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te begrijpen. Niet in de laatste plaats omdat deze bijlage H het project Heerlen betreft en de e-mail van Bedi van
2 december 2019, waartoe deze bijlage behoort, weliswaar deels het project Maastricht tot inhoud heeft, maar zonder nadere toelichting die ontbreekt, die stelling niet kan onderbouwen.
4.9.
Ook als Bedi bedoelt te stellen dat
betalingvan de meerwerkfactuur slechts onder bepaalde voorwaarden zou kunnen plaatsvinden, te weten na herstel van gebreken (waaronder scheurvorming, randnr. 23 CvA in conventie) en na een correctie op minderwerk, dan laat zij na beide aspecten voldoende concreet te onderbouwen.
Bedi onderbouwt niet, althans niet toereikend dat de beweerdelijke gebreken zijn te wijten aan de wijze van uitvoering van de opdracht door Tebecon. Daartoe is geen richtinggevende productie in geding gebracht (zie ook rov. 4.6.). Tebecon weerspreekt bovendien dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de opdracht. Bedi verschaft ook geen inzicht in het beweerdelijke nog te verrekenen minderwerk. Zij stelt enkel dat na correcte verrekening van meer- en minderwerk Tebecon nog een vordering heeft van
€ 3.472,95, daarbij verwijzend naar voorstellen van Tebecon inzake het meer- en minderwerk in het kader van een minnelijke oplossing (productie 7 van Tebecon). Behalve dat het voorstel van Tebecon gedaan is ‘om de discussie voor wat betreft het meerwerk in Maastricht af te ronden’ (productie 7 van Tebecon) - en zonder nadere toelichting niet valt in te zien welk recht Bedi hieraan kan ontlenen - staat in dat voorstel dat Tebecon bereid is het meerwerk af te ronden op € 16.000,- (ex btw). Daarmee behelst het voorstel dus niet dat er € 3.472,95 betaald hoeft te worden. Ook betwist Tebecon dat er nog te verrekenen minderwerk is, anders dan waarmee zij in haar wijziging van eis ter zake rekening heeft gehouden.
De door Bedi in reconventie gevorderde verklaring voor recht en de schade
4.10.
In dit geding komt de rechtbank niet tot het oordeel (rov. 4.6. en 4.9.) dat er een tekortkoming aan de zijde van Tebecon is in de uitvoering van project Maastricht.
Er is (en was) aldus geen grond voor de ingebrekestelling van 2 december 2019 (productie 19 van Bedi) en 13 maart 2020 (productie 24 van Bedi). Mutatis mutandis geldt voor de gedeeltelijke ontbinding van 29 april 2020 (productie 9 van Tebecon) hetzelfde. Daarmee behoeft de vraag of er al dan niet garanties zijn overeengekomen ook niet besproken te worden, waarbij het opmerking verdient dat - zeker in het licht van de betwisting door Tebecon - uit productie 2 van Bedi (welke productie gelijk is aan de producties 39 en 40) waarnaar zij verwijst niet blijkt dat er gesproken is over garanties met betrekking tot project Maastricht.
4.11.
Ter zake de gevorderde verklaringen voor recht en de schade (herstelkosten) in het project Maastricht in reconventie is de rechtbank van oordeel dat deze afgewezen moeten worden in lijn met de hiervoor gegeven overwegingen, nog daargelaten dat Tebecon de beweerdelijke herstelkosten, zoals door Bedi zelf opgesteld (productie 29 Bedi) betwist (randnrs. 33 en 34 bij de CvA in reconventie) en Bedi geen enkele concrete onderbouwing daarvan in geding heeft gebracht.
Opschorting?
4.12.
De opschorting van de betaling van de meerwerkfactuur, verminderd tot
€ 17.654,15, zoals aangegeven in de akte tot wijziging van eis van Tebecon, kan voorts niet gerechtvaardigd worden door de betaling te koppelen aan de situatie project Heerlen (zoals gesuggereerd lijkt te worden in de e-mail van 13 maart 2020 door Bedi, zie productie 24 van Bedi pagina 2 onder punt 14) wegens het ontbreken van een directe samenhang. Gesteld noch gebleken is dat een zodanige samenhang kan worden aangenomen tussen de over en weer voortvloeiende verbintenissen (artikel 6:52 BW): daar is méér voor nodig dan het sluiten van twee overeenkomsten.
Tussentijdse conclusie
4.13.
Dit betekent dat Bedi in beginsel gehouden is tot betaling van de meerwerkfactuur van € 17.654,15. Dit kan echter anders zijn wanneer het beroep op verrekening als gedaan door Bedi slaagt (rov. 4.59.). Verdere beoordeling van de vorderingen voor zover deze zien op project Maastricht zijn eveneens afhankelijk van het door Bedi gedane beroep op verrekening.
Project Heerlen
4.14.
Tussen Tebecon en Bedi is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen inzake het project Heerlen. Deze overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd, anders dan de door Tebecon gemaakte begroting van kosten, uitvoeringsplan en planning. Er zijn geen algemene voorwaarden van toepassing.
4.15.
Het project Heerlen kent een vaste aanneemsom, met facturering door termijnfacturen. Over de wijze waarop met minderwerk of meerwerk wordt omgegaan, is geen afspraak gemaakt. Opgedragen en/of gebleken minderwerk zal (los van het geval van gedeeltelijke ontbinding) in het algemeen naar evenredigheid moeten worden afgerekend. Uitgangspunt voor meerwerk is artikel 7:755 BW. Meerwerk buiten de scope van de opdracht zal in het algemeen overeengekomen moeten worden, als dit tot prijsverhoging leidt.
Is project Heerlen opgeleverd?
4.16.
Niet ter discussie staat dat Bedi op 3 en 4 juli 2019 Tebecon middels een e-mail heeft ingelicht over de bezwaren van BAM (en Zuyderland) over het werk van Tebecon (productie 6 van Tebecon en productie 7 van Bedi) en dat het werk is afgekeurd. In die
e-mail wordt een vijftal ‘afkeurpunten’ opgesomd. Volgens Tebecon is vervolgens het werk op 9 augustus 2019 alsnog goedgekeurd, hetgeen door Bedi wordt betwist. Tebecon onderbouwt haar stelling onder verwijzing naar haar eigen e-mails aan (onder meer) Bedi (productie 5 van Bedi en productie 43 van Tebecon), het feit dat de parkeergarage in gebruik is genomen en dat het bij de vooroplevering - volgens haar - nog slechts om kleine restpuntjes ging die niet aan ingebruikname van de garage in de weg stonden en op
9 augustus 2019 gereed waren.
4.17.
Het gebruik van een werk kàn in sommige gevallen bijdragen aan het oordeel dat het werk als opgeleverd moet worden beschouwd. Echter in het licht van het onweersproken verweer dat ‘een parkeergarage voor een ziekenhuis van groot belang is’, dat ‘bij het aangaan van de overeenkomsten al bekend was dat de parkeergarage na uitvoering van de werk meteen in gebruik zouden worden genomen zonder dat dit oplevering zou impliceren’ (randnr. 90 CvA in conventie) en dat de parkeergarage tijdens de werkzaamheden in gebruik is gebleven (proces-verbaal van 1 juli 2021, p. 4), is de rechtbank van oordeel dat ingebruikname niet impliceert dat daarmee ook is opgeleverd.
4.18.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de in de e-mails van Tebecon vermelde zinsnedes ‘men heeft een aantal punten bekeken en akkoord bevonden’ (productie 5 van Bedi) en ‘het was goed samen even de punten door te nemen en om te horen dat onze werkzaamheden verder akkoord zijn’ (productie 43 van Tebecon) - zeker in het licht van het verweer van Bedi - onvoldoende zijn om tot het oordeel te komen dat project Heerlen is opgeleverd. Zelfs als een paar herstelpunten akkoord zijn bevonden, wil dit nog niet zeggen dat er is opgeleverd. Ook schept de op zeer korte termijn na ontvangt van de e-mail bij productie 43 van Tebecon verstuurde reactie van Zuyderland aan Tebecon een ander beeld:
“De zin: “om te horen dat onze werkzaamheden verder akkoord zijn” zijn dus niet mijn woorden!!”(eveneens productie 43 van Tebecon), en verdient het opmerking dat Bedi, als opdrachtgever, niet eens aanwezig was bij de oplevering, terwijl is gesteld noch gebleken dat zij de beoordeling van het werk aan een derde heeft overgedragen.
4.19.
Dat het om slechts kleine restpuntjes ging, is zonder nadere toelichting en zeker in het licht van het feitencomplex onbegrijpelijk. Zeker nu Tebecon op verzoek van Bedi
(e-mail van 10 juli 2019 met opleverpunten, productie 8 van Bedi) een herstelplan heeft opgesteld en proefherstellingen heeft gedaan, die door Bedi pas ìn september 2019 zijn geaccordeerd (productie 14 van Tebecon). Hoewel er in beginsel niets aan in de weg staat dat Tebecon het herstel van de opleverpunten (als genoemd in de e-mail van 10 juli 2019) zou uitvoeren, heeft Bedi de herstelwerkzaamheden per 26 september 2019 laten stil leggen, juist met het oog op (de uitvoering van) die herstelpunten (bouwverslag van 26 september 2019, productie 17 van Bedi).
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat de door Tebecon aangevoerde feiten ter onderbouwing van haar stelling dat het project Heerlen is opgeleverd, die stelling niet kan dragen. De stelling is dusdanig onvoldoende onderbouwd dat niet wordt toegekomen aan bewijslevering.
Nu niet is komen vast te staan dat project Heerlen is opgeleverd, is de vordering van Tebecon niet opeisbaar en ligt de eis in conventie - voor zover deze ziet op project Heerlen - voor afwijzing gereed. Daarmee komt de rechtbank ook niet meer toe aan de vraag of Bedi de betalingen mocht opschorten.
Rapporten Solid Services
4.21.
Tebecon betwist de 100% onafhankelijkheid van de rapporten van Solid Services, daar de rekening door Bedi is betaald. De expertise van Solide Services wordt niet betwist. De rechtbank gaat aan dit door Tebecon gestelde voorbij omdat aan deze formele opmerkingen geen materiële/inhoudelijke gevolgen zijn verbonden.
Zijn er gebreken en zijn deze toe te rekenen aan Tebecon?
4.22.
Onduidelijk is wat Tebecon ‘met de constructie van de parkeergarage bedoelt’ in het kader van haar verweer dat ‘als er al gebreken zouden zijn deze te wijten zijn aan de constructie van de parkeergarage’. Gaat het (bijvoorbeeld) om de thermische werking van de garage of het bewegen van de betonnen vloerplaten ten opzichte van elkaar of het samenspel van de betonnen vloerplaten in relatie tot de metalen constructie of de constructie in relatie tot de daarop aangebrachte coating? Tebecon onderbouwt noch concretiseert dit verweer. Ook is niet duidelijk wat volgens Tebecon het causaal verband is tussen de beweerdelijke constructie problematiek en de door Bedi gestelde gebreken. Zijn al deze gebreken dan een gevolg van het onderliggende probleem? Het had op de weg van Tebecon gelegen haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een bouwkundig rapport.
Nu het zijdens Tebecon bij een blote stelling blijft die door Bedi wordt betwist, is er geen plaats voor een bewijsopdracht.
Scheuren in coating en betonranden
4.23.
De scheurvorming wordt, aldus Bedi, veroorzaakt doordat Tebecon de detaillering niet heeft gevolgd en de dilataties niet heeft doorgetrokken tot het eind van de vloer waar dat wel had moeten gebeuren. Bedi onderbouwt haar stelling onder verwijzing naar de navolgende passage uit het rapport van Solid Services van 15 juli 2019, pagina 1 (productie 16 bij dagvaarding):
“Het blijkt bij destructief onderzoek dat de dekvloer ter plaatse van dilatatie is doorgezet in de drukvloer ter plaatse van de scheur. Bij plaatsen waar scheurvorming optreedt (boven het einde van de kanaalplaat) is de dekvloer ingezaagd en is een kitvoeg aangebracht. Deze zaagsnede loopt echter niet tot het einde. Hierdoor zet de scheur zich door in het verlengde van de voeg. Bij TT-liggers gebeurt hetzelfde bij de opstortingen, waar geen rekening is gehouden met de dilataties. Hierdoor zijn delen van het beton afgedrukt en is bij de dilataties schade te zien.”
Verder wordt de scheurvorming veroorzaakt doordat Tebecon de voegen niet zorgvuldig heeft uitgefreesd (randnrs. 48 en 49 van de CvA in conventie).
4.24.
Tebecon erkent dat dat de voegen plaatselijk niet zorgvuldig zijn uitgezaagd en dat de dilatatievoegen niet zijn doorgetrokken. Wel betwist zij dat het doortrekken van de dilatatievoegen behoort tot de scope van de overeenkomst. Ook was het feitelijk niet mogelijk deze door te trekken door de aanwezigheid van hekwerken (randnrs. 55 tot en met 61 CvA in reconventie). Tebecon heeft Bedi daarover geïnformeerd bij
e-mail van 12 juli 2019. Tebecon verwijst daarbij naar de volgende passage in haar e-mail van 12 juli 2019 (productie 10 van Bedi):
“Niet doorgezette naden c.q. dilataties:
  • REACTIE : Inzagen voegen in opstand is inderdaad deels uitgevoerd. Wij hebben hier vooraf contact over gehad met Bart Last inzake verwijderen hekwerk i.v.m. zaagwerk. Demontage van het hekwerk was echter niet mogelijk waardoor de zaagsneden slechts tot halverwege konden worden aangebracht.
  • VOORSTEL : Het inzagen van de randbalken is voor uitvoering besproken in relatie tot de achterliggen oorzaken van de schadebeelden. Hierbij is aangegeven “dat pakken we dan wel even mee”. Hierna is echter volledig voorbij gegaan aan het feit dat het hekwerk hiertoe verwijderd zou moeten worden. Gezien het feit dat dit een “extraatjes” was, geeft het naar onze mening geen recht om dit een oplevering in de weg te laten staan. Uiteraard willen wij best meedenken in een mogelijke oplossing.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde e-mail, anders dan Tebecon betoogt, wel degelijk blijkt dat het doortrekken van de voegen tot de opdracht behoort. Er wordt immers geschreven over ‘deels uitgevoerd’ en ‘slechts tot halverwege konden worden aangebracht’. Het ‘extraatje’ als genoemd in de e-mail ziet - wat daar verder ook van zij - niet op het inzagen van de voegen, maar op het inzagen van de randbalken.
Tebecon heeft Bedi bij e-mail van 12 juli 2019 geïnformeerd over de deels uitgevoerde voegen ten gevolge van het hekwerk. Gezien de vooropleveringen op 3 en 4 juli 2019, kan Tebecon zich niet verschuilen achter een ‘achteraf’ - de dilatatievoegen zijn dan immers al uitgezaagd - e-mail van 12 juli 2019 waarin staat dat de aanwezigheid van het hekwerk besproken is met Bart Last, die nota bene niet bij Bedi maar bij BAM werkzaam is. Op de aannemer rust de verplichting de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht (artikel 7:754 BW).
4.26.
Tebecon is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door het niet zorgvuldig uitzagen van de voegen en het niet doortrekken van de dilatatievoegen.
Loslaten van kitvoegen
4.27.
Bedi stelt dat de kitvoegen op veel plaatsen losgetrokken zijn van de voegflanken. Dit is een gevolg van het te breed uitvoeren van de dilatatievoegen en het onzorgvuldig voorbereiden (reinigen) van de ondergrond (randnr. 52 CvA in conventie). In het rapport van Solid Services van 18 februari 2020 staat (productie 15 van Bedi, p. 1):
“Daar is waargenomen dat ter plaatse van de dilataties de kitvoegen los getrokken zijn van de voegflanken. De oorzaak hiervoor is dat de kitvoegen de te verwachten vervormingen niet aankan”.
In het rapport van Solid Services van 15 juli 2020 (productie 16 van Bedi, p. 13):
“Veel voegen zijn onthecht van de voegflanken. Oorzaak hiervoor kan zijn dat de kitvoeg de vervorming niet kan volgen ter plaatse van de dilataties. Een kitvoeg heeft (afhankelijk van het materiaal en de breedte) een beperkte mogelijkheid om vervormingen op te nemen. Indien kitvoegen bij dilataties te smal worden gedimensioneerd zullen deze scheuren. Kitvoegen kunnen alleen in het vlak belast worden en niet op afschuiven. Ter plaatse van de scheuren kan alleen onthechting optreden als de kitvoeg niet volgens voorschrift is aangebracht. Dit is het geval als bijvoorbeeld de voegflanken niet goed zijn voorbewerkt, of bij aanbrengen van de kit nat zijn of vervuild.”
In de e-mail van 12 juli 2019 staat vervolgens:
“5. Plaatselijke scheurvorming c.s. onthechting van de kit:
REACTIE : Dit betreft inderdaad een 2-tal plaatsen in het vloerveld, alsmede 2 voegen tegen borstwering noord- en zuidzijde parkeergarage.
VOORSTEL : Wordt hersteld”.
4.28.
Tebecon betwist dat zij de dilatatievoegen niet conform de voorgeschreven uitvoeringswijze heeft uitgevoerd en dat er sprake zou zijn van onzorgvuldige voorbereiding (reiniging) van de ondergrond (randnrs. 62 tot en met 64 CvA in reconventie). Voorts, als ter mondelinge behandeling naar voren gebracht, was het Bedi die het werken met een kitvoeg heeft voorgeschreven (proces-verbaal van 1 juli 2021, p. 5).
4.29.
Uit de onderbouwing van Bedi volgt niet dat Tebecon verantwoordelijk is voor het te breed uitvoeren van de dilatatievoegen. Nu de onderbouwing de stelling geenszins kan dragen, gaat de rechtbank hieraan voorbij en komt zij niet tot een bewijsopdracht.
Het losgetrokken zijn van de kitvoegen kan volgende onderbouwing van Bedi verschillende oorzaken hebben. Één van die oorzaken kan een onzorgvuldige voorbereiding zijn. Uit de
e-mail van 12 juli 2019 volgt de erkenning van Tebecon van het onthecht zijn van de kit. Daarmee komt vast te staan dat Tebecon tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door het onzorgvuldig voorbereiden (reinigen) van de ondergrond.
Betonnen opleggingen
4.30.
Bedi stelt dat de schade aan de betonnen opleggingen (betonranden) een gevolg is van het door Tebecon niet respecteren van de voorgeschreven detaillering (randnrs. 54-55 van de CvA in conventie). Ze verwijst daarbij naar het rapport van Solid Services van 15 juli 2020 (productie 16 van Bedi, p. 1 en 14):
“Bij de TT-liggers gebeurt hetzelfde bij de opstortingen, waar geen rekening is gehouden met de dilataties. (…) De opstortingen op as C vertonen veel schade, vooral bij de dilataties. Bij het wegnemen van de losse delen blijkt dat er geen rekening is gehouden met de plaatnaden en de dilataties. Het beton ligt ter plaatse van de dilataties koud tegen elkaar aan, of de dilatatie is met mortel dicht gezet. Dit geeft bij het uitzetten van een constructie zeer hoge spanningen waarbij schade ontstaat aan het beton en mogelijk de constructie.”
4.31.
Tebecon betwist dat de reparatie van de betonnen opleggingen onderdeel zijn van de opdracht. Daarmee komen de schade dan ook niet voor rekening van Tebecon. Als de betonnen opleggingen wel tot de scope behoren, dan is Tebecon hier niet verantwoordelijk voor. Het personeel van Bedi, hetgeen partijen onderling hebben afgesproken, is ingezet op de opdracht van Tebecon en zij hebben dan ook de betonreparaties van de opleggingen uitgevoerd (randnr. 65 van de CvA in reconventie en randnr. 13 bij de pleitnotitie van Tebecon).
4.32.
In de overeenkomst staan werkzaamheden ‘opstorten repareren’ vermeld (productie 11 Tebecon). Voorts brengt Tebecon in haar pleitnotities zelf naar voren dat de betonreparaties van de opleggingen tot de opdracht van Tebecon behoren. Daarmee staat dan ook vast dat de reparaties van de reeds aanwezige betonnen opleggingen wèl tot de scope van de opdracht behoren.
Tebecon laat na haar stelling - die zij vooreerst tijdens de mondelinge behandeling naar voren brengt - dat de schade niet voor haar rekening komt, omdat deze werkzaamheden door het personeel van Bedi zijn uitgevoerd, nader te onderbouwen. Zelfs als er werkzaamheden door Bedi zijn uitgevoerd, hoeft dit nog niet te betekenen dat Tebecon niet verantwoordelijk is voor de schade. Is het personeel van Bedi al dan niet aangestuurd door Tebecon? Is de reparatie van de opstorten volledig of gedeeltelijk door het personeel van Bedi verricht? Wat betekende dit voor de opdracht? Zijn die beweerdelijk gewerkte uren in mindering gebracht op de factuur? De rechtbank gaat hier dan ook aan deze stelling voorbij.
4.33.
Tebecon is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door de reparatiewerkzaamheden aan de opstorten niet volgens de voorgeschreven detaillering uit te voeren.
Coating Parkeerdek
4.34.
Bedi stelt dat de ondergrond op de kanaalplaatvloeren niet voldoende is schoongemaakt dan wel de aanwezige cementhuid niet is verwijderd door Tebecon, waardoor de coating niet goed aan de ondergrond is gehecht. Hierdoor ontstaat er scheurvorming en bladdert de coating af. Ze verwijst daarbij naar het rapport van Solid Services van 15 juli 2020 (productie 16 van Bedi, p. 13):
“Tenslotte is waargenomen dat in de goot de aangebrachte coating onthecht en bladdert. Aan de onderzijde van de coating is een poederachtige substantie waar te nemen. Dit duidt er op dat de ondergrond niet schoon is geweest of dat de cementhuid niet is verwijderd van de ondergrond ter plaatse van de losgekomen coating. De hechtproef geeft aan dat de hechtsterkte van de coating op de ondergrond elders zeer goed is. Dit lijkt dus een plaatselijk defect te zijn. Ook zijn bladders waargenomen bij een scheur in de ondergrond, hier kan intreden van water in de scheur de aanleiding tot onthechting zijn.”
4.35.
Tebecon stelt dat zij louter een nieuwe coating heeft aangebracht over de bestaande ondergrond en dat indien deze coating loslaat dit niet te wijten is aan een ondeugdelijke applicatie van de coating door Tebecon (randnr. 66 CvA in reconventie). In de pleitnotities staat vervolgens dat de opdracht aan Tebecon bestond uit het stralen van de oude slijtlaag (schoonmaken en opruwen) en het aanbrengen van een nieuwe coating, en dat de schade zich bevond tussen het constructiebeton en de oude coating en de schade daarmee dan ook buiten de scope valt (randnr. 12 pleitnotities Tebecon).
4.36.
In de pleitnotities komt Tebecon terug op haar bij conclusie van antwoord in reconventie ingenomen stelling: ze was wèl verantwoordelijk voor het schoonmaken en opruwen. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit. In het rapport van Solid Services staat expliciet dat de aangebrachte coating, dus de coating als door Tebecon aangebracht, loslaat, hetgeen erop duidt dat de ondergrond - waar Tebecon voor verantwoordelijk is - niet schoon is. In het licht van dit rapport is het verweer van Tebecon zonder nadere motivering niet te begrijpen.
4.37.
Tebecon is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door de kanaalplaatvloeren niet voldoende schoon te maken vóór het aanbrengen van de coating.
Coating hellingsbanen
4.38.
Bedi heeft bij akte uitlaten producties haar eis gewijzigd, in dier voege dat zij ook de kosten van herstel van de hellingbanen vordert. Er zijn gebreken aan de coating, roestvorming en het loslaten van kitnaden. Ter onderbouwing van deze vordering heeft Bedi een aantal foto’s overgelegd (productie 34 van Bedi).
4.39.
Tebecon stelt dat het enkel verwijzen naar de foto’s onvoldoende is om aan te neme dat de schades aan Tebecon te wijten zijn (randnr. 28 pleitnotities Tebecon). Voorts stelt zij dat door de vervormingen in de hellingbanen de nieuwe coating vermoedelijk gescheurd is ter plaatse van de oude scheuren die reeds in de hellingbaan aanwezig waren.
4.40.
Het enkel overleggen van foto’s ter onderbouwing van de vordering is - zeker in het licht van het verweer van Tebecon - onvoldoende om tot het oordeel te komen dat er gebreken zijn aan de hellingbaan, laat staan dat op grond van die foto’s komt vast te staan dat die gebreken aan Tebecon kunnen worden toegerekend. Zo tonen de foto’s niet het loslaten van de kitnaden en de roestvorming. Op de foto’s zijn wel lijnen in de coating zichtbaar, maar onduidelijk is of het hier om scheurvorming gaat. Voor een bewijsopdracht is geen ruimte. De vordering ligt voor afwijzing gereed.
4.41.
Gezien het in rov. 4.23 tot en met 4.37. is overwogen, ligt de gevorderde verklaring voor recht dat Tebecon tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst van 27 september 2018 voor toewijzing gereed.
(Partiële) ontbinding gerechtvaardigd?
4.42.
Niet tegenstaande het bepaalde in artikel 7:756 BW - het ontbindingsverweer van Tebecon richt zich hier immers niet tegen -, wijst de rechtbank, verwijzende naar hetgeen zij in rov. 4.23 tot en met 4.37. heeft overwogen, de door Bedi gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst met betrekking tot project Heerlen per 24 april 2020, voor zover deze nog niet is uitgevoerd, is ontbonden, toe. Dat herstel is aangeboden van het niet zorgvuldig uitzagen van de voegen doet hier niet aan af omdat dit niet zwaar genoeg is bezien in het licht van de wanprestatie.
Kosten
4.43.
Bedi heeft herstelwerkzaamheden verricht. Deze herstelwerkzaamheden zien, als door Bedi gesteld en door Tebecon niet betwist, op het verwijderen van het volledige werk van Tebecon en het opnieuw maken van dat werk. De vraag is: welke kosten zijn daarvoor gemaakt?
Manuren
4.44.
Het had op de weg van Tebecon gelegen de verweren - de mandagstaten lijken achteraf opgesteld en de werkzaamheden als opgenomen in productie 30 (bijlage 4) en 32 van Bedi - nader te onderbouwen. Zelfs als de mandagstaten achteraf zijn opgesteld, op welke wijze beïnvloedt dit dan volgens Tebecon het aantal manuren dat gewerkt is? Voorts is onduidelijk waarom volgens Tebecon de werkzaamheden in de producties 30 en 32 niet met elkaar stroken. De rechtbank gaat, daar de stellingen van Tebecon dusdanig onvoldoende zijn onderbouwd en hier voorts ook geen rechtsgevolg aan wordt verbonden, dan ook aan beide stellingen voorbij.
4.45.
Voor de vraag of de kosten posten ‘kitten onderzijde’ en ‘herstelwerk holklinkende vloerdelen’ voor vergoeding in aanmerking komen, is niet van belang of dit tot de scope van de overeenkomst met Tebecon behoorde. De vraag is: zijn die kosten in redelijkheid gemaakt in het kader van herstel? Uit hetgeen Tebecon naar voren brengt, volgt niet dat deze kosten met het oog op herstel niet in redelijkheid door Bedi zijn gemaakt. Het verweer kan dan ook niet slagen. Dit geldt ook voor de post ‘slopen en reinigen’: dat in de overeenkomst € 6.752,14 is overeengekomen, maakt nog niet dat Bedi in redelijkheid geen hogere kosten heeft gemaakt.
4.46.
Onduidelijk is wat Tebecon beoogt met het verweer dat de posten ‘vullen onderlaag met epoxy’, ‘inzagen epoxy ivm scheurvorming’ en ‘testen proefstukken plus overig’ niet terug komen op het overgelegde mandagenregister. Betwist zij daarmee dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd? En zo ja, als deze werkzaamheden niet op het mandagenregister staan, dan hoeven die daar toch niet in minder op te worden gebracht?
Of bedoelt zij dat er uren op het mandagenregister ontbreken? Wat daar verder ook van zij, het verweer slaagt niet.
4.47.
Ter onderbouwing van het verweer dat Tebecon te veel manuren opvoert voor de post ‘stellen profielen en troffelmorel aanbrengen’, valt Tebecon terug op een berekening ‘naar ervaring’. Behalve dat het bij een blote ervaringsstelling blijft - een nadere onderbouwing ontbreekt - is de berekening als door haar gemaakt in ieder geval niet correct. Als twee mannen 10 meter per uur aan profielen stellen - nog daargelaten of dit reëel is in het licht van het gebrek aan onderbouwing - en er in totaal 1.090 meter te stellen is - waarbij onduidelijk is waar Tebecon het totaal aantal meters te stellen profiel op baseert - betekent dit niet dat er slechts 14 mandagen nodig zijn, maar (minimaal) 2 keer zo veel: immers werken er twee mannen. Tebecon had haar stelling bijvoorbeeld kunnen onderbouwen door te verwijzen naar eerdere projecten waar door haar met zulke hoeveelheden te stellen profielen is gewerkt en het overleggen van verklaringen van medewerkers, alsook door het inbrengen van handboeken of andere documentatie die de stelling van Tebecon onderbouwen. Het verweer kan dan ook niet slagen.
4.48.
Wat betreft het verweer met betrekking de reiskosten heeft te gelden dat ook dit onbegrijpelijk is in het licht van de door Bedi overgelegde producties (productie 30, bijlage 2), waarin staat dat als uurtarief voor reisuren € 36,00 wordt aangehouden. Als de rechtbank het verweer van Tebecon zou volgen, zou Bedi een uurtarief van ongeveer € 55,00 in rekening hebben mogen brengen, hetgeen betekent dat die kostenpost dus met ongeveer
€ 6.000,- verhoogd moet worden. De rechtbank vermoedt dat dit niet is wat Tebecon met het verweer beoogt.
Dat in overeenkomst met Tebecon 780 reisuren zijn opgenomen, maakt niet dat de door Bedi opgevoerde 301,5 reisuren niet in redelijkheid zijn gemaakt, zeker niet in het licht van het totaal aantal opgevoerde manuren. Ook hier heeft te gelden: de overeenkomst met Tebecon is niet zonder meer leidend.
4.49.
Bedi heeft in bijlage 4 (productie 30 van Bedi) het aantal manuren per kostenpost gespecificeerd. In totaal zijn er 3.446 manuren gewerkt. In bijlage 3 van productie 30 van Bedi worden die manuren uitgesplitst in 3.124,51 ‘gewone manuren’(tarief € 65,63), 301,5 reisuren (tarief € 36,00), 7,75 uren 125% (tarief € 82,04) en 12,25 uren 150% (tarief
€ 98,45). Onduidelijk is of voor voornoemde 20 uur een toeslag gerechtvaardigd is. Daar is geen onderbouwing voor, en dit volgt verder ook niet uit de overgelegde producties. In voornoemde bijlage 4 wordt immers voor alle uren een uurtarief van € 65,63 aangehouden. Het verweer slaagt dan ook in die zin dat voor voornoemde 20 uur een uurtarief van
€ 65,63 wordt aangehouden en de toeslag (voor een bedrag van € 529,13) wordt afgewezen.
Materiaalkosten
4.50.
Het verweer dat Tebecon ten aanzien van de verschillende producties geen verband kan leggen, en het daarmee onvoldoende onderbouwd is, slaagt niet. Productie 30 bijlage 5b geeft een overzicht van alle materialen die zijn aangeschaft, waar ze zijn gekocht en tegen welke prijs. Productie 31 bestaat uit facturen, ter onderbouwing van voornoemde bijlage 5b. Waarom volgens Tebecon sprake is van een onvoldoende onderbouwing van de vordering is, zonder nadere onderbouwing, onduidelijk. Van Tebecon mag worden verwacht dat zij inzichtelijk maakt ten aanzien van welke materiaalkosten zij geen verband kan leggen. Dit kan zij bijvoorbeeld te doen door op te sommen welke facturen - als dit al het geval is - ontbreken.
Materieel
4.51.
Het verweer van Tebecon dat Bedi de door haar beweerdelijk gemaakte materieel kosten niet onderbouwt, slaagt. Bedi komt ten aanzien van de materieel kosten met niet meer dan een blote stelling dat zij die kosten heeft gemaakt. In het licht van het verweer van Tebecon had het op de weg gelegen die kosten nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van facturen van de verhuurder van het materieel, zijnde Boels. De rechtbank heeft onder productie 31 van Bedi één factuur van Boels aangetroffen van € 305,22. Echter is aan de hand van die factuur niet te herleiden waar deze betrekking op heeft. De vordering van € 12.674,75 aan materieel wordt afgewezen.
Uitvoeringskosten
4.52.
Bedi heeft de uitvoeringskosten per functie (projectleider, uitvoerder en werkvoorbereider) gespecificeerd (productie 30 bijlage 3). Tebecon betwist de noodzaak van de voorbereiding op de bouwvergadering en de aanwezigheid van de projectleider en uitvoerder bij die bouwvergadering. Vooropgesteld: dat Tebecon de noodzaak betwist, maakt nog niet dat beiden niet bij die bouwvergadering aanwezig waren. Dit wordt ook niet door Tebecon betwist. Daarbij: toen Tebecon nog bezig was met de uitvoering van project Heerlen was het gebruikelijk dat zowel de projectleider als de uitvoerder bij de bouwvergaderingen (zie bijvoorbeeld het verslag van de bouwvergadering van 26 september 2019, productie 17) aanwezig waren. Zoals Tebecon zelf naar voren brengt (randnr. 88 bij de CvA in reconventie), is het aan Bedi om nieuwe informatie over de stand van het werk in de bouwvergadering in te brengen. In dat licht valt niet in te zien waarom voorbereiding van zo’n vergadering niet aan de orde is. Het verdient voorts opmerking dat zowel de projectleider als de uitvoerder ieder voor de vier bouwvergaderingen telkens 1 uur ter voorbereiding heeft opgevoerd. Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Het verweer slaag dan ook niet.
4.53.
De werkvoorbereider heeft 18 uur aan project Heerlen besteedt. Van die 18 uur heeft hij 2 uur besteed aan het opmaken van een herstelplan (zie productie 30 bijlage 3 van Bedi). In het licht van het verweer dat er al een herstelplan lag, heeft Bedi nagelaten haar stelling dat er nòg een herstelplan nodig was te onderbouwen. De vordering wordt voor een bedrag van € 150,80 (2 uur x € 75,40) dan ook afgewezen.
Rapporten Solid Services
4.54.
Tebecon is gehouden tot betaling van de door Bedi geleden schade. Tebecon is immers tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst (project Heerlen). Als vermogensschade komt (mede) voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 BW). Tebecon erkent dat de kosten gemaakt zijn vaststelling van schade. Daarmee ligt de vordering van € 7.610,00 voor toewijzing gereed.
Garanties
4.55.
Vooropgesteld zij dat het bedrag aan misgelopen garanties van € 16.283,18 ziet op beide overeenkomsten, project Heerlen en project Maastricht. Ten aanzien van project Maastricht is die vordering reeds afgewezen (rov. 4.10.). Dit betekent dat het bedrag al alleen daarom niet in zijn geheel toewijsbaar is. De vordering voor zover die ziet op project Heerlen ziet op een bedrag van (3 % van € 371.588,96) € 11.147,67.
4.56.
Bedi wijst ter onderbouwing van haar vordering primair op de e-mails als overgelegd bij productie 2 en 38 t/m 41. Zonder nadere toelichting bij die e-mails - die door Bedi niet is gegeven - valt niet in te zien waarom sprake is van een tussen partijen overeengekomen garantie. Uit de e-mail van 18 september 2018 (productie 38 van Bedi) staat dat er naar aanleiding van een afrondend gesprek met BAM en Zuyderland vragen zijn gesteld over onder meer garantietermijnen en voorwaarden. In de e-mails van 19 september 2018 (productie 39 van Bedi) worden door Tebecon vragen beantwoord over een verzekerde garantie (‘is een verzekerde garantie mogelijk en wat zijn hiervan de kosten en voorwaarden?’), waarna vervolgens in de e-mail van 28 september 2019 staat dat er ten aanzien van de verzekerde garantie verdere afspraken gemaakt moeten worden (productie 41 van Bedi). Wanneer en met wie - Tebecon met Bedi of zoals Tebecon stelt te vermoeden, Bedi en BAM - een garantie is overeengekomen wordt door Bedi niet onderbouwd, en is overigens ook niet uit deze producties te ontwaren. Nu het zijdens Bedi bij een blote stelling blijft, is er geen plaats voor een bewijsopdracht.
Zonder nadere toelichting, die door Bedi (wederom) niet gegeven is, valt niet in te zien hoe uit artikel 7:761 BW een garantie voortkomt, laat staan wat de inhoud van die garantie is.
De vordering wordt, voor zover deze ziet op de garanties, dan ook afgewezen.
Slotsom kosten
4.57.
Gezien hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder rov. 4.44. tot en met 4.56., ligt voor toewijzing gereed:
- € 217.228,20 (€ 217.757,33 - € 529,13) aan manuren,
- € 43.818,83 aan materiaalkosten,
- € 10.821,70 (€ 10.972,50 - € 150,80) aan uitvoeringskosten,
-
€ 7.610,00kosten Solid Services
in totaal: € 279.538,73.
4.58.
De wettelijke handelsrente ziet niet op schadevergoedingsbedragen, zodat de primair gevorderde handelsrente wordt afgewezen.
Zonder nadere onderbouwing van Bedi valt, in het licht van het verweer van Tebecon, niet in te zien waarom Tebecon reeds op 4 juli 2019 in verzuim verkeerde. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf - als subsidiair gevorderd - de dag van indienen van de eis in reconventie (30 december 2020).
Verrekening?
4.59.
Tebecon heeft behoudens het slagen van het verrekeningsverweer in beginsel een vordering op Bedi van € 17.654,17 (rov. 4.13.), en Bedi heeft een vordering op Tebecon van € 279.538,73 (rov. 4.57.). Voor een geslaagd beroep op verrekening is een verrekeningsverklaring van schuldeiser gericht aan schuldenaar vereist (artikel 6:127 BW). Tussen partijen is niet in geding dat Bedi zo’n verrekeningsverklaring aan Tebecon heeft doen toekomen. Het verrekeningsverweer slaagt. Dit betekent dat de vordering van Tebecon teniet gaat (artikel 6:127 BW).
Anders dan Bedi stelt (randnr. 100 CvA in conventie, tevens eis in reconventie) wordt allereerst verrekend met de kosten, vervolgens met de rente en ten slotte pas met de hoofdsom en de lopende rente (artikel 6:44 BW). De rechtbank zal in haar dictum overeenkomstig bepalen.
Opheffing van het door Tebecon gelegde beslag?
4.60.
Bedi laat na haar vordering om het door Tebecon gelegde beslag op te heffen en opgeheven te houden, te onderbouwen. Onduidelijk is dan ook op welke gronden het beslag (ingevolge artikel 705 Rv) opgeheven dient te worden en met welke belangen in het kader van de wederzijdse belangen afweging rekening dient te worden gehouden. Bij gebrek aan onderbouwing wordt de vordering afgewezen.
In conventie: proces-, buitengerechtelijke incasso- en beslagkosten
4.61.
Met het tenietgaan van de vordering van Tebecon op Bedi (rov. 4.59), liggen ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde beslagkosten voor afwijzing gereed.
4.62.
Tebecon wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze proceskosten worden aan de zijde van Bedi tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 2.042,00
  • salaris advocaat
in totaal: € 4.190,00
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als in het dictum bepaald.
4.63.
De rechtbank wijst in conventie het meer of anders gevorderde af.
In reconventie: proces-, buitengerechtelijke incasso- en beslagkosten
4.64.
De rechtbank stelt vast dat Bedi voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’ (verder: het besluit) bepaalde tarief. De rechtbank merkt daarbij op dat ze bij het bepalen van de hoogte is uitgegaan van het toe te wijzen bedrag van € 279.538,73. De rechtbank zal de vergoeding dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 3.172,69.
Dat, als door Tebecon gesteld, uit niets blijkt dat Tebecon niet bereid zou zijn niet tot herstel over te gaan, maakt dit niet anders. Ondanks inspanningen om er buitengerechtelijk uit te komen, hetgeen verder ook niet wordt betwist, zijn partijen hier niet in geslaagd. Voor zover Tebecon bedoelt dat de rechtbank de vergoeding dient te matigen in de zin artikel 242 Rv heeft te gelden dat de matigingsbevoegdheid niet zover reikt - nog daargelaten dat in hetgeen Tebecon naar voren heeft gebracht zij geen reden tot matiging ziet - dat zij een lager bedrag als op grond van het Besluit begroot kan toewijzen. Anders gezegd: het besluit vormt de ondergrens. (ECLI:NL:HR:2015:1868)
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke wordt toegewezen als in het dictum bepaald.
4.65.
De rechtbank kan, bij gebreke van de akte van overbetekening van het beslag aan gedaagde, niet vaststellen of alle formaliteiten in acht zijn genomen. De beslagkosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.66.
Tebecon wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze proceskosten worden aan de zijde van Bedi tot op heden begroot op € 4.982,00
(2 punten x € 2.491,00, tarief VI). De wettelijke rente wordt toegewezen als in het dictum bepaald.
4.67.
De rechtbank wijst in reconventie het meer of anders gevorderde af.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Tebecon tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Bedi tot de
datum van dit vonnis begroot op € 4.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel
6:119 BW) over dat bedrag vanaf 14 dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken tot
de dag der algehele voldoening,
5.3.
bepaalt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat Tebecon tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst van 27 september 2018 en deze overeenkomst per 24 april 2020 partieel, te weten voor zover deze nog niet zijn uitgevoerd, ontbonden is,
5.5.
veroordeelt Tebecon tot vergoeding aan Bedi van de door haar geleden schade van
€ 279.538,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indienen van de eis in reconventie (30 december 2020), tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
verstaat dat op het onder 5.5. toegewezen bedrag in mindering dient te strekken het door Tebecon door verrekening voldane bedrag van € 17.654,15, met toepassing van het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW,
5.7.
veroordeelt Tebecon tot betaling aan Bedi van € 3.172,69 ten titel van buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
5.8.
veroordeelt Tebecon tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Bedi tot de
datum van dit vonnis begroot op € 4.982,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over dat bedrag vanaf 14 dagen na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken tot de dag der algehele voldoening,
5.9.
bepaalt het vonnis met uitzondering van de onder 5.4. opgenomen verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB